Eerste afdeling: aanhouding en inverzekeringstelling Flashcards

1
Q

Art. 52 Staande houden

A

Iedere opsporingsambtenaar

is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin,

en hem daartoe staande te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Art. 53 Aanhouding bij heterdaad

A
1.
In geval van ontdekking op heterdaad 
van een strafbaar feit is 
een ieder bevoegd 
de verdachte 
aan te houden.
  1. De opsporingsambtenaar die een verdachte bij ontdekking op heterdaad aanhoudt, brengt deze ten spoedigste over naar de plaats voor verhoor ter voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie.
  2. Geschiedt de aanhouding door een ander dan een opsporingsambtenaar, dan levert deze de aangehoudene onverwijld aan een opsporingsambtenaar over, onder afgifte aan deze van bij de verdachte aangetroffen voorwerpen. De opsporingsambtenaar handelt overeenkomstig de bepaling van het tweede lid en maakt zo nodig een kennisgeving van inbeslagneming op.
  3. Bij de voorgeleiding van de verdachte aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie beoordeelt deze de noodzaak van verdere vrijheidsbeneming op grond van artikel 56a.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Art. 54 Aanhouding buiten heterdaad

A

1.
Buiten het geval van ontdekking op heterdaad
is de opsporingsambtenaar
op bevel van de officier van justitie
bevoegd
de verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten,
aan te houden
teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie.

  1. Het bevel tot aanhouding kan door de officier van justitie mondeling of schriftelijk worden gegeven. Indien het mondeling wordt gegeven, wordt het nadien in het proces-verbaal vermeld.

3.
Indien het bevel van de officier van justitie niet kan worden afgewacht, komt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid toe aan de hulpofficier van justitie.

De hulpofficier van justitie geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan de officier van justitie. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

4.
Indien het bevel van de officier van justitie of de hulpofficier van justitie niet kan worden afgewacht,

is de opsporingsambtenaar bevoegd de verdachte aan te houden

teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie of de officier van justitie.

  1. Een bevoegdheid tot aanhouding buiten het geval van ontdekking op heterdaad komt toe aan een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat die op door het volkenrecht toegelaten wijze grensoverschrijdend het achtervolgingsrecht in Nederland uitoefent, onder de verplichting ten aanzien van de aangehoudene te handelen overeenkomstig artikel 53, tweede lid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Art. 55 Betreding plaats ter aanhouding

A

1.
In geval van ontdekking op heter daad van een misdrijf kan
ieder,
ter aanhouding van den verdachte,
elke plaats betreden,
met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner en van de plaatsen, genoemd in artikel 12 van de Algemene wet op het binnentreden (Stb. 1994, 572).

2.
Zowel in geval van ontdekking op heter daad als buiten dat geval kan 
iedere opsporingsambtenaar, 
ter aanhouding van 
den verdachte, 
elke plaats betreden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Art. 55a Doorzoeking plaats ter aanhouding

A

1.
In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit
of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid,
kan iedere opsporingsambtenaar
ter aanhouding van de verdachte
elke plaats doorzoeken.

Hij behoeft daartoe de machtiging van de officier van justitie, behoudens het geval van dringende noodzakelijkheid. In het laatste geval wordt de officier van justitie onverwijld van de doorzoeking op de hoogte gesteld.

2.
Indien de officier van justitie
aan een opsporingsambtenaar
een machtiging heeft verleend ter aanhouding van de verdachte een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken,
is voor het binnentreden in die woning door de betrokken opsporingsambtenaar geen machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Art. 55b Bevoegdheden bij aanhouding

A
  1. De bij of krachtens artikel 141 aangewezen ambtenaren alsmede bepaalde door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen categorieën van andere personen, belast met de opsporing van strafbare feiten,

zijn bevoegd

een staande gehouden of aangehouden verdachte

aan zijn kleding te onderzoeken,

alsmede voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert

te onderzoeken, een en ander voor zover zulks noodzakelijk is voor de vaststelling van zijn identiteit.

2.
De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, oefenen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, alleen dan in het openbaar uit, indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is om wegmaking of beschadiging van voorwerpen waaruit de identiteit van die verdachte zou kunnen blijken, te voorkomen.

  1. Van de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, maken zij proces-verbaal op, dat aan de officier van justitie ter beschikking wordt gesteld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Art. 55c Vaststellen identiteit aangehouden verdachte

A
  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 141, en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012 en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder c, van die wet, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 142 zijn,

stellen de identiteit van de aangehouden verdachte vast

op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste en tweede volzin.

2.
De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid,

nemen met het oog op het vaststellen van de identiteit

van een verdachte

die is aangehouden wegens een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid,

of die wordt verhoord wegens een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, zonder dat hij is aangehouden,

een of meer foto’s en vingerafdrukken.

