Etape 3 Flashcards
wat…….?
qu’est-ce que….?
er is /er zijn
il y a
mooi
beau
groot
grand/grande
het plein
la place
klein
petit/petite
het café
le café
het zwembad
la piscine
de zee
la mer
maar
mais
vlakbij
tout prés
het centrum
le centre-ville
mevrouw
madame
eenvoudig
simple
naar links
á gauche
vervolgens
puis
naar rechts
á droit
rechtdoor
tout droit
hartelijk bedankt
merci beaucoup
daarginds
lá bas
nee
non
drie
trois
waar zijn…?
oú sont…?
de winkel
le magazine
de kledingwinkel
la boutique
leuk/mooi
joli/jolie
de straat
la rue
het terras
la terrasse
hier
ici
perfect!
parfait!
het huis
la maison
de tafel
la table
de stoel
la chaise
de keuken
la cuisine
naast
á côté
achter
derriére
de tuin
le jardin
de badkamer
la salle de bains
de douce
la douce
het toilet
les toilettes (v)
de slaapkamer
la chambre
de zolder
le grenier
voor
devant
het raam
la fenêtre
op
sur
het bureau
le bureau
de computer
l’ordinateur (M)
de televisie
la télé
het bed
le lit
Wat is er?
Qu’est qu’il y a?
pardon mevrouw, waar is het centrum?
Pardon madame,oú est le centre-ville?
het is links, dan rechts en vervolgens rechtdoor
C’est á gauche, puis á droit et puis tout droit
daar is een groot plein
Lá, il y a une grande place
er is een klein terras
il y a une petite terrasse ici
het is een groot huis
C’est une grande maison
achter het huis is een mooie tuin
Deriére la maison, il y a un joli jardin
mijn bureau staat voor het raam
Mon bureau est devant la fenêtre
op mijn bureau, staat een computer
Sur mon bureau, ily a un ordinateur
mijn bed staat rechts
mon lit ast á droit
