EXAMEN Flashcards
naar de Noordzee gaan
an die Nordsee fahren
het kapsel
die Frisur (en)
op café gaan
in die Kneipe gehen
parkeren
parken parkt
een trektocht maken
wandern wandert
de citytrip
die Städtereise (n)
de zin
die Lust
naar het meer rijden
an den See fahren
een daguitstap maken
einen Tagesausflug machen
naar een feestje gaan
auf eine Party gehen
naar Zwitserland
in die Schweiz
onbegrijpelijk
unbegreiflich
de medeleerlinge
die Mitschülerin (nen)
naar de cinema
in das Kino
naar de oever zwemmen
ans Ufer schwimmen
in de winter
im Winter
het examen
die Prüfung (en)
de auto
das Auto (s)
horen, luisteren naar
hören hört
het strafwerk
die Strafarbeit (en)
naar de bergen / naar de Alpen
in die Bergen, in die Alpen
het labo
das Labor (e)
de attractie
die Attraktion (en)
chemie
Chemie
naar het restaurant, naar een bar
in das Restaurant, in eine Bar
Frans
Französisch
Wat is de vervoeging van het werkwoord laufen (lopen)?
laufe
läufst
läuft
laufen
lauft
laufen
Wat is de vervoeging van het werkwoord haben (hebben)?
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Vervoeg ‘ein’ in de Nom, Akk, Dat.
ein eine ein keine
einen eine ein keine
einem einer einem keinen (+n)
de gitaar
die Gitarre (n)
naar de zee rijden
an das Meer fahren
an die See fahren
naar de Rein rijden
an den Rhein fahren
naar de zoo
in den Zoo
de verveling
die Langeweile
de zomervakantie
die Sommerferien
naar een concert gaan
auf ein Konzert gehen
de auto
das Auto (s)
sporten
Sport treiben treibt Sport, hat Sport getrieben
Wat is de vervoeging van het werkwoord gehen (gaan)?
gehe
gehst
geht
gehen
geht
gehen
naar het platteland
auf das Land
uitleggen
erklären, erklärt
naar het station
zu dem Bahnhof
naar de Verenigde Staten
naar de USA
in die Vereinigten Staaten
in die USA
Engels
Englisch
Wat is de vervoeging van het werkwoord mögen (lusten, graag hebben)?
mag
magst
mag
mögen
mögt
mögen
de advertentie
die Anzeige (n)
naar een festival
auf ein Festival
naar de arts
zu dem Arzt
de afwisseling
die Abwechslung
wiskunde
Mathe
los, ontspannen
locker
kerstvakantie
Weihnachtsferien
de balpen
der Kugelschreiber (-)
gemotiveerd
motiviert
paasvakantie
Osterferien
godsdienst
Religion
in het weekend werken
am Wochenende arbeiten
rijden
fahren fährt, ist gefahren
ontmoeten
treffen trifft, hat getroffen
in het weekend
am Wochenende
uitslapen
ausschlafen schläft aus, hat ausgeschlafen
informatica
Informatik
naar de discotheek
in die Disko
naar de cinema
in das Kino
naar Nederland
in die Niederlande
proper
sauber
naar Turkije
in die Türkei
de daguitstap
der Tagesausflug
naar Roeselare
nach Roeselare
naar het theater
in das Theater
oefenen
üben übt
het muziekinstrument
das Musikinstrument (e)
paardrijden
reiten reitet, ist geritten
de werknemer
der Mitarbeiter (-)
vroeg opstaan
früh aufstehen
naar een festival
auf ein Festival
in de lente
im Frühling
stom
blöd
het woord (mv. woordenschat)
die Vokabel (n)
vuil
schmutzig
spectaculair
spektakulär
Wat is de vervoeging van het werkwoord treten (treden)?
trete
trittst
tritt
treten
tretet
treten
schoolvakantie
Schulferien
Wat is de vervoeging van het werkwoord finden (vinden)?
finde
findest
findet
finden
findet
finden
het potlood
der Bleistift (e)
de toegangsprijs
der Eintrittspreis (e)
de bijles
die Nachhilfe
weggaan
weggehen geht weg, ist weggegangen
naar het restaurant
naar een bar
in das Restaurant
in eine Bar
de netheid
die Sauberkeit
sympathiek
sympathisch
ongeduldig
ungeduldig
Wat is de vervoeging van het werkwoord tragen (dragen)?
trage
trägst
trägt
tragen
tragt
tragen
spijtig
schade
die Hauptschule
- Klasse 5-9
- man lernt einen handwerklichen Beruf
- bereitet auf das Berufsleben vor
- wird abgeschlossen mit einem
Hauptschulabschluss - danach macht man meistens eine Lehre
- +/- BSO
der Kindergarten
von 3 bis 6
de helper
der Helfer Helfer
het meer
der See (n)
een film kijken
einen Film sehen
het concert
das Konzert (e)
tof, leuk
toll
naar België
nach Belgien
het strafwerk
die Strafarbeit (en)
vriendelijk
freundlich
bezoeken
besuchen besucht
de deelstaat
das Bundesland (¨er)
proper
sauber
de sporthal
die Sporthalle (n)
naar het zuiden / noorden / westen / oosten
in den Süden / Norden / Westen / Osten
naar de kathedraal
zu dem Dom
Wat is de vervoeging van het werkwoord stoßen (stoten)?
stoße
stößt
stößt
stoßen
stoßt
stoßen
naar een pretpark gaan
in einen Freizeitpark gehen
het schoolplein
der Schulhof (¨e)
naar de kroeg
in die Kneipe
Wat zijn de Wechselpräpositionen?
an auf in
über unter hinter vor
neben zwichen
(Akk -> beweging
Dat -> toestand)
luieren
faulenzen
het uur, lesuur
die Stunde (n)
naar het museum
in das Museum
naar de brug
zu der Brücke
naar een restaurant gaan
in ein Restaurant gehen
ouderwets
altmodisch
Wat is de vervoeging van het werkwoord sollen (moeten, bevel)?
soll
sollst
soll
sollen
sollt
sollen
Wat is de vervoeging van het werkwoord arbeiten (werken)?
arbeite
arbeitest
arbeitet
arbeiten
arbeitet
arbeiten
Wat is de vervoeging van het werkwoord stehen (staan)?
stehe
stehst
steht
stehen
steht
stehen
naar Turkije
in die Türkei
naar het postkantoor
zu der Post
de begeleider
der Betreuer Betreuer
naar de sportschool
in das Fitnessstudio
de lerares
die Lehrerin (nen)
de opdracht
die Aufgabe (n)
naar Iran
in den Iran / nach Iran
Wat is de vervoeging van het werkwoord fahren (rijden)?
fahre
fährst
fährt
fahren
fahrt
fahren
het pretpark
der Freizeitpark (s)
het liefst
am liebsten
naar een feestje
auf eine Party
leraar
der Lehrer (-)
de regel
die Regel (n)
naar huis gaan
nach Hause gehen
Wat is de vervoeging van het werkwoord rechnen (rekenen)?
rechne
rechnest
rechnet
rechnen
rechnet
rechnen
naar een ijssalon gaan
ins Eiscafé gehen
naar de kust rijden
an die Küste fahren
de stoel
der Stuhl (¨e)
de tram
die Straßenbahn (en)
opstaan
aufstehen, steht auf, ist aufgestanden
naar een feestje
auf eine Party
Wanneer gebruiken we “in”?
(+ Akk.)
- aardrijkskundige namen met lidwoord
- zelfstandige naamwoorden die met ontspanning te maken hebben
- ergens binnen
- met windrichting
