DNA schade en herstelmechanismen Flashcards
1
Q
purines en pyrimidines
A
purines: (cGMP en cAMP) (met zijring eraan)
- cytosine
- adenosine
C <-> T = transities
pyrimidines: (geen ring)
- gunanine
- thymine
- uracil
G <-> T = transversies
2
Q
voorbeeld C -> T
A
= transversie:
eerst methylering C, dan deaminatie tot thmine
=> na replicatie 2 opties:
1. correct herstelt C-G
2. herstelt obv fout <-> T-A
3
Q
Hoe kan een dubbele helix schade oplopen?
A
- intercalerende stoffen
- polycyclische ringen insereren tussen DNA <=> vervorming <=> insertie basepaar
VB: SYBr, ethiumbromide - base analogen
- vervangen basenpaar
4
Q
mismatch-repair
A
E. coli:
- hemi-gemethyleerde dsDNA (Dam methylase heeft dochterstreng nog niet kunnen methyleren)
- MutS loopt af op fouten
- vind fout <=> MutL is brug voor MutH
- knipt (endonuclease) en pol III probeert nogmaals
mens:
enkel MSH = MutS homologs ; herkent nicks
5
Q
base excision repair
A
- DNA glycosylase (verbreekt suiker-base=glycosidische)
- APEI endonuclease (verbreekt deoxyribose-fosfaat)
- DNA ligase en DNA pol beta herstellen
6
Q
nucleotide excision repair
A
- 2 UvrA en 1 UvrB scannen op fouten -> buiging
- UvrC knipt voor en na + helicase verwijdert
- ligase en polymerase herstellen
7
Q
NHEJ
A
- ds-break <=> Ku70/Ku80 maakt ‘dimeer’ van de 2 strengen
- uiteinden worden herstelt
- ligase plakt weer aan elkaar
8
Q
HR
A
- 3’ OH overhangs in dsDNA dankzij exonuclease
- 1 overhang invadeert homoloog dsDNA (zusterchromatide)
- DNA replicatie tot 3’ uiteinde
- same voor 2e streng (gelijktijdig => heteroduplex)