Engels toets unit 4 zinnen Flashcards
Waar/ wanneer zullen we afspreken?
Where/ when shall we meet?
Zou vier uur goed uitkomen?
Would four o’clock be all right?
Wat denk je van de eerste?
How about the first?
Ik zie je hier aanstaande vrijdag om 16:00 in de winkel.
I’ll see you here in the shop at 4 p.m. this friday
Zou je langs willen komen voor een sollicitatiegesprek?
Would you like to come in for an interview?
Wat vind je van vijf per week om mee te beginnen?
What do you think about five a week to start with?
Wat denk je van aanstaande vrijdag om 15:00 uur
How about 3 p.m. this friday?
Zullen we morgen in mijn kantoor afspreken?
Let’s meet at my office tomorrow
Dat zou geweldig/ leuk zijn
That would be great/ nice
Dat klinkt goed
That sounds good.
Het spijt me, maar ik kan niet om drie uur komen.
Im sorry, but I can’t come at three
Ik ben bang dat ik je dan niet kan treffen
I’m afraid I won’t be able to meet you then
Wat voor werk doe je? - Ik ben ingenieur
What do you do? - I’m an engineer.
Wat wil je worden? - Ik wil graag kok worden
What do you want to be? - I’d like to be a chef
Waar werk jij? - Ik werk in een supermarkt
Where do you work? - I work at a supermarket.