Eerste Deel: de bronnen van verbintenissen Flashcards

1
Q

Wat is een vermogensrechtelijke verbintenis?

A

Een vermogensrechtelijke verbintenis is een rechtsband tussen 2 of meer personen, ontstaan krachtens de wet ingevolge een eenzijdige of een meerzijdige rechtshandeling. Het is een in geld waardeerbare en juridische afdwingbare aanspraken kan doen gelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het onderscheid tussen verbintenissen of vorderingsrechten en zakelijke rechten?

A

A. Intern bekeken

Bij een verbintenis krijgt een een vorderingsrecht, via dat recht kan de ene persoon een aanspraak maken op een bepaalde gedraging van de andere persoon. Een zakelijk recht vestigt een rechtsbetrekking tussen één of meerdere personen en een zaak. De titularis van een zakelijk recht verkrijgt hierdoor een zeggenschap over een zaak.

B. Extern bekeken: derdenwerking

Zakelijke rechten gelden erga omnes. Ze zijn tegenwerpelijk tegenover alle derden. Bij vorderingsrecht: het bestaan van de verbintenis kan als rechtsfeit worden tegengeworpen aan derden en kan ook door hen worden ingeroepen. Maar de interne gevolgen gelden enkel tussen de partijen. De regel van de relativiteit geldt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het onderscheid tussen resultaats- en inspanningsverbintenissen?

A

A. Resultaatsverbintenis

Met een resultaatsverbintenis verbindt de schuldenaar zich ertoe om een bepaald resultaat te bereiken. Blijft hij in gebreke, dan volstaat het voor de schuldeiser om het bestaan den verbintenis en het uitblijven van het resultaat te bewijzen. De fout wordt vermoed en kan enkel worden weerlegd door een vreemde oorzaak (overmacht) die de schuldenaar moet aantonen. Dit zijn de verbintenissen om iets te geven of om iets niet te doen.

B. Inspanningsverbintenis

Met een inspanningsverbintenis verbindt de schuldenaar zich ertoe om de nodige inspanningen of middelen aan te wenden. Bij het uitblijven van een resultaat, moet de schuldeiser bewijzen dat zijn schuldenaar niet alle nodige inspanningen heeft geleverd die men van een “goede huisvader” (= bonus pater familias, een normaal voorzichtig en bedachtzaam persoon in dezelfde omstandigheden) kan verwachten. Vaak een verbintenis om iets te doen. Het onderscheid zal worden afgeleid uit het al dan niet vast of zeker karakter van het resultaat = aleatoir karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe dwing je een verbintenis af?

A

Bij verbintenissen om iets te doen of niet te doen:

  • de uitvoering in natura of rechtstreekse uitvoering de voorkeur heeft, maar dit wordt beperkt door het verbod van fysieke dwang.
  • gerechtelijke vervanging: artikel 1143-1144 BW: door een derde laten uitvoeren.
  • Dwangsom als het een verbintenis is die intuitu personae is aangenomen. Als uitvoering in natura onmogelijk of rechtsmisbruik uitmaakt, is een uitvoering bij equivalent of schadevergoeding mogelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van een vermogensrechtelijke overeenkomst? Wat is de juridische grond?

A

Artikel 1108 BW

  1. De wilsovereenstemming De wil van de partij om zich te verbinden die gericht zijn tot de persoon met wie men wil contracteren. Er is nood aan een consensus.
  2. De overeenkomst wordt gesloten tussen 2 of meer personen.
  3. De overeenkomst veronderstelt de bedoeling om rechtsgevolgen te doen ontstaan. Is de overeenkomst geldig gesloten, dan krijgt zijn krachtens de wet een verbindende kracht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten contracten bestaan er tussen de overheid en particulieren?

A
  1. De gewone overeenkomsten met de overheid:

hierbij treedt de overheid op zoals een particulier. Hierop is het gemeen contractenrecht van toepassing.

2. De administratieve overeenkomsten:

Hier treedt de overheid op “als overheid” met name vanuit een positie van bovengeschiktheid met het oog op het algemeen belang. Ze worden slechts in subsidiaire orde door het gemene contractenrecht beheerst. Zij laten bv toen om de overeengekomen voorwaarden eenzijdig te wijzigen of de overeenkomst eenzijdig te beëindigen.

3. De beleidsovereenkomsten

Hier bij kiest de overheid vanuit haar bovengeschikte beleidsopties en wil zij in samenwerking met een particulier dit beleid formuleren of ten uitvoer leggen. Beleidsopties zijn wezenlijk tijdelijk. Bij beleidscontracten kan de overheid zich derhalve niet contractueel binden om een bepaald beleid onveranderd aan te vragen. Ze worden door sommige als zuiver politieke niet afdwingbare akkoorden gekwalificeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een beheerscontract?

A

Een beheerscontract is een overeenkomst die de Staat en een autonoom overheidsbedrijf op voet van gelijkheid sluiten. Het bedrijfscontract beoogt de bijzondere regels en voorwaarden waaronder het bedrijf zijn taken van openbare dienst vervult die het door de wet zijn toevertrouwd. Ze zijn niet volledig onderworpen aan het gemeen contractenrecht: zo is bv. artikel 1184 BW uitgesloten en het kan evenmin een uitdrukkelijk ontbindend beding bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de soorten vermogensrechtelijke overeenkomsten?

A
  1. Consensuele contracten zijn contracten die totstandkomen door de loutere toestemming van de partijen, zonder formaliteiten. Bijvoorbeeld: bij een species gaat eigendom solo consensu over. (artikel 1138 BW).

2. Zakelijke overeenkomsten = Deze komen naast de consensus pas tot stand wanneer ook het voorwerp van het contract wordt overhandigd. Dit is bij: bruikleen (artikel 1875 BW), bewaargeving (art. 1919 BW) en handgift en Pandwet (art. 2071 BW).

3. Plechtige contracten = de geldigheid is onderworpen aan bepaalde vormvereisten. Bv. de schenking (art. 931 BW) en de hypotheekstelling (art. 76 Hypotheekwet) en subrogatie of indeplaatsstelling op initiatief van de schuldenaar (art. 1250 BW), kosteloze borgtocht (artikel 2043quinquies).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen eenzijdige en wederkerige overeenkomsten? ook rechtsgrond

A

Een overeenkomst is eenzijdig wanneer alleen ten laste van 1 partij verbintenissen ontstaan (artikel 1103 BW) Een overeenkomst is wederkerig wanneer de contractanten zich over en weer jegens elkaar verbinden (artikel 1102 BW). De verbintenissen die hieruit voortvloeien zijn niet alleen wederzijds maar ook samenhangend, in de zin dat de ene verbintenis wordt aangegaan om de andere.

Verschillen

(1) Bij wederkerige overeenkomsten ligt de objectieve oorzaak van de verbintenis van de ene partij in de verbintenis van de wederpartij (quid pro quo.
(2) Risicoregeling: bij eenzijdige overeenkomsten is de schuldenaar bevrijdt en draagt de schuldeiser het risico bij overmacht. Bij wederkerige overeenkomsten is de schuldenaar ook bevrijd maar moet de schuldeiser niet presteren zodat het uiteindelijke risico bij de schuldenaar ligt.
(3) Bij wanprestatie in een wederkerige OK beschikt de benadeelde over een ontbindingsrecht (art. 1184 BW) en over de ENAC.
(4) Het bewijs is onderworpen aan andere regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen overeenkomsten om niet en onder bezwarende titel?

