EBM Flashcards
1
Q
analytisch onderzoek
A
- relatie tussen 2 factoren kwantificeren
- effect van interventie I of blooedstelling E = onafhankelijke variabele
- op uitkomst O = afhankelijke variabele
- experimenteel = onderzoek actief een factor veranderen
- observationeel = kijken naar passieve veranderingen - piramide van evidentie
- niet zo zwart-wit afgebeeld
- vb: goede PCT kan beter zijn dan slechte RCT
2
Q
RCT
A
- randomized controlled trail
- intervenieren = causale relaties bestuderen door manipulatie
- gouden standaard - controlled
- gerandomiseerd = vergelijkbare groepen
- gestandaardiseerd = zoveel externe factoren reduceren
- interne validitieit = effecten beter kunnen vergelijken
- grootste zekerheid dat impect door interventie veroorzaakt werd
3
Q
voor & nadelen RCT
A
- voordelen = zeker weten
- causale relaties van interventie bestuderen
- controle van externe variabelen
- maximale interne validiteit - nadelen = soms klinisch irrelevant
- externe validiteit is soms erg laag = beperkte generaliseerbaarheid
- tijdrovend & duur
- vaak practische of ethische barrières
–> vb: haalbaarheid, veiligheid & uitvoering = mensen niet onderwerpen aan schadelijke interventies
- vaak uitgaan van harde eindpunten & minder op kwaliteit van leven
- therapie aanpassen tijdens studie
4
Q
externe validiteit
A
- externe validiteit
- is de waarheid van de studie extrapoleerbaar naar situaties buiten de studie = effectieve klinische relevantie
- beide gaan soms ten koste van elkaar
- standaardiseren <=> extrapoleren
–> lage externe validitiet in RCT - PCH patiënt centered healthcare
- per patiënt een gepaste therapie
- in RCT geen tailoring mogelijk door randomisatie
- homogene groep behouden door strenge exlusiecriteria
- dan daalt externe validiteit weer
5
Q
interne validiteit
A
- interne validiteit
- effect van manipulatie
- de waarheid binnen de studie
- ook effect confounding variables = interne & externe factoren die zorgen voor mistekend beeld - voorwaarden
- temporele opvolging
- covariatie van oorzaak & gevolg = verandering enkel door interventie
- geen alternatieve verklaringen voor veranderingen vb: door confounders
6
Q
soorten confounders
A
= bias
- door groep
- selectie effect = door onrepresensatieve sampling, voorkomen door randomisatie
- regression to the mean effect
- ceiling effect = extreme groepen - door metingen
- test/reactief effect = Hawthorn = leereffect bij korte termijn & gedragsveranderingen bij lange termijn
- instrumentation/meetfout effect = test-retest toepassen
- performance bias door bewuste of onbewuste = dubble blinding van participanten & patiënten - door externe factoren
- maturatie = leeftijd effect = veroudering van participanten
- attrition = uitvallers effect = maximum 10% drop-out & altijd naar reden/status van patiënt kijken
- history = tijd effect = verandering van uitwendige omstandigheden
7
Q
statistische conclusie validiteit
A
- algemeen
- gepast gebruik van statistische procedure
- relatie tussen O onafhankelijke & A afhankelijke variabele - statistische power
- type 1 fout ten onrecht verwerpen van juiste H0 = zeer hoge power
–> gevonden verschillen niet relevant
- type 2 fout ten onrechte behouden van foute H0 = lage power
–> verschillen niet gevonden - andere
- assumpties van statistische tests niet gerespecteerd vb: normale verdeling, …
- betrouwbaarheid & variatie in data
- ontbreken van ITT intention to treat analyse <=> per protocol analyse
–> iedereen die je zou behandelen, ook drop-outs, analyseren
8
Q
constructvaliditeit
A
- bewust kiezen van outcomes
- praktische bruikbaarheid = toepasbaar & klinisch relevant
- validiteit
- rekening houden met experimental bias
= klinimetrie
9
Q
tussenvormen van RCT
A
= trapje lager dan RCT
- PCT pragmatische clinische trials
- quasi-experimenteel onderzoek
- minimaal 1 vereiste voor RCT ontbreekt = randomisatie of controlled
–> beide kunnen ook ontbreken
- lagere interne validiteit door bias
- nog steeds waardevol
- meer praktisch & ethisch haalbaar
10
Q
PCT
A
= pragmatische/praktische klinische trial
- verschillen met RCT = minder gestandaardiseerd
- diversere pupulatie = minder exlusiecriteria
- controles zijn vaak usual care = actieve behandeling
- behandeling zoals in kliniek
- belangerijke klinische outcomen = tevredenheid, QOL, functionaliteit, … - gelijkenissen met RCT
- randomized
- controled
- onderscheid niet zwart-wit = Precis-continum
11
Q
bias
A
- effect
- systematische fout in resultaten = onder of overschatting
- door methodologische tekortkomingen
- daling van interne validiteit
- resultaat studie ≠ werkelijk resultaat - soorten
- storende variabelen
- drop-outs van studie
- selectie
- …
12
Q
observationeel onderzoek
A
- algemeen
- relatie tussen E exporsure & O outcome bestuderen
- zelf geen manipulaties uitvoeren
- observationeel = vergelijken met controle
- observationeel met actieve controle = vergelijken met usual care - soorten
- case-control = exposures verschillen
- longitudinaal
–> retrospectief = in verleden
–> prospectief = vanaf nu
- clinical trial - diagnostic test accuracy study
- false/true positive/negatieves
- sensitivity & specificity
- gouden standaard tov. index test