Engels Flashcards
blauw oog
black eye
verstuikte enkel
sprained ankle
een breuk hebben
to have a fracture
blauwe plek
bruise
hersenschudding
concussion
brandwonde
burn
zalf
ointment
siroop
syrup
oogdruppels
eye drops
pil
pill
gaas
gauze
pijnstiller
painkiller
thermometer
thermometer
reageerbuis
test tube
spuit
syringe
verband
bandage
schaar
scissors
brace
brace
stethoscoop
stethoscope
gips
plaster cast/cast
krukken
crutches
zuurstofmasker
oxygen mask
pijn
ache
analyseren
to analyse
een verkoudheid hebben
to come down with a cold
analyse
analysis
geneesmiddel
cure
snijwonde
cut
diagnosticeren
to diagnose
eetpatroon, dieet
diet
diagnose
diagnosis
ziekte
disease
een wonde verzorgen
to dress a wound
spoed
emergency room
onderzoeken
to examine
duizelig zijn
to feel dizzy
iemands pols voelen
to feel someone’s pulse
zich stijf voelen
to feel sore
hoofdpijn hebben
to have a headache
een hartaanval krijgen
to have a heart attack
een snotneus hebben
to have a runny nose
koorts hebben
to have a temperature
genezen
to heal
ziek
ill
ziekte
illness
letsel, kwetsuur
injury
bijsluiter
leaflet
remedie
remedy
misselijk, ziek
sick
pijnlijke spieren
sore muscles
vertuiken
to sprain
maagkrampen hebben
to suffer from stomach cramps
verzorgen
to take care of
iemands temperatuur meten
to take someone’s temperature
behandelen
to treat
behandeling
treatment
volgorde van behandeling
triage
wonde
wound
allergoloog
allergist
anesthesist
anaesthesiologist
cardioloog
cardiologist
tandarts
dentist
dermatoloog
dermatologist
huisarts
general practitioner
gynaecoloog
gynaecologist
vroedvrouw
midwife
neuroloog
neurologist
verpleger / verpleegster
nurse
oncoloog
oncologist
oogarts
ophtalmologist
kinderarts
peadiatrician
kinesist
physical therapist
psychiater
psychiatrist
radioloog
radiologist