A

De overeenkomst is onder bezwarende titel wanneer zij voor beide partijen een economisch voordeel oplevert. zie artikel 1106 BW. Een contract zal daarentegen uit vrijgevigheid of om niet zijn wanneer een partij aan de andere geheel om niet zijn wanneer een partij aan de andere geheel om niet een voordeel verschaft (art. 1105 BW). Aan 1 partij komt geen voordeel toe. Bv. schenking en bruikleen. Hiervoor is een animus donandi of de bedoeling om iemand te begunstigen nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen vergeldende en kanscontracten? En waarom is het verschil belangrijk?

A

A. Vergeldend contract

In een vergeldend contract verbindt elke partij zich ertoe iets te geven of te doen en die prestaties zijn bij bij de contractsluiting gekend en worden door de partijen als gelijkwaardig beschouwd. (art. 1104 BW)

B. Kanscontract

In een kanscontract kan die gelijkwaardigheid tussen prestaties niet bij de aanvang ingeschat worden (ook hier gaat het om een contract one bezwarende titel. Een van de prestaties kan niet bij aanvang ingeschat worden omdat ze afhangt van een alea, een kans van winst of verlies. Dit onderscheid is voornamelijk van belang inzake benadeling. Een kanscontract kan in beginsel niet vernietigd worden wegens benadeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een overeenkomst intuitu personae?

A

Deze contracten worden gesloten omwille van de persoon van de wederpartij of persoonlijke kwaliteiten. Dit volgt uit de bedoeling van de partijen. Voor deze contracten gelden bijzondere regels: bv. er komt een einde aan de OK bij het overlijden en ze zijn niet overdraagbaar naar een derde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn benoemde, onbenoemde en gemengde overeenkomsten? Hoe beslissen we het onderscheid?

A

A. Benoemde overeenkomsten

Overeenkomsten die een regeling in het BW hebben gekregen zijn benoemde contracten waarop de bijzondere wettelijke regeling van toepassing is.

B. Onbenoemde overeenkomsten

Hebben zij geen regeling in BW, dan zijn het onbenoemde overeenkomsten. Het algemeen verbintenissenrecht is van toepassing.

C. Gemengde Contracten

Contracten die elementen van beide bevatten noemen we gemengde contracten. Wat als het gemengd is? 3 opties

(1) Geregeld zoals onbenoemd –> gemeen verbintenissenrecht is van toepassing.
(2) Cumulatietheorie: de verschillende componenten worden apart geregeld. (3) Absorptietheorie: 1 deel overheerst –> die regeling wordt toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kunnen we overeenkomsten indelen volgens hun termijn/duur?

A

A. Aflopend contract

Een dadelijk of aflopend contract behelst een of meerdere eenmalige prestaties die ineens worden ingevoerd zoals een koopcontract.

B. Een duurcontract

Een duurcontract is de uitvoering van de opeenvolgende of de doorlopende prestaties gespreid in de tijd zoals het huurcontract.

C. Contracten met bepaalde of onbepaalde duur

Er zijn ook contracten van bepaalde en van onbepaalde duur. Die van onbepaalde duur hebben een mogelijkheid om het contract eenzijdig op te zeggen terwijl dit bij bepaalde duur mogelijk is in het geval van een uitdrukkelijk opzegbeding of van een wettelijke opzegmogelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houden hoofdcontracten en bijkomende contracten?

A

A. Hoofdcontract

Een hoofdcontract staat op zichzelf: het staat los van elk ander contract en wordt zo ook uitgevoerd.

B. Bijkomend contract

Een bijkomend contract is een contract waarvan het bestaan en de nakoming afhankelijk is van een andere overeenkomst. Als de hoofdovereenkomst ongeldig is, dan vervalt de bijkomende overeenkomst (accessorium sequitur principale).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een kadercontract en voorovereenkomst?

A

A. Raamovereenkomst

Een raamovereenkomst is een overeenkomst waarbij de contractpartijen het algemene kader vaststellen waarbinnen zij latere overeenkomsten zullen sluiten.

B. Voorovereenkomst

Een voorovereenkomst: alle wezenlijke bestanddelen van het definitieve contract zijn vastgelegd of voldoende bepaalbaar maar ontbreekt nog de toestemming van een partij. bv. contractbelofte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn onderhandelde contracten?

A

De onderhandelde contracten waarbij de voorwaarden zijn onderhandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn toetredingscontracten?

A

De term toetredingscontract duidt op een overeenkomst, gesloten tussen 2 partijgen, waarbij de ene geen zeggenschap heeft over de inhoud van de overeenkomst die in feite eenzijdig wordt vastgesteld door een ander partij. Hierbij wordt vaak gebruik gemaakt van standaardvoorwaarden of standaardbedingen voor. Dit zijn voorgedrukte clausules of bedingen door 1 der partijen bij voorbaat worden opgesteld. Soms komt misbruik voor wanneer ze het gemeenrecht uithollen of uitschakelen. bv. exoneratieclausules.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat houdt het onderscheid tussen handelscontracten en contracten met een consument in?

A

Zie artikel 1107, lid 2 BW. Contracten met een consument worden beschermd door verschillende beschermingsmaatregelen. Vooral de lijst met onrechtmatige bedingen zijn belangrijk: zie VI 82 WER.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt wilsautonomie in?

A

Het woord wilsautonomie verwijst in het recht naar de opvatting dat elk individu de bevoegdheid heeft om zijn eigen rechtspositie te bepalen onder meer door vrij overeenkomsten aan te gaan. Het betekent dat elke burger vrij beslist om al dan niet te contracteren. Wilsautonomie houdt 3 klassieke facetten in:

  1. De contractvrijheid
  2. De verbindende kracht van de overeenkomst
  3. Consensualisme.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat houdt contractvrijheid in?

A

Contractvrijheid betekent vooreerst dat men vrij is om rechtsbetrekkingen aan te gaan, in het bijzonder om al dan niet te contracteren. Het houdt ook in om zijn medecontractant te kiezen, ook mogen ze vrij de inhoud van hun overeenkomst mogen regelen. De wettelijke regels zijn immers slechts van suppletief recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het onderscheid tussen absolute en relatieve nietigheid?

A

Absolute en relatieve nietigheid vormen eenzelfde sanctie met dezelfde retroactieve gevolgen. Het onderscheid heeft te maken met de aard van de overtreden rechtsregel, meer bepaald met het belang dat door de rechtsregel wordt beschermd.

(1) Absolute nietigheid kan door alle belanghebbenden en ook door de rechter ambtshalve worden opgeroepen. Relatieve nietigheid mag enkel door de beschermde partij worden ingeroepen.

(2) De absolute nietigheid kan in elke stand van het geding worden ingeroepen, terwijl de relatieve nietigheid enkel in limine litis nuttig kan aangevoerd worden. Dit betekent dat de relatieve nietigheid van de overeenkomst moet inroepen voor elk ander verweer ten gronde.

(3) Je kan geen afstand nemen van een regel die de openbare orde aangaat en je kan er ook niet van afwijken. Afstand van een recht van dwingend recht wordt mogelijk nadat het geschil is ontstaan. Dit moet echter gedaan worden met kennis van zaken.

(4) In samenhang met het voorgaande, is bevestiging van een rechtshandeling die tot stand kwam met miskenning van een regel van openbare orde, uit den boze. Het is wel steeds mogelijk om een overeenkomst te bevestigen die in strijd is met het dwingend recht. Maar dit moet steeds plaatsgrijpen nadat de overeenkomst is ontstaan en de persoon die bevestig kennis heeft gekregen van het gebrek dat de overeenkomst aantast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houdt de bindende kracht in?