De vingerafdrukken worden vergeleken met de van verdachten overeenkomstig dit wetboek verwerkte vingerafdrukken en,

indien vermoed wordt dat de verdachte een vreemdeling is, met de overeenkomstig de Vreemdelingenwet 2000 verwerkte vingerafdrukken.

3.
De officier van justitie

of de hulpofficier

beveelt dat

van iedere andere verdachte dan de verdachte, bedoeld in het tweede lid, over wiens identiteit twijfel bestaat,

een of meer foto’s en vingerafdrukken worden genomen. Het tweede lid, laatste volzin, is van overeenkomstige toepassing.

4.
De foto’s en vingerafdrukken, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen ook worden verwerkt voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten en het vaststellen van de identiteit van een lijk.

5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van het nemen van de foto’s en vingerafdrukken, bedoeld in het tweede en derde lid, en voor het verwerken van de resultaten daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Art. 56. Onderzoek aan lichaam of kleding / Onderzoek in lichaam )opsporingsfouillering, dat wil zeggen hiervoor mag je openscheuren’

A
  1. De officier van justitie

of de hulpofficier

voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden,

kan,

bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze,

in het belang van het onderzoek

bepalen dat deze aan zijn lichaam of kleding zal worden onderzocht.

  1. De officier van justitie kan
    bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen de verdachte,
    in het belang van het onderzoek
    bepalen dat deze in zijn lichaam wordt onderzocht.

Onder onderzoek in het lichaam wordt verstaan:
het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam,
röntgenonderzoek,
echografie
en het inwendig manueel onderzoek van de openingen en holten van het lichaam.

Het onderzoek in het lichaam wordt verricht door een arts.

Het onderzoek wordt niet ten uitvoer gelegd indien zulks om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.

Grens in of aan lichaam zit op de navel. Onder navel = Officier/arts, daarboven (h)OvJ/arts
———————————————————————-

3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde onderzoeken worden op een besloten plaats en voor zover mogelijk door personen van hetzelfde geslacht als de verdachte verricht.

4. 
De overige opsporingsambtenaren 
zijn bevoegd 
den aangehoudene tegen wien ernstige bezwaren bestaan, 
aan zijne kleeding te onderzoeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Art. 7 politiewet 2012

Vervoersfouillering/veiligheidsfouillering

A

Is bedoeld voor controle om zeker te weten dat er geen gevaarlijke objecten bij zijn.

Artikel 20 Ambtsinstructie zegt hoe je dit doet:

- oppervlakkig aftasten kleding
- Als er iets gevonden wordt hierdoor, dan voortgezet toepassing en dat wil zeggen dat je overstapt naar opsporingsfouillering en de zakken open haalt.

Art. 28 Ambtsinstructie: Insluitingsfouillering
Op bevel van (h)OvJ
Onderzoek aan het lichaam

Tip: Met iemand erbij en diegene laten tekenen voor wat je eruit hebt gehaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Art. 56a Ophouden of vrijlaten

A
1.
Nadat de aangehouden verdachte aan 
de hulpofficier van justitie of 
de officier van justitie 
is voorgeleid, 
kan deze bevelen 
dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek 
dan wel in vrijheid wordt gesteld. 
De hulpofficier van justitie kan voorts beslissen om de verdachte onverwijld voor te geleiden aan de officier van justitie.

2.
De verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten
kan ten hoogste negen uur worden opgehouden voor onderzoek;

de verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten ten hoogste zes uur.

De tijd tussen middernacht en negen uur ’s morgens wordt voor de berekening van deze termijnen niet meegerekend.

De ophouding vindt plaats in het belang van het onderzoek.

3.
Voor het einde van de periode, bedoeld in het tweede lid, of zoveel eerder als het onderzoek dat toelaat,

wordt de verdachte in vrijheid gesteld

of in verzekering gesteld.

4.
Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, omvat
mede de identificatie van de verdachte,
de voorbereidingen voor het verhoor,
het verhoor
en het uitreiken van mededelingen in persoon over het vervolg van de strafzaak.

5.
Tijdens het ophouden voor onderzoek wordt de verdachte verhoord op de wijze bepaald in de artikelen 29 (Verklaringsvrijheid en zwijgrecht) en 29a (P-v verhoor).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Art. 56b Identificatie

A
  1. Indien de identificatie
    van de aangehouden verdachte van een strafbaar feit
    waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten,
    niet binnen de in artikel 56a, tweede lid, bedoelde termijn kan worden afgerond,
    kan die termijn
    op bevel van de hulpofficier van justitie
    of de officier van justitie
    voor wie de verdachte is geleid
    eenmaal met ten hoogste zes uur worden verlengd.

2.
Het bevel tot verlenging op grond van het eerste lid is gedagtekend en ondertekend.
Het bevat een korte omschrijving van het strafbare feit ten aanzien waarvan een verdenking bestaat
en de feiten of omstandigheden waarop de verdenking is gegrond.

