engels vocabulair unit 2 Flashcards
een beker
a beaker
een bunsenbrander
a busen burner
een druppelteller
a pipette
een oog wasstation
an eye washing station
eerste hulp doos
a first aid kit
een lapjasje
a lap coat
een microscoop
a microscope
een gootsteen
a sink
een proefbuis
a test tube
een tang
a pair of tongs
toevoegen
to add
dippen
to dip
opzuigen
to draw up
opzuigen
to draw up
opzuigen
to draw up
opzuigen
to draw up
opzuigen
to draw up
drijven
to float
meten
to measure
gieten
to pour
zinken
to sink
knijpen
to squeeze
stapelen
to stack
langzaam naar beneden glijden
to trickle down
een kleur geven
to colour
besluiten
to conclude a creation
creeeren
to create
onderzoeken
to examine a examination
mengen
to mix a mixure
om
in order to
0.5
zero point five
2.5
two point five
0.333
zero point three three three
0;666
0;666
zero point six six six
0.25
zero point two five
0.75
zero point seven five
1/2
a half
1/3
one thind
2/3
two thirds
1/4
one quarter
3/4
three quarters
cm3
cubic centimetre
cu in
cubic inch
ml
millilitre
fl oz
fluid ounce
kg
kilogram
g
gram
lb
pound
loubs
pouds
oz
ounce
voorzichtig zijn
to be careful
precies zijn
to be exact
besmetten
to contaminatie
snijden
to cut
vuilmaken
to dirty
blokkeren
to obstruct
beschermen
to protect
morsen
to spill
een chemische product
a chemical
een noodgeval
an emergency
een noodgeval
an emergency
uitrusting
equipment
een experiment
an experiment
ontvlambaar
flammable
handschoenen
a pair of gloves
een veiligheidsbril
a pair of safety glasses
zeer gevraalijk
hazardous
giftig
poisonous
bescherming
protection
toezicht
supervision
een werkplaats
a workplace
dichtheid
desinty
een staal
a specimen