Erfelijkheid 3 Flashcards

1
Q

Allel

A

invulling van een bepaald kenmerk, wanneer van een gen twee (of meer)
varianten bestaan. Verduidelijking van het gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Homozygoot

A

(teeltzuiver): gelijke allelen, identiek genenpaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Heterozygoot

A

(teeltonzuiver) Verschillende gameten, niet identiek genenpaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dominantie

A

overheersend (hoofdletter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Recessiviteit

A

wordt onderdrukt (kleine letter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

monohybride kruisingen

A

kruisingen waarbij 1 kenmerk wordt bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dihybride kruisingen

A

kruisingen waarbij 2 kenmerken worden bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gregor Johan Mendel, wie wat?

A

Augustijner monnik
* Oostenrijk
* Rond 1860 grondlegger van de erfelijkheidsleer
Mendel onderzocht van een groot aantal erwtenrassen de overerving van o.a.
bloemkleur, de vorm en de kleur van de zaden, de kleur van de peul, hoogte
planten.
Pas rond 1900 werd door andere onderzoekers de waarde van zij ontdekkingen
ingezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reciprociteitsregel

A

Het maakt niet uit welk organisme de zaadcellen of eicellen levert.
Het geslacht maakt geen verschil uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Splitsingswet

A

Een gedeelte vertoont het kenmerk van 1 ouderplant, een ander
gedeelte vertoont het kenmerk van de andere ouder plant. Deze
kenmerken verhouden zich als 3/1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onafhankelijkheidswet

A

Bij dihybride kruisingen gebeurt de splitsing van 2 eigenschappen
onafhankelijk van de andere eigenschappen waarin de ouders
verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fenotype 1)
Genotype 2)

A

1) uiterlijke verschijningsvorm vb. gele zaden
2) informatie zoals ze beschreven staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke factoren kunnen genmutaties veroorzaken?

A

UV licht, radioactiviteit, chemische stoffen, ongewone temperaturen…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een genmutatie?

A

Een verandering in de opeenvolging van de basen in de DNA-moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een chromosoommutatie?

A

Het aantal chromosomen blijven gelijk, maar er zijn kleinere afwijkingen op het niveau van chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van een genoommutatie?

A

Verstrooide meiose, de chromosomenparen gaan niet netjes uiteen

17
Q

Wat is een genoommutatie?

A

een wijziging van het aantal chromosomen. De eicel bevat een afwijkend aantal chromosomen

18
Q

Wat is een carcinogene stof?

A

Wat is een carcinogene stof?

19
Q

Wat zijn mutagene stoffen?

A

stoffen die een mutatie kunnen veroorzaken

20
Q

Van waar kunnen mutaties het gevolg van zijn?

A

Van waar kunnen mutaties het gevolg van zijn?

21
Q

Wat is een mutant?

A

Organisme dat een mutatie ondergaan is, en het fenotypisch waarneembaar is

22
Q

Wat is een mutatie?

A

een verandering in het genetisch materiaal

23
Q

wat zijn modificaties?

A

het gevolg van uitwendige omstandigheden die verandering in het fenotype veroorzaken die niet erfelijk zijn

24
Q

Wat is variablitieit?

A

Genotypisch gelijke individuen die toch onderlinge verschillen tonen

25
Q

Wat is hormonale stimulatiekuur?

A

Neemt plaats voor de vruchtbaarheidsbehandeling, IVF en ICSI, en zorgt dat er meerdere eicellen rijpen tijdens 1 menstruatiecyclus

26
Q

Hoe zorgt hormonale anticonceptie ervoor dat je niet zwanger wordt?

A

Ze onderdrukken de hormonenschommelingen zodat er geen eicelrijping plaatsvindt

27
Q

Bij welke vruchtbaarheidstechniek kan je het DNA van de eicel of zaadcel aanpassen?

A

IVF en ICSI

28
Q

Bij welke vruchtbaarheidstechniek vindt de bevruchting binnen het lichaam plaats?

A

Kunstmatige inseminatie

29
Q

Bij welke vruchtbaarheidstechniek vindt de bevruchting buiten het lichaam plaats?

A

IVF en ICSI

30
Q

Wat zijn de 4 soorten genmutaties?

A

Substitutie, 1 base wordt vervangen

Insertie, 1 of meerdere basen worden toegevoegd

Amplificatie, een volledige codon wordt herhaald

Deletie, een base verdwijnt uit het DNA