A

Zie artikel 1134, lid 1. Dit beginsel biedt elke contractant rechtszekerheid. Partijen kunnen zich niet eenzijdig aan het contract onttrekken en kunnen het niet eenzijdig wijzigen, tenzij wettelijke uitzonderingen. Ook de rechter mag zich niet inmengen in de contractuele verhoudingen. (uitzondering hiervan: artikel 1244, lid 2 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat houdt het consensualisme in?

A

In de regel komt een overeenkomst tot stand “solo consensu” tot stand door de loutere wilsovereenstemming van de partijen om een contract te doen ontstaan. Voor het bewijs (art. 1341 BW) is een akte handig. De akte (het instrumentum) is evenwel niet vereist voor de geldigheid van het contract (het negotium). Bij zakelijke contracten, is ook de overhandiging van de zaak vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe moeten we het contract interpreteren volgens het BW?

A

Uitgangspunt: artikel 1156 BW om de gemeenschappelijke bedoeling van de contractpartijen te achterhalen. De interpretatieregels staan in art. 1156-1164 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het generiek criterium van rechtsmisbruik?

A

Rechtsmisbruik wordt gepleegd door de titularis van een recht die dat uitoefent: “op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon. De rechter moet zich echter wel terughoudend opstellen adhv een marginale toetsing: dit is enkel van toepassing als: “geen enkele titularis van eenzelfde recht, geplaatst in dezelfde omstandigheden die uitoefeningswijze zou gekozen hebben.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de bijzondere criteria van rechtsmisbruik? Wat is de sanctie?

A

(1) Exclusief oogmerk om te schaden: Volgt uit arrest van hof van beroep van Colmar van 1855.

(2) Handelen zonder redelijk en voldoende belang

(3) Tussen verschillende wijzen om zijn recht uit te oefenen met hetzelfde nut, die uitoefening verkiezen die voor een ander schadelijk is of welke het algemeen belang schaadt.

(4) Het proportionaliteitscriterium: volgt uit het cassatiearrest van 10 september 1971. Dit betekent dat er een wanverhouding bestaat tussen het voordeel dat die rechtsuitoefening hem biedt of beoogt te bieden en het enorme nadeel dat daarmee aan een ander wordt berokkend.

Sanctie: matiging door de rechter: partijen zo goed mogelijk herstellen in de toestand die zou zijn ontstaan indien de overeenkomst zonder rechtsmisbruik zou zijn uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat houdt de wilsovereenstemming in? Wat zijn de kenmerken en de draagwijdte?

A

Een wilsovereenstemming veronderstelt: - de uiting door minstens 2 personen van hun wil - de wil moet volwaardig zijn - die het ontstaan van rechtsgevolgen beoogt. - Die gericht is tot de partij met wie men wenst te contracteren. Er moet een wilsovereenstemming zijn over de essentiële en substantiële bestanddelen van het contract.

29
Q

Wat zijn de 3 grote problemen rond de wilsovereenstemming?

A

(1) De wilsgebreken: We vinden 3 wilsgebreken terug in het BW: geweld, dwaling en bedrog. Ook artikel 1108 BW: benadeling. Hierbij is de wil aangetast.

(2) De afwezigheid van toestemming: Hierbij is er een afwezigheid van elke wilsvorming of toestemming. - De wilsverhinderde dwaling = de wilsovereenstemming berust op een misverstand. Bij afwezigheid van toestemming, ontbreekt er een van de 4 geldigheidsvoorwaarden, zodat het contract is aangetast door een relatieve nietigheid (aangepast door Hof van Cassatie in arrest van 21 oktober 1971).

(3) Discrepantie tussen de werkelijke wil en de verklaarde wil. Dit komt slechts uitzonderlijk voor maar dit wordt opgelost door de vertrouwensleer: is de wederpartij er in redelijkheid op kunnen voortgaan dat wat verklaard werd overeenstemde met de werkelijke wil, dan zal de overeenkomst totstandkomen op basis van de verklaarde wil, ondanks de discrepantie.

30
Q

Wat houdt dwaling in? Wat zijn de toepassingsvoorwaarden? Wat is het gevolg?

A

Dwalen is een verkeerde voorstelling hebben van de werkelijkheid, zie art. 1110 BW.

Voorwaarden:

1. Het moet gaan om een dwaling die bestaat op het ogenblik van de contractsluiting, niet om een dwaling die begaan wordt in de uitvoering van de overeenkomst. Bij de totstandkoming.

2. Het moet gaan om een essentiële of substantiële dwaling. Het moet gaan om de zelfstandigheid van de zaak: dit is “ieder element dat een partij er hoofdzakelijk toe bepaald heeft het contract aan te gaan, zodanig dat zonder dit element het contract niet zou zijn gesloten.”

  1. Daarenboven moet de wederpartij op de hoogte zijn of behoorde zij op de hoogte te zijn van het doorslaggevend belang dat een partij aan een bepaald element hechtte. Dit is het kenbaarheidsvereiste. De dwalende partij heeft een precontractuele spreekplicht: zij moet haar wederpartij op de hoogte brengen van het belang dat zij aan een bepaald element hecht.
  2. De dwaling moet verschoonbaar zijn in hoofde van de dwalende partij. Een vernietiging kan enkel bekomen worden indien ook “een redelijk persoon in gelijkaardige omstandigheden zou hebben gedwaald.” Dit legt een onderzoeksplicht op, de verplicht om zelf de nodige informatie in te winnen in de mate dat een voorzichtig en redelijk persoon dit zou doen alvorens te contracteren.

Kan geen aanleiding geven tot nietigverklaring:

  • Niet essentiële of een voor de wederpartij niet kenbare determinerende beweegreden bij de contractsluiting.
  • Omtrent bijkomstige eigenschappen van de zaak.
  • Die uitsluitend de waarde of de prijs van de zaak betreft - omtrent de persoon van de wederpartij bij overeenkomsten die niet intuitu personae zijn gesloten (art. 1110, lid 2 BW).

Gevolgen: Relatieve nietigheid of schadevergoeding als er een precontractuele fout van de wederpartij was.

31
Q

Wat houdt bedrog in? Wat zijn de toepassingsvoorwaarden? Wat is het gevolg?

A

Zie art. 1116 BW.

Voorwaarden:

(1) Materieel element: er moeten kunstgrepen of listen worden aangewend. Dit wordt ruim opgevat: zowel het stellen van positieve handelingen (terugdraaien kilometerteller) of verschaffen van onjuiste of onvolledige informatie als het bedrieglijk stilzwijgen of verzwijgen van informatie. dit kan bedrog uitmaken als de partij de verplichting had te spreken en bewust of opzettelijk zweeg = verzwijgen van informatie. Ook het misbruiken van hoge leeftijd of de geesteszwakte van de medecontractant werd in de rechtspraak eveneens als bedrog gekwalificeerd. Er rust echter een informatieplicht op de partij.

(2) het bedrog moet uitgaan van een medecontractant. Gaat het uit van een derde, kan er enkel een schadevergoeding van de derde worden gevorderd op basis van artikel 1382, 1383 BW. De medecontractant moet in ieder geval medeplichtig zijn aan het bedrog.

(3) Deze kunstgrepen moeten doelbewust en te kwader trouw zijn aangewend d.w.z. dat zij opzettelijk de medecontractant in dwaling heeft gebracht om dienst toestemming te bekomen en daaruit voordeel te halen. Deze kwade trouw wordt niet vermoed en moet bewezen worden (zie art. 1116 BW).