3.
De verdachte wordt in het bevel met name of, wanneer zijn naam onbekend is, zo duidelijk mogelijk aangewezen.
Een afschrift van het bevel wordt hem onverwijld uitgereikt.

Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem de inhoud van het bevel mondeling in een voor hem begrijpelijke taal medegedeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Art. 57 Inverzekeringstelling

A

1.
De officier van justitie
of de hulpofficier
voor wie de verdachte wordt geleid,
of die zelf de verdachte heeft aangehouden,
kan,
na hem verhoord te hebben,
bevelen dat hij tijdens het onderzoek ter beschikking van de justitie zal blijven
en daarvoor op een in het bevel aangeduide plaats in verzekering zal worden gesteld.

Inverzekeringstelling vindt plaats in het belang van het onderzoek,
waaronder mede wordt verstaan het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen over de strafzaak.

2.
De verdachte is bevoegd
zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan.
De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

3.
Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt
door de officier
of de hulpofficier
die het bevel verleent.
Dit proces-verbaal wordt bij de processtukken gevoegd.

4.
De hulpofficier geeft van zijn bevel onverwijld kennis aan de officier van justitie.

5.
Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast
de officier van justitie
de invrijheidstelling van de verdachte.

Indien het onderzoeksbelang nog slechts bestaat uit het uitreiken aan de verdachte in persoon van een mededeling over de strafzaak, wordt deze mededeling zo spoedig mogelijk uitgereikt en de verdachte daarna in vrijheid gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Art. 58 Gevallen en duur inverzekeringstelling

A
  1. Het bevel tot inverzekeringstelling wordt slechts verleend in geval van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

2.
Het bevel tot inverzekeringstelling is slechts gedurende ten hoogste drie dagen van kracht.
Bij dringende noodzakelijkheid kan het bevel
door de officier van justitie
eenmaal
voor ten hoogste drie dagen worden verlengd.

3.
Zodra het belang van het onderzoek dit toelaat, gelast
de hulpofficier
de invrijheidstelling van de verdachte.

In het andere geval stelt hij de officier van justitie voor de inverzekeringstelling te verlengen.

De officier van justitie 
kan bevelen 
dat de verdachte 
ten einde te worden gehoord 
voor hem wordt geleid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Art. 59a Voorgeleiding R-C

A

1.
Uiterlijk binnen drie dagen en achttien uur,
te rekenen vanaf het tijdstip van de aanhouding,
wordt de verdachte
ten einde te worden gehoord
voor de rechter-commissaris geleid.

2.
De rechter-commissaris bepaalt,
na daartoe van de officier van justitie een verzoek te hebben ontvangen,
onverwijld tijd en plaats van het verhoor en geeft hiervan kennis aan de officier van justitie, de verdachte en de raadsman.

3.
De verdachte is bevoegd zich bij het verhoor door een raadsman te doen bijstaan.

De raadsman wordt bij het verhoor in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.

De officier van justitie is bevoegd het verhoor bij te wonen en daarbij de nodige opmerkingen te maken.

4.
De verdachte kan
bij zijn verhoor de rechter-commissaris
zijn invrijheidstelling verzoeken.

5.
Indien de rechter-commissaris de inverzekeringstelling onrechtmatig oordeelt, beveelt hij de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

In het andere geval tekent de rechter-commissaris zijn beslissing in het proces-verbaal van het verhoor aan of,

ingeval de verdachte een verzoek tot invrijheidstelling heeft gedaan, wijst de rechter-commissaris het verzoek af.

De aantekening wordt door de rechter-commissaris gewaarmerkt.

6.
De beschikking is gedagtekend, ondertekend en met redenen omkleed.
De rechter-commissaris doet deze onverwijld toekomen aan de officier van justitie en de verdachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Art. 61.a Maatregelen ter identificatie

A

1.
Tegen de voor onderzoek opgehouden verdachte kunnen
maatregelen in het belang van het onderzoek worden bevolen.

(Art. 62a lid 1 en 2 zeggen:
Door officier van justitie,
bij spoed hulpofficier.
Let op! e. (scheren) is uitgezonderd!)

Als zodanige maatregelen kunnen onder meer worden aangemerkt:

a. het maken van foto’s en video-opnamen;
b. het nemen van lichaamsmaten en handpalm-, voet-, teen-, oor- en schoenzoolafdrukken;
c. de toepassing van een confrontatie;
d. de toepassing van een geuridentificatieproef;
e. het afscheren, knippen of laten groeien van snor, baard of hoofdhaar;
f. het dragen van bepaalde kleding of bepaalde attributen ten behoeve van een confrontatie;
g. plaatsing in een observatiecel;
h. onderzoek naar schotresten op het lichaam.

2.
De in het eerste lid genoemde maatregelen kunnen alleen worden bevolen in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid.

3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van de maatregelen in het belang van het onderzoek en voor het verwerken van de resultaten daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly