Engels (over geld) Flashcards
gierig zijn, krenterig zijn
to be a cheapskate / closefisted
not wanting to spend much money
iemand zijn die niet graag geld uitgeeft
to be a penny pincher
being overly conscious about money
met het saldo onder nul gaan, in het rood gaan
to be in de red
to spend more money than you earn
heel rijk zijn, stinkend rijk zijn
to be loaded
to have a lot of money
net uit de kosten geraken
to break even
to neither gain nor lose money
je blauw betalen
to break the bank
to be very expensive
geld verdienen, brood op de plank brengen
to bring home the bacon
to earn money to support your family
iets met weinig geld doen
to do something on a shoestring
to do something on a budget
de rekening eerlijk verdelen
to do Dutch
to split the bill equally
je geld verspelen, geld over de balk gooien
to have money to burn / to pour money down the drain
to have more money than you need / to misuse or trow away money
een dief zijn, lange vingers hebben
to have sticky fingers
to be a shoplifter, pickpocket
heel weinig geld hebben
to live from hand to mouth
to live on very little money
toekomen met je geld, de eindjes aan elkaar knopen
to make ends meet
to make the money needed
geld is niet makkelijk te vergaren, het groeit niet op mijn rug
money doen’t grow on trees
money is not easy to acquire
een appeltje voor de dorst
nest egg
money that has been saved up
ophoesten
to pony up
to pay for something or settle a debt
geld verdienen zonder er veel moeite voor te doen
to ride the gravy train
earning a lot without having to do much for it
minder geld gaan uitgeven, de buikriem aanhalen
to tighten your belt
to reduce your budget
(bank)rekening
account
geldautomaat
ATM / cash machine