(4) Het bedrog moet doorslaggevend zijn: dan pas maakt het hoofdbedrog uit. De kunstgrepen hebben een beslissende invloed op de toestemming. Zou men wel gecontracteerd heeft tegen andere voorwaarden, dan is er sprake van incidenteel of bijkomend bedrog. Hierbij kan enkel een schadevergoeding worden gevorderd. Het moet echter niet verschoonbaar zijn in hoofde van de bedrogene opdat hij de nietigheid van de overeenkomst zou kunnen inroepen.

Adagium: fraus omnia corrumpit.

Gevolgen

  1. Hoofdbedrog? Relatieve nietigheid
  2. Incidenteel bedrog? Schadevergoeding op basis van precontractuele fout. Kan ook prijsvermindering zijn.
32
Q

Wat houdt geweld in? Wat zijn de toepassingsvoorwaarden? Wat is het gevolg?

A

Geweld of dwang bestaat uit het uitoefenen van een fysieke of morele dwang, minstens uit de dreiging ermee, ten aanzien van de persoon van de medecontractant, zijn eer of zijn vermogen (art. 1112 BW) of ten aanzien van zijn echtgenoot of zijn bloedverwanten in neerdalende of opgaande lijn. Voorwaarden:

(1) Het geweld moet een dadelijke vrees doen ontstaan voor een aanzienlijk kwaad.

  • Objectief criterium: het moet indruk maken op ieder redelijk mens. -
  • Subjectief criterium: die zich in dezelfde concrete omstandigheden bevindt. Deze concretisering mag immers de leeftijd, het geslacht en de stand van de contractpartij bevatten.

(2) Het geweld is determinerend voor de contractsluiting door het slachtoffer. Enkel die gewelddaden die in oorzakelijk verband staan met de sluiting van het contract komen in aanmerking (hoofdgeweld), niet de daden die enkel bezwarende contractvoorwaarden hebben uitgelokt (incidenteel geweld).

(3) Het geweld is onrechtmatig of ongeoorloofd. Het mag niet voortvloeien uit de normale uitoefening van het recht. Het geweld moet niet gericht zijn tegen de contractant zelf, maar kan ook tegen een derde waarmee die persoon affectieve relaties heeft. Kan ook tegen hun fysieke, materiële of morele integriteit zijn. Het geweld moet ook niet van de medecontractant uitgaan, maar kan ook van een derde of zelfs door uitwendige omstandigheden (bv. noodtoestand).

Gevolgen:

  1. Hoofdgeweld? Relatieve nietigheid. -
  2. Incidenteel geweld? Schadevergoeding op basis van precontractuele fout. Kan ook prijsvermindering zijn. Hij kan ook de nietigheid bevestigen, maar enkel op het ogenblik dat er een einde is gekomen aan het geweld.
33
Q

Wat houdt benadeling in? Wat zijn de toepassingsvoorwaarden? Wat is het gevolg?

A

Er is sprake van benadeling waar er bij een overeenkomst onder bezwarende titel die ook vergeldend is, een aanzienlijk onevenwicht bestaat tussen de wederzijds bedongen prestaties. Dit economisch onevenwicht tussen de verbintenissen moet bestaan ten tijde van de contractsluiting. Komt niet voor in het BW als een wilsgebrek.

Wel 4 gevallen waar het wel is toegelaten.

(1) artikel 1674 BW (daar allemaal kruisverwijzingen!)

(2) artikel 887 en 1079 BW

(3) “societas leonina” dit is in een venootschapscontract waarin is bedongen dat de gehele winst aan 1 van de vennoten wordt toegekend of waarbij 1 van de vennoten wordt vrijgesteld van elke bijdrage in het verlies.

(4) artikel 1305 BW: rechtshandelingen verricht door minderjarigen.

34
Q

Wat houdt gekwalificeerde benadeling in? Wat zijn de toepassingsvoorwaarden? Wat is het gevolg?

A

De rechtspraak en rechtsleer hebben de leer van gekwalificeerde benadeling uitgewerkt.

Voorwaarden: (cumulatief)

(1) Een ernstige benadeling van 1 van de contractpartijen en dus een groot onevenwicht of manifeste wanverhouding tussen de wederzijds bedongen prestaties.

(2) Er moet misbruik van de concrete omstandigheden van inferioriteit waarin de benadeelde partij zich bevond tegenover de medecontractant: hier moet ook misbruik van zijn gemaakt.

(3) Het determinerend karakter van het misbruik: zonder het misbruik van de omstandigheden zou de benadeelde het contract niet zijn aangegaan of zou hij het hebben gesloten tegen minder ongunstige voorwaarden. Dit is voor het eerst bevestigd door het Hof van Cassatie in een belangrijk arrest van 9 november 2012.

Grondslag:

  • Traditionele grondslag: figuur van de ongeoorloofde oorzaak: de oorzaak is niet in overeenstemming met de openbare orde en de goede zeden. Gevolg: absolute nietigheid.
  • Moderne grondslag: culpa in contrahendo: gesanctioneerd op basis van artikel 1382. Het slachtoffer krijgt een schadevergoeding, het contract blijft overeind.
35
Q

Wat houdt handelingsbekwaamheid in?

A

Zie art. 1123 BW.

Iedere natuurlijke persoon is in principe rechtsbekwaam en handelingsbekwaam. Dit bekent dat hij niet alleen rechten en plichten kan bezitten maar dat hij ze ook zelf en zelfstandig kan uitoefenen. Algemene handelingsonbekwamen zijn: niet-ontvoogde minderjarigen,

36
Q

Wat is het voorwerp van een rechtshandeling? Wat zijn de geldigheidsvoorwaarden? Wat is het gevolg?

A

Onder het voorwerp van een rechtshandeling verstaat men het concrete rechtsgevolg dat de handelende partijen beogen. Het voorwerp van de verbintenis is de door de schuldenaar beloofde prestatie (zie art. 1126 BW). Geldigheidsvoorwaarden

(1) het voorwerp moet bestaan of ten minste kunnen bestaan.

(2) Alleen zaken die in de handel zijn, kunnen voorwerp van een beloofde prestatie (art. 1128 BW)

(3) Het voorwerp moet bepaald of bepaalbaar zijn. Kan wel door een derde bepaald worden: zie art. 1592 BW: bindende derdenbeslissing.

Gevolgen: Wanneer een van deze voorwaarden ontbreekt, dan is de overeenkomst absoluut nietig. Is het echter in strijd met een wet van dwingend recht, dan is het relatief nietig.

37
Q

Wat houdt de theorie van verval in?

A

Verval is het van rechstwege tenietgaan van de overeenkomst indien zij niet meer kan worden uitgevoerd. De grondslag van dit automatisch tenietgaan is het wegvallen van het voorwerp van deze overeenkomst door een gebeurtenis die al dan niet toerekenbaar is aan één der partijen, waardoor de verdere uitvoering in natura onmogelijk is. Dit is een algemeen rechtsbeginsel erkend door het Hof van Cassatie in een arrest van 14 oktober 2004.

38
Q

Wat houdt het oorzaakbegrip in?

A

Oorzaak wijst op de “wijze waarom iemand zich verbindt”, het is de grondslag voor de gebondenheid van partijen.

Dit heeft zowel een objectief, als subjectief bestanddeel. `

1. Objectief: De inwendige rechtvaardiging of nut voor de partijen. Bv. bij wederkerige overeenkomsten: quid pro quo, objectieve wederkerigheid. 2. Subjectief: de determinerende of beslissende beweegredenen die in het contractuele veld zijn opgenomen door partijen of door de aard van het contract.

