eco hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

bedrijfseconomie

A

Houdt zich bezig met keuzevraagstukken die voorvloeien uit schaarsteproblematiek waarmee bedrijven worden geconfronteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Behoeften

A

De wensen van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

besloten vennootschap (BV)

A

Een ondernemingsvorm waarbij het vermogen is verdeeld in aandelen die op naam staat en in besloten kring verhandeld kunnen worden. Bv is een rechtspersoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Code tabaksblat

A

een in 2004 ingevoerde gedrachscode voor behoorlijk bestuur (corporate governance) van beursgenoteerde ondernemingen met als doel verbeterde transparantie in de jaarrekening, betere varantwoording van de Raad van Commissarissen en een bescherming van aandeelhouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

conjunctuurbeweging

A

het elkaar afwisselen van hoogconjuctuur en laagconjucteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

consumptiegoederen

A

Goederen die verkocht zijn door de consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

data

A

de omgevingsfactoren in ruime zin die door de economie niet worden verklaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

deregulering

A

het door de overheid verminderen van wetten en andere regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diensten

A

activiteiten waarmee behoeften kunnen worden bevredigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dillemma van de twee gevangenen

A

Strategische situatie waarbij twee gevangenen omdat ze niet op de hoogte zijn van elkaars antwoorden uiteindelijk beide langdurig achter de tralies gaan; onderling overleg had dit kunnen voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

divident

A

deel van de winst dat een aandeelouder ontvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dominante strategie

A

de strategie die de een gebruikt, ongeacht wat de ander doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ebitda

A

earnings before interestt,taxes, depreciatio and amortization , ofwel het resultaat van een onderneming voor aftrek van rente, belasting, afschrijving op de materiele activa en afschrijving op de goodwill

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Economische wetenschap

A

Wetenschap die bestudeert hoe mensen omgaan met schaarse alternatief aanwendbare middelen, die ze gebruiken om er hun doelstellingen mee te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eenmanszaak

A

leiding en eigendom zijn in handen van één persoon, die met zijn gehele privévermogen aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Externe organisatie

A

deze geeft een zoveel mogelijk empirische feiten gebasseerde analyse van de concurrentieverhouding op de markten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

geconsolideerde balans

A

balans waarop de activa en de passiva van moeder- en dochterbedrijven binnen een concern zijn samengevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

geheime reserve

A

reserve op de balans die niet kan worden waargenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

georienteerde markteconomie

A

consumenten en producten zij vrij bij hun consumptie- en productiebeslissingen, mits deze wel plaatsvinden binnen de door de overheid opgelegde randvoorwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

goederen

A

zaken waar behoeften mee kunnen worden bevredigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

goodwill

A

het verschil tussen wat, bijvoorbeeld bij een overname, voor een onderneming is betaald en de feitelijke waarde van de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoogconjuctuur

A

situatie van grote economische bedrijvigheid (het gaat goed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

infrastructuur

A

het geheel van auto-spoor- en waterwegen, luchthavens, leidingnetten en communicatieleidingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

jaarrekening

A

bestaat uit de balans, de resultaatrekening en een toelishting op beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

jaarverslag

A

bevat de jaarrekening een meestal ook een terugblik en toekomt verwachting van de directie met bovendie een groot aantal wetenswaardigheden over het reilen en zeilen van de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

kapitaalgoederen

A

goederen, zoals machines, fabrieken en kantoren die op hun beurt weer worden gebruikt bij de productie van andere goederen en diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

kerngetallen

A

cijfers die een globale indrukgeven van de toestand van een onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

laagconjuctuur

A

situatie waarin de bedrijvingsheid is ingezakt ( gaat economisch slecht)

29
Q

leveraged buy-out (lbo)

A

een (vijandige) overname van een (deel van een) onderneming, waarbij gebruik wordt gemaakt van het hefboomeffect.

30
Q

liquiditeit

A

de verhouding tussen het totaal aan vlottende en liquide middelen en de schulden op korte termijn

31
Q

maatscappelijk verantwoord ondernemen (mvo)

A

aandacht voor de maatschappij waarin ze functioneren. Gaat om verantwoord evenwicht tussen de financiele aspecten van de bedrijfsvoering, en sociale en ecologische aspecten. 3 p’s People, planet, profit

32
Q

managementproces

A

het onderzoek van omgevingsfactoren, het formuleren van de strategie, het uitvoeren van de strategie in actieplannen en tot slot de evaluatie van de strategie

33
Q

marketing

A

het doelmatig en doelgericht beheersen van productie- en verkoopproces. Daarbij wordt gebruikgemaakt van verschillende instrumenten, ook wel marketingmix genoemdL product, prijs, plaats, distibutie en promotie

34
Q

markt

A

het geheel van vraag en aanbod

35
Q

marktgedrag

A

bepaalt in hoeverre concurrenten elkaar fel bestrijden of juist proberen met elkaar tot afspraken of ondeling afgestemd gedrag te komen

36
Q

marktvorm

A

het geheel van objectief waarneembare omstandigheden waaronder de concurentie plaatsvindt.

