elektrodynamica1 Flashcards

1
Q

Waar zitten de elektronen en protonen in de atoom?

A

elektronen op de schil en protonen in de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heten de elektronen op de buitenste schil van een atoom?

A

valentie-elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heet de verzameling van protonen en neutronen? (2 mogelijkheden)

A

nucleon of kern (nucleon is Latijns voor kern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gelijksoortig geladen voorwerpen … en ongelijksoortige …

A

gelijksoortig geladen voorwerpen stoten elkaar af en ongelijksoortige trekken elkaar aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer is een voorwerp negatief elektrisch geladen, wanneer positief en wanneer neutraal?

A

negatief als het elektronen opneemt, positief als het elektronen afstaat en neutraal als de protonen en elektronen gelijk staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

formule van elektrische stroomsterkte

A

I = (delta)Q / (delta)T

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom zullen papieren aangetrokken worden tot een opgewreven buisje van kunststof en niet van metaal

A

bij het buisje van kunststof zit de lading aan de buitenkant en bij die van metaal zitten ze verspreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een spanningsbron?

A

soort pomp die de lading van lage potentiële energie terugbrengt naar hoge potentiële energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

elektrisch geladen

A

elek opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

elektrisch neutraal

A

elek zijn in beide stoffen gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geleider

A

extra elek worden opgenomen in het in het materiaal, hier stomen ook de elektronen door (inwendig geladen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

isolator

A

stof waar elek zich niet in kunnen verplaatsen (uitwendig geladen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

elektrische spanning

A

het verschil in potentiele energie per eenheid van lading tussen twee punten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

elektrische stroom

A

ontstaat door de lading in beweging te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

elektrische stroomkring

A

bestaat uit snoeren, een spanningsbron, lampen, weerstanden waar elektrische stroom kan door vloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

conventionele elektrische stroomzin

A

> naar de II— (negatieven pool)

17
Q

wat gebeurt er bij stroomdoorvoer in een metalen geleider?

A

de elektronen botsen tegen de metaalatomen en creëren thermische energie

18
Q

wat doet een KWH-meter?

A

meet je verbruik zodat een factuur opgesteld kan worden

19
Q

formule van elektrische stroomsterkte

A

I = (delta)Q / (delta)t

20
Q

coulomb symbool

A

Q

21
Q

coulomb

A

elektrische lading

22
Q

Welke deeltjes bezitten geen lading?

A

nucleonen

23
Q

Wat weet je over de totale lading van de kern en de totale lading rond de kern?

A

De totale lading is gelijk in grootte en heeft een tegengesteld teken.

24
Q

neutron symbool

A

n0

25
Q

De lading van voorwerp 1 is positief, de lading van voorwerp 2 ook. De onderlinge werking is

A

afstoten

26
Q

Als twee ongelijksoortige ladingen dicht genoeg bij elkaar komen, zullen ze elkaar

A

aantrekken

27
Q

elektrisch neutraal

A

Deze stoffen bevatten evenveel protonen als elektronen.