Wanneer er geen objectieve oorzaak is bij overeenkomsten onder bezwarende titel, kan de overeenkomst relatief nietig worden verklaard. Dit kan vergeleken worden met artikel 1131 BW. Bij overeenkomsten om niet kan de theorie van verval worden toegepast.

Voorwaarde: het voorval moet buiten de wil van de beschikker om moet plaatsvinden.

39
Q

Op welke manieren kunnen partijen beperkte afspraken vastleggen in een contract?

A

1. Intentieverklaringen: Hierin geeft men het voorlopig resultaat weer van de onderhandelingen en de verdere stappen, vaak met de aanduiding dat ze op zich niet verbindend zijn.

2. Gentlemen’s agreement: Partijen binden zich in eer en geweten tot loyaal onderhandelen, maar weten dat ze niet juridisch gebonden zijn.

3. Beginselakkoorden: Dit is een echte overeenkomst, waarin partijen vaststellen over welke punten er reeds een akkoord bestaat en waarbij zij zich ertoe verbinden om verder te onderhandelen over de essentiële of substantiële punten van de overeenkomst nog gaan beslissen. Partijen zijn hierbij contractueel gehouden tot een inspanningsverbintenis om verder te onderhandelen. Zij kunnen bovendien niet eenzijdig terugkomen op 1 van de verworven punten van hun wilsovereenstemming, op straffe van contractueel aansprakelijkheid.

40
Q

Wat zijn voorbereidende contracten?

A

Voorbereidende contracten zijn op zichzelf staande contracten die latere contracten voorbereiden, zonder dat hun verbintenissen overeenkomen met die van latere overeenkomst en zonder dat zij een verplichting tot het afsluiten van de latere overeenkomst bevatten.

41
Q

Wat zijn voorcontracten?

A

Voorcontracten zijn rechtens verbindende overeenkomsten die slechts één enkele overeenkomst voorbereiden. 1 of beide partijen verbinden zich ertoe om later een overeenkomst aan te gaan.

Soorten voorcontracten:

(1) Het optiecontract

Ook wel eenzijdige contractbelofte, is het contract waarbij een partij aan de wederpartij het recht geeft eenzijdig te beslissen om, binnen een bepaalde termijn met haar een contract te sluiten waarvan alle hoofdbestanddelen reeds in het optiecontract zijn vastgelegd. De wederpartij heeft keuze om de overeenkomst te aanvaarden. Als ze dat doet, zegt men dat zij de optie licht.

(2) Het voorkeurscontract

Dit is een overeenkomst waarbij de ene partij zich tegenover de wederpartij ertoe verbindt om, als zij besluit een bepaalde overeenkomst te sluiten, voorrang te geven aan de wederpartij boven alle anderen. De partij verleent zich NIET tot het sluiten van een later contract.

(3) De contractbelofte

Een wederkerig contract waardoor de partijen zich over en weer verbinden om op een latere datum de in de contractbelofte geviseerde overeenkomst te sluiten, waarvan de hoofdbestanddelen reeds zijn vastgelegd.

42
Q

Wat is het aanbod en wat houdt het in?

A

Het aanbod is het door 1 van de partijen gedaan vast en precies voorstel tot contracteren waarin alle voor de totstandkoming van de overeenkomst essentiële en substantiële elementen aanwezig zijn, zodat de ander partij om de overeenkomst te doen ontstaan alleen nog moet aanvaarden. Voorwaarden:

(1) De aanbieder moet de bedoeling hebben om bij aanvaarding gebonden te zijn door een overeenkomst.

(2) Er moet een voldoende nauwkeurige bepaling van de elementen van het voorgestelde contract. Aan dit aanbod is een redelijke termijn verbonden. Als de aanbieder het aanbod voortijdig intrekt of herroept, komt de overeenkomst toch nog tot stand als de bestemmeling het aanbod binnen de voornoemde tijdspanne heeft aanvaard.

1 van deze voorwaarden niet aanwezig? Het is slechts een voorstel.

43
Q

Wat is de aanvaarding en wat houdt het in?

A

Een aanvaarding veronderstelt het volle akkoord met het aanbod. Door aanvaarding van het aanbod komt de overeenkomst tot stand. Dit kan uitdrukkelijk of stilzwijgend of omstandig stilzwijgen (een stilzwijgen dat als niets anders kan worden gelezen als een aanvaarding. Formuleert een voorbehoud, is het geen aanvaarding, maar een tegenaanbod.

44
Q

Wat houdt contracteren met vertegenwoording in? Wat zijn de gevolgen?

A

De figuur van vertegenwoordiging zorgt ervoor dat de rechtshandeling, verricht door een vertegenwoordiger, wordt toegerekend aan de vertegenwoordigde. Er is sprake van vertegenwoordiging wanneer een persoon, de vertegenwoordiger, krachtens een vertegenwoordigingsbevoegdheid een rechtshandeling verricht met een derde voor rekening van een andere persoon, de vertegenwoordigde of de principaal. Dit kan door de wet of door een overeenkomst zijn.

Men maakt een onderscheid tussen onmiddellijke (rechtstreekse of directe) en middellijke (onrechtstreekse of indirecte) vertegenwoordiging.

Onmiddellijke vertegenwoordiging is voorhanden wanneer de rechtsgevolgen van de rechtshandeling uitsluitend en rechtstreeks worden toegerekend aan de vertegenwoordigde. Bv. lastgeving.

Middelijke vertegenwoordiging is niet te kennen.

45
Q

Wat is de leer van schijnvertegenwoordiging?

A

Er is sprake van schijnvertegenwoordiging wanneer een persoon zich tegenover de derde aan wie hij een aanbod doet of een aanvaarding afgeeft, als andermans vertegenwoordiger voordoet, ofschoon hij daartoe geen vertegenwoordingsbevoegdheid heeft. Dit volgt uit de vertrouwensleer. Voorwaarden:

(1) De schijnvertegenwoordiger verwekt een schijn in strijd met de werkelijkheid: hij verwekt dus de schijn dat hij vertegenwoordiger is en die bevoegdheid heeft.

(2) De derde heeft rechtmatig vertrouwen in het bestaan en/of in de omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het vertrouwen is rechtmatig wanneer de derde niet wist (subjectief element) en ook niet behoorde te weten (objectief element) dat de schijn niet beantwoordde aan de werkelijkheid.

(3) Die schijn is toerekenbaar aan de schijnvertegenwoordigde, die moet hebben bijgedragen tot het opwekken van de schijn of de opgewekte schijn getolereerd heeft (toerekenbaarheidsvereiste).

(4) De derde heeft door een handelen of nalaten voortgebouwd op zijn vertrouwen in de schijn.

46
Q

Wat is het onderscheid tussen nietigheid en ontbinding?

A

A. Nietigheid

De nietigheid sanctioneert steeds een onregelmatigheid of overtreding van een rechtsregel naar aanleiding van de totstandkoming van het contract.

B. Ontbinding

De gerechtelijke ontbinding is een tekortkoming in de uitvoering van het contract. Ze kunnen nooit samengaan maar wel elk afzonderlijk met schadeplichtigheid gecumuleerd worden.

47
Q

Wat houdt de precontractuele aansprakelijkheid in?

