Engels 5 Flashcards
heat
verwarm
saucepan
steelpan
garlic glove
teentje look
chopped
gehakte
season
kruid
stir
roeren
wilt
stoof
medium heat
middelhoog vuur
squeeze
uitpersen
chop
fijnhakken
fry
fruit
marjoram
marjolein
cut
snijd
tea towel
theedoek
pastry brush
deegborstel
spatula
spatel
spread
uitsmeren
fold
plooi
brush
bestrijk
wrap
wikkel
bring to boil
breng aan de kook
baking dish
ovenschaal
sprinkel
bestrooi met stukjes
drizzel
besprenkel met vloeistof
esquisite
voortreffelijk
extensive
uitgestrekt
impeccable
onberispelijk
seasonal
seizoensgebonden
scenic
pittoresk
histrically richly endowed
begriftigd met een rijke geschiedenis
ducal
hertogelijk
thorough
grondig
convienently located
gunstig gelegen
write up
de notulen nemen
take the minutes
de notulen nemen
briefly summarise
kort samenvatten
time is getting short
de tijd dringt
contribution
bijdrage
outcome
resultaat
lack of
gebrek aan
attending
bijwonen
decompose
afbreken