ecology species interactions Flashcards

1
Q

interspecific interaction / interspecifieke interactie =

A

een interactie tussen individuen van verschillende
soorten in een gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

symbiose =

A

nauwe, langdurige biologische interactie tussen verschillende soorten
= mutualisme, commensalisme, parasitisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mutualisme

A

++ bv ossenpikker en savanne dieren (wonden en teken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

commensalisme

A

+0 bv ganzen en paarden / vee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

predatie (symbiose)

A

+-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

INDIRECTE effecten van predatie op prooi populatie (landscape of fear)

A
  • stijging sterftecijfer door stress, ziekten en competitie
  • verandering prooigedrag (waakzaamheid, foerageergedrag en verstopen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DIRECTE effecten van predatie op prooi populatie

A
  • stijging sterfte cijfer
  • daling jongen
  • verspreiding patroon
  • leeftijd structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

amensalisme

A

-o

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

allelopathy (allelopathie)

A

biochemische stof geproduceerd door een organisme
die de groei, overleving en/of voortplanting beïnvloeden
ander organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

interspecific competition

A

– bijvoorbeeld zeepokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fundamental niche

A

een geheel van omstandigheden/ condities waaronder een soort kan overleven en zich kan voortplanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

realized niche

A

reeks omstandigheden die daadwerkelijk door een soort worden gebruikt na interacties met andere soorten (om interspecific competition te vermijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gause principle

A

als gevolg van concurrentie bezetten 2 vergelijkbare soorten
vergelijkbare niches, maar verschillen hier binnen op een manier
dat ieder bezit neemt van bepaalde voedsel en
levenswijze waarin het een voordeel heeft ten opzichte van zijn concurrent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kunnen soorten met dezelfde niche zich onderscheiden (gause principle)

A
  • verschillende leefgebieden
  • (niche)afscheiding binnen het leefgebied
  • ander eten
  • ander geografisch bereik
  • verschillende broedtijden
  • ander activiteitenpatroon
  • verschillende sociale organisaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de 3 effecten van klimaatverandering op soorten interactie

A
  • temporal changes
  • spacial changes
  • body size change
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

temporal changes (door klimaatverandering)

A

geen overlapping meer in tijd (bijvoorbeeld bloemen die eerder uitkomen waardoor bijen deze missen)

17
Q

spacial changes (door klimaatverandering)

A

bereik van soorten veranderd waardoor interactie tussen andere soorten mogelijk niet meer overlapt (bv lieveheersbeestje en libelle op berg)

18
Q

body weight changes

A

voedselweb veranderd (bv grote kever wordt kleiner waardoor hij jaagt op kleine prooien)

19
Q

welke effecten van invasieve soorten op inheemse soorten

A
  • Predatie
  • Parasieten
  • Concurrentie
  • Hybridisatie: verlies van genetische diversiteit
  • Verlies van biodiversiteit: mondiale homogenisering