A

Het plots en zonder geldig motief afbreken van reeds gevorderde onderhandelingen die bij de wederpartij de legitieme verwachtingen hadden gewekt op contractsluiting (precontractuele fase sensu stricto) of situaties waarin een onderhandelingspartner nalaat om voor de contractsluiting de nodige informatie te verschaffen of foute informatie te geven, die de geldigheid van het contract niet aantast maar wel aanleiding geeft tot een schadevergoeding (precontractuele fase sensu lato)

Deze leer zou steunen op artikel 1382-1383 BW of ook wel de vereist van goede trouw. Hiervoor moeten de 3 voorwaarden van 1382 BW worden ingevuld.

Gevolgen: Schadeherstel na een foutief afbreken van onderhandelingen. Het slachtoffer moet in een toestand geplaatst worden waarin het zich zou hebben bevonden indien de culpa in contrahendo niet zou zijn begaan.

48
Q

Wat houdt de contractuele aansprakelijkheid in?

A

Bij een niet-nakoming moet de schuldenaar toerekenbaar zijn, wil men beroep doen op contractuele aansprakelijkheid. De fout van de debiteur wordt “in abstracto” beoordeeld aan de hand van het objectief en abstract criterium van de bonus pater familias.

Gevolgen: De benadeelde heeft een keuzerecht tussen uitvoering en de ontbinding.

(1) Uitvoering in natura vorderen zolang dit geen rechtsmisbruik uitmaakt

(2) Uitvoering in natura door een derde

(3) Schadevergoeding voor de laattijdige uitvoering

(4) Uitvoering bij equivalent.

49
Q

Wat houdt de vreemde oorzaak of overmacht in?

A

Krachtens de artikelen 1147-1148 BW kan de debiteur geen aansprakelijkheid oplopen indien de niet nakoming van de overeenkomst het gevolg is van een vreemde oorzaak. Als deze vreemde oorzaak definitief is, is de debiteur bevrijd van zijn prestatieplicht. Overmacht wijst naar voorvallen die ingrijpen buiten elk aanwijsbaar menselijk handelen om.

Vreemde oorzaak verwijst naar handelingen van individuele derden voor wiens handelen de debiteur niet verantwoordelijk is. bv. beslissing van de overheid.

Voorwaarden:

(1) Het voorval moet ontoerekenbaar zijn aan de debiteur - het voorval moet onvoorzienbaar zijn bij de contractsluiting. het voorval kon door de debiteur redelijkerwijze niet worden voorkomen of vermeden. De debiteur mag op het ogenblik van het voorval niet al in gebreken zijn gesteld. (artikel 1302 BW)

(2) Dit moet leiden tot een volstrekte onmogelijkheid van nakoming: een onoverkomelijk beletsel voor de nakoming.

Gevolgen: is de onmogelijkheid van tijdelijke aard, dan moet er nog steeds gepresteerd worden. Is het echter van blijvende aard, dan is de debiteur van rechtswege bevrijd van zijn prestatieplicht. Bij wederkerige overeenkomsten gaat de hele overeenkomst te niet door het vervallen van de oorzaak.

50
Q

Wat is de imprevisieleer?

A

Volgens de imprevisieleer zou de rechter het contract mogen aanpassen of ontbinden wanneer onvoorzienbare en ontoerekenbare omstandigheden (bv. van economische of financiële aard) die zich voordoen nà de contractsluiting, het evenwicht of de structuur van het contract ernstig verstoren zodat de prestatie van de debiteur onredelijk verzwaard wordt. Deze leer wordt echter verworpen in België als gevolg van het verbod aan de rechter om afbreuk te doen aan het beginsel van de bindende kracht van het contract.

51
Q

Hoe kunnen we aansprakelijkheidsregimes indelen?

A

1. De schuldeiser handhaaft zijn rechten door middel van clausules die de sanctionering regelen van een toerekenbare contractuele tekortkomingen gepleegd door zijn schuldenaar:

  • uitdrukkelijk ontbindende bedingen
  • opschortingsclausules
  • vervangingsbedingen
  • schadebedingen - …

2. De schuldeiser - in een wederkerig contract schuldenaar is van minstens 1 verbintenis - ook bedingen stipuleren die het in werking stellen van (bepaalde) sancties jegens hem beletten of bemoeilijken. Hij organiseert toekomstige verweermiddelen mocht zijn eigen aansprakelijkheid in opspraak komen.

  • exoneratiebedingen
  • overmachtsbedingen
  • imprevisiebedingen
52
Q

Wat zijn bevrijdings- of exoneratiebedingen? Zijn ze geoorloofd?

A

Met een bevrijdings- of exoneratiebeding wil een contractpartij zich geheel of gedeeltelijk bevrijden van de aansprakelijkheid die bij een wanprestatie op hem zal rusten. Het bevrijdingsbeding moet aanvaard zijn door de partij, dit kan uitdrukkelijk of stilzwijgend. Het is noodzakelijk dat de contractant kennis had, of redelijkerwijze kennis kon nemen van het exoneratiebeding. Dit wordt beperkend of restrictief uitgelegd (sinds cassatiearrest van 22 maart 1979). Bij aanhoudende twijfel moet artikel 1162 BW worden toegepast en het beding wordt geïnterpreteerd tegen wie het heeft bedongen.

Beperkingen geldigheid:

(1) Een bijzondere wettelijke bepaling van dwingend recht of van openbare orde verbiedt een gehele of gedeeltelijke bevrijding van aansprakelijkheid. - artikel VI, 83 WER - artikel 1645 BW - artikel 1649octies BW

(2) Het beding mag niet leiden tot bevrijding voor zijn persoonlijk bedrog. Wat wel mag (sinds cassatiearrest van 25 arrest 1959) is zich te exoneren voor de eigen zware fout (dit moet uitdrukkelijk)

(3) Het beding mag de overeenkomst niet uithollen. Een bevrijdingsbeding dat het voorwerp van de opgenomen verbintenis teniet doet, waardoor de overeenkomst naar haar aard, iedere zin of betekenis verliest is eveneens nietig.

53
Q

Wat houdt de voorafgaande ingebrekestelling in? Gevolgen?

A

Een ingebrekestelling wordt steeds vereist vooraleer een schuldeiser zijn rechten tegenover zijn schuldenaar kan laten gelden. Hij moet zijn debiteur duidelijk en ondubbelzinnig tot nakoming van zijn verbintenis aanmanen, zodat er bij de schuldenaar geen twijfel over bestaat dat de schuldeiser de verbintenis uitgevoerd wil zijn. Dit is bevestigd als een algemeen rechtsbeginsel in het cassatiearrest van 9 april 1976. Het artikel 1146 BW maakt hier gebruik van. Het is vormvrij (ondanks artikel 1139 BW).

Gevolgen:

(1) Artikel 1146 BW: de moratoire schadevergoeding en de moratoire interesten (artikel 1153 BW) beginnen vanaf de ingebrekestelling te lopen.

(2) De ingebrekestelling doet het risico van verlies van een reeds verkochte, maar nog niet geleverde species overgaan van de schuldeiser-eigenaar naar de schuldenaar (artikel 1138 BW). Dit kan echter worden tegengehouden via artikel 1302, lid 2 BW.

54
Q

Wat is een strafbeding?

A

Een beding waarbij een persoon zich voor het geval van niet-uitvoering van de overeenkomst verbindt tot betaling van een forfaitaire vergoeding van de schede die kan worden geleden ten gevolge van de niet-uitvoering van de overeenkomst. Speelt enkel maar een vergoedend rol in ons recht. Strafbedingen zijn geoorloofd en laten het keuzerecht van artikel 1184 BW volledig overeind. Overdreven schadebedingen kunnen wel absoluut nietig worden verklaard (zie art. 6 en 1131 BW). Dit volgt uit het cassatie-arrest van 17 april 1970.

