Ecp hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Afschrijven

A

het boekhoudkundig verwerken van waardevermindering van kapitaalgoederen door technische slijtage en economische veroudering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

besparing

A

het gedeelte van het nationaal inkomen dat niet voor consumptie of belastingbetaling wordt aangewend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(bruto) binnenlands product (bbp)

A

totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bruto nationaal product (factorkosten)

A

is gelijk aan het bnp tegen marktprijzen minus kostprijsverhogende belasingen plus kostprijsverlagende subsidies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bruto nationaal product (bnp) (marktprijzen)

A

De waarde van alle door Nederlandse productiefactoren geproducerde goederen en diensten. Is gelijk aan het bbp plus saldo van uit het buitenland ontvangen en aan het buitenland bepaalde primaire inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

confrontatie van middelen en bestedingen

A

het tegenover elkaarstellen van aan de ene kant de som van het nationaal inkomen en de invoer en aan de andere kant de som van de bestedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

consumptiegoederen

A

goederen en diensten die door consumenten zijn gekocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

desinvestering

A

het verkleinen van d kapitaalgoederenvoorraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

economische kringloop

A

Een naar analogie van de meenselijke bloedsomsloop geschematiseerde voorstelling van de( goederen-en) geldstromen in een economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

economische slijtage

A

veroudering van kapitaalgoederen, bijvoorbeeld doordat inmiddels modernere technieken en bouwwerken beschikbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

formele economie

A

de door het CBS in zijn statieken opgenomen transacties waardoor een inkomen wordt ontvangen, meestal in de vorm van geld, soms in natura

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

informele economie

A

legale en illegale economische activiteiten die niet in de officiële cijfers tot uitdrukkingen komen, omdat het CBS ze niet waarneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inkomstenoverdrachten van de overheid

A

betalingen door de overheid waar geen tegenprestatie tegenoverstaat, zoals studiebeurzen,kunstsubsidies, uitkeringen krachtens sociale verzekeringswetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kapitaalgoederen

A

Goederen en diensten waarmee andere goederen worden geproduceerd en de voorraden gereed producten en onderhanden werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

macro-economische identiteit

A

een noodzakelijkeweize uit de gekozen defenities volgende gelijkheden in de macro economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

nationaal spaarsaldo

A

de optelling van het particulier spaarsaldo en het begrotingssaldo van de overheid

17
Q

Nationale rekening

A

jaarlijks door he centraal bureau van de statistiek (CBS) verzorgd en gepubliceerd boekhoudkundig rekeningenstelsel van de nederlandse economie

18
Q

Netto beschikbaar nationaal inkomen (marktprijzen)

A

is gelijk aan het nni plus het saldo inkomstenoverdrachten van en naar het buitenland

19
Q

netto inerstringen van bedrijven (I)

A

de door bedrijven verrichte uitbreidingsinvesterngen plus de voorraadveranderingen

20
Q

netto nationaal inkomen (nni en Y)

A

de som van de beloningen van alle nederlandse productiefactoren. IS ientiek aan het nnp

21
Q

netto nationaal product (nnp)

A

Bruto nationaal product minus de afschrijvingen

22
Q

saldo inkomensoverdrachten van en naar het buitenland

A

betalingen waar geen tegenprestatie tegenover staat (schenkingen) van Nederlandse ingezetenen aan het buitenland en omgekeerd

23
Q

saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomsten

A

saldo van de beloningen van Nederlandse productiefactoren in het buitenland en van buitenlandse productiefactoren in nederland

24
Q

technische slijtage

A

de door het gebruik optredende waardevermindering van goederen.

25
Q

toegevoegde waarde

A

de productiewaarde (de maarktwaarde van de afzet) verminderd met het verbruik gedurdende het productieprocrd. Onder het verbruik vsllrn de grondstoffen, enerie, halffabricaten, en diensten van derde

26
Q

uitbreidingsinvesteringen

A

de investeringen die dienen om kapitaalgoederenvoorraad per saldo te vergroten

27
Q

vervangingsinveseringen

A

investeringen die dienen ter vervanging van versleten vaste kapitaalgoederen

28
Q

zwart circuit

A

waarde van economische activiteiten die in strijd met de wet voor de fiscus worden verzwegen