37
Q

naamloze vennootschap

A

vennootschap waarvan de aandelen in het openbaar worden verhandeld. De nv is een rechtspersoon

38
Q

natuur

A

grond, water, lucht en alles daarop en daarin voor zover niet door mensen geproduceerd

39
Q

niet reproduceerbare goederen

A

goederen (en diensten) die niet opnieuw kunnen worden geproduceerd. Ze zijn uniek, zoals bepaalde kunstwerken, monumenten en natuurgebieden

40
Q

omgevingsfactoren in enge zin (= ondernemingsklimaat)

A

de relatie met participanten, de concurrentieverhouding, de economische situatie, de mate van openheid van de economie en de invloed van de overheid.

41
Q

omgevingsfactoren in ruime zin (=data)

A

de demografische ontwikkeling, de ontwikkeling van de techniek, de normen en waarden, het politieke systeem en de rechtsorde

42
Q

onderneming

A

bedrijf dat naar winst streeft

43
Q

ondernemingsraad

A

werknemersvertegenwoordiging in een onderneming

44
Q

onvolledige informatie

A

partijen zijn niet voldoende geinformeerd over elkaars plannen, soms weet de een meer dan de ander ( asymmetrische informatie)

45
Q

open economie

A

een economie, zoals de Nederlandse, die veel in- en uitvoert

46
Q

opportunity coast

A

de kosten va het opgeofferde alternatief

47
Q

participanten

A

de (groepen) mensen die bij een bedrijfsvoering van de onderneming betrokken zijn, zoals de ondernemingsleiding, de werknemers, vermogensschaffers, leveranciers, afnemers en de overheid

48
Q

passiva

A

laten zin waar het vermogen vandaan komt waarmee de actieva zijn gefinancierd

49
Q

prijstheorie

A

het deel van de micro-economie waar de vraag centraal staat hoe prijzen voor eindproducten en voor productie factoren tot stand komen

50
Q

private equity-specialisten

A

deze kopen zoveel aandelen dat zij het voor het zeggen hebben, en verkopen deze later voor een hogere koers

51
Q

produceren

A

het maken van goederen en diensten met behulp van productie factoren

52
Q

raad van commissarissen (RvC)

A

deze houdt namens de aandeelhouders toezicht op de directie en adviseert deze

53
Q

rendabiliteit van het eigen vermogen (REV)

A

de verhouding tussen de winst na belastig en het gemiddeld gedurende het verslagjaar wekzame eigen vermogen

54
Q

rendabiliteit van et totale vermogen (RTV)

A

laat zien welk resultaat er met al het onderneming werkzame vermogen is behaald

55
Q

resultatenrekening (= winst- en verliesrekening)

A

geeft een overzicht van de baten en de lasten van een onderneming gedurende een bepaalde periode

56
Q

risico

A

een onzekere uitkomst

57
Q

schaarste

A

de spanning tussen behoeften en middelen

58
Q

solvabiliteit

A

de verhouding tussen de waarde van de totale activa en het totale vreemde vermogen

59
Q

stille reserve

A

reserve waarvab wel aanwezigheid maar niet de grotte uit cijfers kan worden afgelezen

60
Q

strategie

A

het geheel van bestuurlijke handelingen en beslissingen dat de prestatie van de onderneming op langere duur bepaalt

61
Q

strategische situatie

A

situatie waarbij het resultaat voor de ene speler afhankelijk is van dat een of meer andere spelers. Alle spelers weten dit en houdern er rekening mee

62
Q

structuurvennootschap

A

vennootschap met een ondernemingstaad en met mer dan honderd werknemers; hiebij heeft de raad van commissarissen enkele beslissingsbevoegdheden van de aandeelhoudersvergadering overgenomen

63
Q

SWOT-analyse

A

strenghts, weaknesses, opertunities en threats. Formulering om tot een strategie te komen

64
Q

venootschap onder firma (VOF)

A

daarbij oefenen twee of meer personen onder gemeenschappelijke naam en voor gemeenschappelijke rekening een bedrijf uit

65
Q

vijandige overname

A

een ovename ven een vennootschao diir derden, tegen de wensen van het management in

66
Q

vrije goederen

A

goederen die in onze behoeftenkunnen voorzien en die niet schaars zijn

67
Q

welvaart

A

de maten waarin de schaarste is opgeheven, of de maten waarin de behoeften is voorzien door het gebruik van schaarse, alternatief aanwendbare middelen

68
Q

winst

A

het verschil tussen de totale verkoopopbrengsten en de totale kosten