55
Q

Wat houdt het keuzerecht in?

A

Bij een wederkerig contract kan een schuldeiser bij een wanprestatie kiezen tussen gedwongen uitvoering en gerechtelijke ontbinding. Bij rechtsmisbruik kan de rechter dit echter ombuigen naar de alternatieve optie. De schuldeiser heeft de verplichting om een keuze te maken: er geldt een volledig cumulverbod. Tot aan de rechterlijke uitspraak met kracht van gewijsde kan hij wel nog de keuze veranderen, daarna niet meer. zie artikel 1184, lid 2 BW.

56
Q

Welke ontbindingsregimes zijn er?

A

(1) Het wettelijk regime: zie artikel 1184 BW Hiervoor zijn 3 toepassingsvoorwaarden:

1. Geldig wederkerig contract

2. Een voorafgaande ingebrekestelling van de tekortkomende schuldenaar

3. een toerekenbare tekortkoming aan 1 van de opgenomen verbintenissen. Dit kan zowel gerechtelijk en buitengerechtelijk verlopen

(2) Het conventionele regime waarbij partijen voorzien in een uitdrukkelijk ontbindend beding dat een buitengerechtelijke ontbinding mogelijk maakt.

(3) Het uitzonderingsregime waarbij een buitengerechtelijke ontbinding aanvaard wordt in uitzonderlijke omstandigheden (buiten elke uitdrukkelijk beding om)

57
Q

Wat zijn de voorwaarden waarbij een buitengerechtelijke ontbinding aanvaard wordt?

A

Het uitzonderingsregime waarbij een buitengerechtelijke ontbinding aanvaard wordt in uitzonderlijke omstandigheden (buiten elke uitdrukkelijk beding om) Voorwaarden:

1. De schuldenaar moet zich schuldig maken aan een toerekenbare tekortkoming die van aard is een gerechtelijke ontbinding te rechtvaardigen. 2. De verplicht voorafgaandelijke uitstelbevoegdheid van de rechter is zinloos of zonder voorwerp geworden: dit kan door hoogdringendheid, maar ook uit de schadebeperkingsplicht of uit feit dat al het vertrouwen is weggevallen.

3. De schuldeiser moet een kennisgeving richten tot zijn schuldenaar waarin hij zijn ontbindingsverklaring op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt en waarin hij nauwkeurig het motief van de eenzijdige ontbinding opgeeft met name de verweten wanprestatie.

4. De redelijkheid en de billijkheid of de eisen van de goede trouw bij de uitvoering van contracten beheersen ook het toepassen van de ontbindingssanctie.

58
Q

Wat zijn de voorwaarden voor buitengerechtelijke vervanging?

A
  1. De hoogdringendheid die een snelle oplossing vereist en die maakt dat een preventef beroep op de rechter elk nut zou ontnemen aan de vervanging als remedie.
  2. Een coorafgaande (tegensprekelijke en minnelijke of gerechtelijke) vaststelling van de tekortkoming van de debiteur zodat er later geen problemen van bewijs ontstaan.
  3. Een ingebrekestelling van de deiteur (behalve wanneer hij niet meer afdoende kan uitvoeren) met de toekenning van een laatste redelijke termijn tot uitvoering van de precies aangegeven niet uitgevoerde verbintenis.
  4. Na afloop van die termijn moet de schuldeiser onmiddellijk tot de buitengerechtelijke vervanging overgaan en hierbij de eisen van de goede trouw (zoals de schadeberpkingsplicht) naleven.
59
Q

Wat zijn de voorwaarden en gevolgen van de ENAC?

A
  1. De debiteur is zelf schuldeiser van een zekere schuldvordering die bovendien als eerste opeisbaar wordt. De excipiens mag dus niet de verplichting hebben zelf als eerste te presteren.
  2. De debiteur moet een reeds voltrokken tekortkoming kunnen aantonen in de hoofde van zijn medecontractant. Deze tekortkoming moet toerekenbaar zijn en moet door de excipiens bewezen worden. Het is niet uitgemaakt of een ingebrekestelling noodzakelijk is, maar zodra er twijfel is over wie eerst moet presteren, lijkt een ingebrekestelling op zijn plaats.
  3. De excipicien moet subjectief en objectief te goeder trouw handelen. De engac ag niet worden ingeroepen in omstandigheden die strijdig zijn met de vereisten van de goede trouw; Dit betekent, dat er tussen de niet-nakoming en het nadeel voor de debiteur rekening moet worden gehouden met de proportionaliteit (= objectieve goede trouw). D

De niet-nakoming mag ook niet voortvloeien uit een nalatigheid van de excipiens zelf (=goede trouw).

De tekortkoming moet, alle omstandigheden in acht genomen, ernstig genoeg zijn voor de opschorting van de eigen verbintenis.

Gevolg: De nakoming van de verbintenis wordt tijdelijk opgeschort totdat de wederpartij zelf presteert. Wanneer de niet-nakoming door de schuldeiser definitief komst vast te staan, als de excipiens de gepaste remedie in werking moeten stellen. Men kan van de enac wel afwijken, tenzij dit wettelijk verboden is.

60
Q

Wat zijn de voorwaarden voor derden-werking?

A

De tegestelbaarheid aan derden van een contract zal, in de regel, van rechtswege gelden onder volgende voorwaarden:

  1. Er bestaat een geldige overeenkomst tussen partijen. Derden kunnen zich dan niet alleen op het bestaan beroepen, maar ook op de gevolgen die voor partijen voortvloeien uit het contract evenals op de nakoming of de niet-nakoming en op de beëindiging ervan
  2. De persoon die zich op het contract wil beroepen, moet het bestaan ervan kunnen bewijzen volgens de regels van het bewijsrecht. Dit mag met alle rechtens toelaatbare middellen als de derde dit wil bewijzen. Wanneer 1 van de contractpartijen het contract tegenwerpen tegenover derden, dan moet hij zich onderwerpen aan de strengere, burgerrechtelijke bewijsregels voor rechtshandeling (bv. art. 1341 BW).
  3. Indien bijkomende wettelijke formaliteiten gelden voor de tegenstelbaarheid van de akte, dan moeten deze nageleefd worden om het contract aan een derde te kunnen tegenwerpen.
61
Q

Wat zijn de voorwaarden voor derde-medeplichtheid aan andermans contractbreuk?

A
  1. Er moet een geldige contractuele verbintenis bestaan van B tegenover A
  2. Deze contractuele verbintenis wordt niet nageleefd door B (=contractbreuk)
  3. De derde kende de contractuele situatie tussen A en B of behoorde haar te kennen.
  4. De derde heeft desbewust aan de contractbreuk deelgenomen, met kennis van zaken betreffende het contract én de tekortkoming daaraan. Er zal a fortiori sprake zijn van een foutieve deelname bij avtieve medeplichtigheid met het oogmerk om te schaden.

Schadeherstel: in natura of bij equivalent.

62
Q

Toepassingsvoorwaarden voor het slagen van een pauliaanse vordering?

A
  1. De schuldeiser die de actio pauliana instelt, moet titularis zijn van een schuldvordering daterend van voor de datum waarop de aangevochten handeling werd vericht = anterioriteitsvereiste
  2. De schuldeiser die de actio pauliana instelt, moet benadeeld zijn. De benadeling bestaat erin dat de schuldeiser zijn schuldvordering niet of veel moeilijker kan verhalen op het vermogen van zijn schuldenaar.
  3. De benadeling van de schuldeiser moet het gevolg zijn van een bedrieglijke handeling van zijn schuldenaar.
  4. Bij handeling ten bezwarende titel moet de schuldenaar bewust deelnemenaan het pauliaans bedrog.
  5. Bij handelingen om niet is dit geen vereiste. Rechtshandelingen om niet zullen niet tegenstelbaar orden verklaard, zelfs indien de begiftigde te goeder trouw was, d.w.z. al was hij niet op de hoogte en hoefde hij niet op de hoogte te zijn van de benadeling.
63
Q

Wat is veinzing?

A

Veinzing of simulatie is voorhanden wanneer partijen samen bewust naar buiten toe de schijn wekken een bepaalde overeenkomst te hebben gesloten, terwijl zijn in het geheim, door middel van een tegenbrief, anders overeenkomen.

Partijen sluiten dus 2 overeenkomsten: de schijnovereenkomst of openlijke overeenkomst enerszijds en de verborgen overeenkomst of tegenbrief anderszijds. Er is dus bewust een discrepantie tussen hun werkelijke en verklaarde wil.

3 vormen van veinzing:

  1. Fictieve rechtshandeling: partijen wenden het sluiten van een overeenkomst, voor, maar komen in de tegenbrief overeen hun situatie ongewijzigd te laten.
  2. Vermomde rechtshandeling: partijen wenden voor een bepaalde overeenkomst te sluiten, maar in hun tegenbrief wijzigen ze de aard van de overeenkomst (gehele vermomming) of één of meerdere van de voorwaarden (gedeeltelijke vermomming)
  3. Veinzing via een tussenpersoon: Parijen wenden voor dat de overeenkomst tussen hen wordt gesloten, maar in de tegenbrief wordt iemand anders aangeduidt als werkelijke contractpartij. Bij naamlening bijvoorbeeld.

Gevolgen:

  • Artikel 1321 BW: geen tegenwerpelijkheid tegenover derden.
  • Derden mogen kiezen om zich hetzij op de openlijke, hetzij op de verborgen overeenkomst te beroepen. Hij neemt bij de laatste afstand van de bescherming van artikel 1321 BW. Bij het eerste moet hij echter te goeder trouw zijn en op de verwekte schijn zijn voortgegaan.
64
Q

Wat houdt sterkmaking in?

A

Met een beding van stermaking gaat een contractpartij A (= sterkmaker) aan zijn medecontractant B beloven dat een derde iets zal doen: artikel 1120 BW, met name dat een derde zich tegenover die medecontractant B zal verbinden. A neemt hier een resultaatsverbintenis op om de instemming van de derde te bekomen. De derde, hier C, is niet gebonden door de verbintenis van de sterkmaker: de derde behoudt zijn vrijheid om zich al dan niet te verbinden.

Gevolgen:

  • Weigert de derde zich te verbinden ⇒ De sterkmaker is een schadevergoeding verschuldigd aan zijn medecontractant.
  • Verbindt de derde zich, dan bereikt de sterkmaker het beloofde resultaat en dooft zijn verbintenis van sterkmaking uit. Heeft de sterkmaker de beloode overeenkomst reeds gesloten met de medecontractant, dan komt de toestemming neer op een bekrachting met terugwerkende kracht.
65
Q

Wat is een kettingbeding?

A

Een kettingbeding is een beding waarbij een contractpartij A de andere partij B laat beloven dat die een bepaalde verbintenis bij clausule zal inlassen mocht partij B een overeenkomst met een derde C sluiten. Kettingbedingen zijn in de regel geldig.

C is echter vrij om die voorwaarde al dan niet aan te nemen. Alleen de belover B is gehouden tot die resultaatsverbintenis. Als B, C niet kan overtuigen van de voorwaarde, zal B moeten afzien van het contract. Sluit hij het contract toch zonder de clausule over te nemen, loopt hij het risico van contractuele aansprakelijkheid.

66
Q

Wat is contracttoetreding?

A

Een derde kan, na de contractsluiting, partij worden op grond van een contracttoetrededing. Dit wordt gerealiseerd door de wilsovereenstemming van alle partijen of door de toestemming van de toetreder allen in de mate dat het bestaande contract in deze mogelijkheid voorziet.

De derde is opnieuw vrij om al dan niet toe te treden.

67
Q

Wat is een beding ten behoeve van een derde?

A

Het beding ten behouve van een derde of een derdenbeding is een contractuele clausule waarbij een contractpartij A, de bedinger of stipulant zijn medecontractant, B, laat beloven dat hij een prestatie zal uitvoeren ten gunste van een derde C. Deze laatste, de begunstigde wordt geen partij in het contract. Maar hij verkrijgt wel een eigen rechtstreeks vorderingsrecht tegenover de belover.

Voorbeeld: de levensverzekering.

Voorwaarden:

  1. De hoofdovereenkomst tussen bedinger en belover moet geldig zijn en dus beantwoorden aan de geldigheidsvoorwaarden van art. 1108 BW.
  2. De bedinger moet enig persoonlijk belang hebben bij het derdenbeding.
  3. De bedinger en de belover moeten de duidelijke bedoeling hebben om de derde te begunstigen en om nieuw eigen recht toe te kennen.
  4. Dat de begunstigde derde bepaald of ten minste bepaalbaar is op het ogenblik dat het beding uitwerking krijgt.

Gevolgen:

De derde krijgt een eigen rechtstreeks vorderingsrecht tegen de belover die hij in rechte kan afdwingen. Dit kan niet meer worden herroepen vanaf de aanvaarding door de derde (art. 1121 BW).

68
Q

Wat is de rechtstreekse vordering?

A

De rechtstreekse vordering is de mogelijkheid die bij et aan de schuldeiser (derde C.) van een contractpartij A. is verleend, om rechtstreekse de medecontractant/debiteur (B.) van die contractpartij aan te spreken tot nakoming ten zijnen gunste van een of meer uit het contract voortvloeiende verbintenissen. De derde C., titularis van het rechtstreekse vorderingsrecht kan een vordering instellen tegen de schuldenaar van zijn eigen schuldenaar.

Het verschil met een derdenbeding is dat bij een rechtstreekse vordering het de wet is die aan de derde een recht en een rechtstreekse rechtsvordering toekent. Bij de rechtreekse vordering is de derde overigens steeds een schuldeiser van 1 van de contractpartijen, terwijl dit bij het derdenbeding niet noodzakelijk zo is.

Geldigheidsvoorwaarden:

  1. Het bestaan van een geldige, contractuele of buitencontractuele, schuldvordering van de derde C tegenover zijn debiteur A.
  2. Het bestaan van een geldige overeenkomst tussen debiteur A en zijn debiteur B, zodat hoofddebiteur A een contractuele aanspraak heeft tegen zijn onderdebiteur B.
  3. de toekenning door de wet van een rechstreekse vordering aan de derde C.

Voorbeelden:

  • Artikel 1798 BW: arbeider wiens loon niet werd betaald door de aannemer.
  • Artikel 1994, 2°, lid 2 BW
  • Artikel 29bis WAM-wet.

Gevolgen:

De derde krijgt een eigen vorderingsrecht op de nakoming van de contractuele prestatie. Dit eigen recht ontstaat rechtstreeks in eht patrimonium van de derde. Hij komt dus niet in soamenloop met de andere schuldeisers van zijn debiteur A.

De excepties die ontstaan zijn nadat de rec htstreekse vordering werd uitgeoefend, kunnen niet aan de titularis ervan worden tegengeworpen. Excepties die onstaan voor het instellen van de rechtstreekse vordering zijn wel tegenstelbaar.