Dutch H 5 Flashcards
(feel)
- begrijpen zonder woorden
- een gevoel geven
AANVOELEN
(VOELDE AAN, HEEFT AANGEVOELD)
- ze voelt goed aan wanneer haar kinderen aandacht nodig hebben
- wat voelt de stof van je jurk lekker zacht aan
- eindingen
- geluid maken om je wekker te maken
- niet helemaal horizontaal zijn = hellen
(expire, end, run down)
AFLOPEN
(LIEP AF, IS, HEEFT AFGELOPEN)
- de film is bijna afgelopen
- een wekker loopt af
- het fietsen gaat gemakkelijk, want de weg loopt hier af
- een gemakkelijke omstandigheid= het comfort
(comfort)
HET GEMAK
- de boodschappen worden aan de deur gebracht. Dat is voor mij een groot gemak
rustig, zonder haast (idiom)
(calmly)
OP JE GEMAK
- hij liep op zijn gemak naar de winkel
je prettig voelen (idiom)
OP JE GEMAK ZIJN
- Ik voel me niet meer op mijn gemak zonder mijn laptop.
- Altijd als ik me op mijn gemak voel.
heel gemakkelijk (idiom)
(easily)
MET GEMAK
- zij won de wedstrijmet gemak
- Hij leerde het met gemak en vond het erg leuk.
iemand of iets proberen te beschermen
=verdedigen
(defend)
OPKOMEN VOOR
(KWAM OP VOOR, IS OPGEKOMEN VOOR)
- tijdens de ruzie kwam Gerda voor haar zus op
- omhoogkomen; zich laten zien
- in de gedachte komen
OPKOMEN
(KWAM OP , IS OPGEKOMEN)
- toen de zonopkwam, waren we al een uur aan het wandelen
- de gedachte kwam bij de man op om met zijn werk te stoppen
- kom op, er zijn ergere dingen dan een verloren wedstrijd
in grote hoeveelheden bewaren
(store, save)
OPSLAAN
(SLOEG OP, HEEFT OPGESLAGEN)
- de wijn werd in de kelder opgeslagen
- ik heb de foto’s op de computer opgeslagen in de map ‘mijn afbeeldingen’
in een bepaalde richting brengen = mikken
(to direct)
RICHTEN
(RICHTTE, HEEFT GERICHT)
- Ik wil mijn aandacht richten op innovatie, een van de hoofdthema’s van de Top.
je aandacht houden bij iets of iemand
(focus on)
ZICH RICHTEN OP
(RICHTTE ZICH OP, HEEFT ZICH GERICHT OP)
- George richtte zich helemaal op het examen
- De moratoriums zijn prima, maar we moeten ons richten op de moleculen in de olie.
tegen iemand gaan praten terwijl er anderen bij zijn = zich wenden tot
(to address to)
ZICH RICHTEN TOT
(RICHTTE ZICH TOT, HEEFT ZICH GERICHT TOT)
- in zijn toespraak richtte de directeur zich ook even tot de vrouw van de werknemer
- voor informatie kunt u zich richten tot de afdeling verkoop
(succeed)
- met succes een examen doen
- een succes zijn; succes hebben
SLAGEN
(SLAAGDE, IS GESLAAGD)
- mijn zus is voor de cursus geslaagd
- zij kon niet slagen in de winkel; zij kon geen mooie jurk vinden
- het feestje was geslaagd; iedereen vond het hartstikke gezellig
met succes doen
SLAGEN IN
(SLAAGDE IN, IS GESLAAGD IN)
- ’s avonds slaagde ze er niet meer in om haar ogen open te houden
er nog bij doen
(to add)
TOEVOEGEN (AAN)
( VOEGDE TOE, HEEFT TOEGEVOEGD)
- voeg drie eieren toe en roer het geheel goed
- Ik heb nog iets belangrijks toe te voegen: fijn weekend