Eiwitsynthese en eiwitadressering Flashcards

1
Q

start- en stopcodons

A
  • AUG
  • UAA, UGA, UAG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Polysoom

A

= het complex van meerdere ribosomen op 1 mRNA
-> assemblage subeenheden (50S en 30S) in nucleolus -> transport (appart)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eiwitsynthese

A
  • tRNA:
    codon specifiek AZ’en aanbrengen (aminoacyl-tRNA synthetasen brengen specifieke AZ van codon)
    -> 3’CCA bindt AZ
    -> 1 anticodon-lus kan dankzij I (inosine) ‘wobble’ basepairing <=> slechts 30-40 tRNAs voor 64 codons
    -> binding van AZ op tRNA via eindstandig OH
  • initiatiecomplex (thv AUG startcodon)
    1. 30S subunit + IFs (initiatiefactoren)
    2. = preinitiatie-complex + tRNA(Meti)-fMet + mRNA
    3. 30S initiatiecomplex + 50S subunit
    4. = 70S initiatiecomplex
  • elongatie
    OPM: A = aminoacyl-tRNA initiatie plek ; P = Peptidyl-tRNA ; E = Exit
    -> codon - anti-codon-tRNA + EFs-GTP (elongatiefactoren) <=> hydrolyse = elongatie
  • terminatie
    stopcodon <=> eRFs (release factors) binden <=> hydrolyse + release mRNA <=> 50S subunit weg en initiatiecomplex kan weer gevormd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kwaliteitscontrole: NMD

A

Exon Junction Complexes, gevormd bij splicing intronen, duwen ribosoom verder en vermijden prematuur stopcodon, indien PTM mRNA decay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eiwitafbraak

A

Ubiquitinatie (E1,E2,E3) aan lysine residu’s EW <=> afbraak in proteasoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly