Dutch H 1 t/m 3 Flashcards

1
Q

een band van metal die iets bij elkaar moet houden (braces)

A

DE BEUGEL

veel kinderen op de basisschool hebben een beugel voor hun tanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het feit dat iets mag
de goedkeuring

(permission)

A

DE TOESTEMMING

  • ze kregen geen toestemming om een huis te laten bouwen
  • Moet ik altijd t_oestemming vragen_ aan de patiënt of ik de huisarts mag informeren?’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de richting waarin iets zich ontwikkelt

(tendency, trend)

A

DE TENDENS

de tendens is dat steeds minder mensen boeken en kranten lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toch al
in elk geval

(anyway)

A

SOWIESO

hij wist niet tot hoe laat hij moet werken, maar hij heeft beloofd dat hij sowieso zal komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

door iemand gedaan moeten worden
betekenen, inhouden

(come down)

A

NEERKOMEN OP

  • het zware werk komt op Joop neer
  • dus het komt erop neer dat u alles zelf moet betalen

(KWAM NEER OP, IS NEERGEKOMEN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

namely

A

NAMELIJK

  • geen taart voor de heer Fransen, hij wil namelijk dunner worden
  • er zijn in het Nederlands twee letters die nooit aan het eind van de woord staan, namelijk de “v” en de “z”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het feit dat je elkaar verkeerd begrijpt

(misunderstanding)

A

HET MISVERSTAND

door een misverstand staat de foto op een verkeerde plaats in de krant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in stukke verdelen

(to divide)

A

IN/DELEN

  • hij bedrijf is ingedeeld in verschillende afdelingen
  • de schrijven kan altijd zelf zijn tijd indelen

(DEELDE IN, HEEFT INGEDEELD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

opzettelijk ( <=> per ongeluk)

iets doen met de bedoeling om dat te doen

(on purpose)

A

EXPRES

Joke had ‘s middags expres niet zo veel gegeten omdat ze ‘s avonds naar een restaurant wilde gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

aanraden
zeggen dat iets of iemand er goed of nuttig is

(recommended)

A

AAN/BEVELEN
( BEVAL AAN, HEEFT AANBEVOLEN)

ik kan dit restaurant aanbevelen, het eten is er heerlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

niet recht

(crooked)

A

SCHEEF

Wie bepaalt er wanneer een neus zo scheef is dat hij geopereerd moer worden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

iemand die hard werkt

(hardworking)

A

IJVERIG

  • de leerling scheef ijverig alles op wat leraar zei
  • Joppe is ijverig. Hij staat uren in de keuken on nieuwe recepten uit te maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

iets belangrijk vinden,

houden van

A

HECHTEN (ZICH) AAN

_(_HECHTTE ZICH AAN, HEEFT GEHECHT AAN)

  • Zijn familie hecht aan goede manieren
  • Het kind hechtte zich snel aan de nieuwe hond
  • Ik ben erg aan mijn familie gehecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(iets ernstigs) meemaken en weer herstellen

(endure, bear)

A

DOORSTAAN

(DOORSTOND, HEEFT DOORSTAAN

  • Hij heeft de operatie goed doostaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in twee richtingen

(back and forth)

A

HEEN EN WEER

  • Verder bewogen ze heen en weer voor de spiegel en maakten bewegingen die ze normaal niet maken
  • de agente liep een paar heen en weer door de straat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het besluit

keer dat iemand of iets kan worden gebruikt

(ordinance, at disposal)

A

DE BESCHIKKING

  • volgens een beschikking van de rechter moest hij 3000 E betalen
  • Olifantenvrouwen kregen in hun verblijf een hoge spiegel tot hun beschikking.
  • Hij had een auto tot zijn beschikking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  • de lange neus van een olifant
  • de gang waaordoor je in een vliegtuig komt
A

DE SLURF

  • Waroom heeft een olifant een lange slurf
  • Pas toen de slurf aan het vliegtuig zat, kon iedereen uitstappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • vergeleken met
  • wat dat betreft, op dat punt

(rescpect)

A

HET OPZICHT

  • Dolfijnen hebben empathie ten opzichte van soortgenoten
  • de winst is dit jaar met 45 procent gedaald ten opzichte van het vorige jaar
  • De broers zijn allebei erg nieuwsgierig; in dat opzicht lijken ze op elaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

(van iemand) met veel zelfvertrouwen

zelfverzekerd

(confident)

A

ZELFBEWUST

  • zelbewust optreden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  • een voorwerp van steen, hout of metal dat bedoeld is als kunst
  • iets wat te zien is op een film, foto= het plaatje
  • de impressie
A

HET BEELD

  • op het plein stond een beeld van de koning te paard
  • de film liet vreselijke beelden van het ongeluk zien
  • ik zal proberen een guidelijk beeld te geven van wat mijn werk inhoudt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

iets groter of mooier voorstellen dan het is

(exaggerate)

A

OVERDRIJVEN

(OVERDREEF, HEEFT OVERDREVEN)

  • hij ovedreef toen hij zei dat hij meer geld verdient dan een minister
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

iets dat niet erg veel of nier erg goed is

(moderate)

A

MATIG

  • de prsentaties van de groep waren matig. niet erg goed maar ook niet slecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

iets krijgen dankzij iemand of iets

(to owe)

A

TE DANKEN AAN IETS HEBBEN

  • hij heeft zijn succes vooral te danken aan zijn mooie stem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

zeggen dat je het verkeerd vindt

niet geschikt verklaren

(reject, disapprove)

A

AFKUEREN

  • her parlament keurde zij voostel af
  • de heer Joosten is volledig afgekeurd voor zijn werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

aanvaarden dat het zo is

accepteren

(accept)

A

ZICH NEERLEGGEN BIJ

(LEGDE ZICH NEER BIJ HEEFT ZICH NEERGELEGD BIJ)

  • Rene zou dat nooit doen. Als iets niet lukt, dan legt hij zich erbij neer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de manier waarop je iets doet of met iemand omgaat

de aanpak

(approach)

A

DE BENADERING

  • De makers van het programma kozen voor een tota nieuwe benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q
  • naar iemand toegan om iets te vragen
  • dichterbij komen

(approach)

A

BENADEREN

(BENRDERDE, HEEFT BENADERD)

  • Het bestuur van de stichting heeft mevrouw Abdolla benaderd om voorzitter te worden
  • Niemand kon de snelle tijd van hardloper benaderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

volledig

helemaal

volslagen

(completely)

A

VOLSTREKT

  • Ik ben volstrekt niet met je eens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

zorgen dat iemand iets niet doet

(to hold back, to discourage)

A

WEERHOUDEN VAN

(WEERHIELD VAN, HEEFT WEERHOUDEN VAN)

  • Hij probeerde haar te weerhouden van het kopen van een boek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

zorgen dat iets niet gebeurt

(avoid)

A

VERMIJDEN

(VERMEED, HEEFT VERMEDEN)

  • om ongelukken te vermijden nam de dronken man een taxi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q
  • niet netjes
  • dit word gebruik je bij hoge bedragen als je niet precies bent

(careless)

A

SLORDIG

  • de juf vond dat Daniels werk er veel te slordig uitzag
  • hij verdient een slordige zestigduizend euro per jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

precies en zorgvuldig

nauwgezet

exact

(accurate)

A

NAUWKEURIG

  • wilt u alles nauwkeurig lezen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

over iemand praten zonder die persoon dat weet, vooral over negative dingen

(gossip)

A

RODDELEN (OVER)

(RODDELDE, HEEFT GERODDELD)

  • Sinds Michelle een relatie heeft met de directeur, wordt er veel over haar geroddeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

misschien wel

mogelijk

(maybe)

A

WELLICHT

  • wellicht wilt u een kopje koffie?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

de hele tijd

steeds = constant

(constant, living)

A

VOORTDUREND

  • de koningin werd voortdurend gevolgd door journalisten
  • het heeft voortdurend aandacht nodig voor een blijvend resultaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

deel van een geheel laten worden

(to incorporate)

A

OPNEMEN

  • Hij zou Rene niet opnemen in zijn team
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q
  • de ……. persoon moet de schuld krijgen als er iets fout gaat
  • een …….. positie is een balangrijke positie

(responsible)

A

VERANTWOORDELIJK

  • ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kinderen ald die nog jong zijn
  • hij heeft een verantwoordelijke baan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

het feit dat je verplicht bent te zorgen dat iets goed gaat

(responsibility)

A

DE VERANTWOORDLIJKHEID

  • ​de leraar had de verantwordelijkheid voor de leerlingen tijdens de reisje
  • Ze nam de verantwoordelijkheid op zich voor wat haar zusje had uitgespookt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q
  • ergens kunnen komen
  • ergens hulp kunnen krijgen

(come back, turn (for help) to)

A

TERECHTKUNNEN

(KON TERECHT, HEEFT TERECHTGEKUND)

  • Na de explosie konden de bewoners van de wijk terecht in de sporthal.
  • een instantie waar pubers terechtkunnen met hun vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

je ervoor inspannen en bereiken dat iets er is of komt

(to make sure that)

A

ERVOOR ZORGEN DAT

  • Zorg ervoor dat ze op tijd komt
  • Ze zorgt ervoor dat de avond vlot verloopt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q
  • iets wat logisch na iets anders gebeurt = de conseqientie= de oorzak
  • door
  • groep mensen die bij een belangrijk persoon hoort

(consequence, entourage)

A

HET GEVOLG

  • de regen van vorige maand heeft vervelende gevolgen voor de landbouw
  • het ongeluk was het gevolg van te hard rijden
  • hij overleed ten gevolge van een ongeluk ( as result of)
  • de koning en zijn gevolg kwamen precies om tien uur aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

iemand vragen of hij of zij iets wil doen

(to request)

A

VERZOEKEN

(VERZOCHT, HEEFT VERZOCHT)

  • Je wordt verzocht om niet te roken.`
  • de chauffeur verzocht iedereen in te stappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

de norm= de maatstaf

(requirements)

A

HET CRITERIUM

  • je mag de jonge en de oude medewerkers niet volgens dezelfde criteria beoordelen
  • voldoen aan alle criteria om te worden toegelaten tot de opleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q
  • bedoeld of geschikt zijn voor iets
  • trouw zijn aan iemand, helpen
  • soldaat zijn
  • moeten

(serve, have to)

A

DIENEN

  • waarover dient dit knopje?
  • ein minister dient de staat
  • mijn zoon heeft vier jaar in her Russische leger gediend
  • indien de pijn niet verdwijnt, dient u uw arts te waarschuwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

…… mensen denken goed na voordat ze iets doen

wijs

(smart, sensible, rational)

A

VERSTANDIG

  • het is verstandig om gezond te eten en veel te bewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

een bepaald advies geven

(advice)

A

AANRADEN

(RADDE AAN, HEEFT AANGERADEN)

  • zij raadt ons aan om een tafeltje in het restaurant te reserveren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

een vloeistof die voor het grootste deel uit water bestaat

(moisture, humidity, liquid)

A

HET VOCHT

  • op een warme dag heb je veel vocht nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q
  • beter worden
  • verbeteren zodat het weer goed wordt

(to recover, to fix)

A

HERSTELLEN

(HERSTELDE, IS/ HEEFT HERSTELD)

  • (is hersteld) Na die ziekte herstelde hij gellukig snel
  • (heeft hersteld) ze herstelde de fout meteen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

het verschil

(difference)

A

HET ONDERSCHEID

  • er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen oudere en jongere mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q
  • zorgen dat iets groter, beter enz. wordt = verbeteren
  • een hogere functie geven = promoveren

(promote, favour, to benefit)

A

BEVORDEREN

(BEVORDERDE, HEEFT BEVORDERD)

  • Regelmatig bewegen bevordert de gezondheid
  • Karl van Leeuwen is bevorderd tot directeur van deze school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q
  • iemand aardig vinden
  • iets aangenaam/belangrijk vinden

(to be keen on, to stand on)

A

GESTELD ZIJN OP

  • Peter is erg gesteld op zijn schoondochter
  • Mijn buurvrouw is erg gesteld op haar privacy; haar gordijnen zijn altijd dicht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

iets wat je steeds weer doet of wilt doen

(tendency, inclination)

A

DE NEIGING/ -EN

  • Hij heeft de neiging om te veel te praten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

vinden dat iets niet mogelijk is; zorgen dat iets niet gebeurt

(to exclude, to elimate)

A

UITSLUITEN

(SLOOT UIT, HEEFT UITGESLOTEN)

  • Ik sluit niet uit dat ik nog een nieuwe studie ga doen. Misschien ga ik rechten studeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

de toestand dat het economisch en maatschappelijk goed gaat

(the welfare, prosperity)

A

DE WELVAART

  • De Nederlandse welvaart lijdt niet echt onder de economische crisis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q
  • een daad die volgens de regels van een geloof niet mag
  • als iets …………. is, is het erg jammer dat het gebeurt

(the sin, shame, the waist)

A

DE ZONDE /-n / -s

  • Adam en Eva hadden spijt van hun zonde.
  • Wat zonde dat je al de oude boeken hebt weggegooid!
  • Je hoeft die tekst niet te lezen. Hij is hartstikke saai en er staat niets nieuws in. Dat is zonde van je tijd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

als het niet anders kan

(if necesssary)

A

DESNOODS

  • Desnoods gaan we naar een andere stad om een hotel te zoeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

iets doen met een bepaalde rol of taak

(to function as, to serve as, to act as)

A

FUNGEREN

(FUNGEERDE, HEEFT GEFUNGEERD)

  • De prins fungeerde als vertegenwoordiger van de koningin.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

je jeugd ergens doorbrengen,

groeien in leeftijd en lengte, ervaring en kennis.

(to grow up)

A

OPGROEIEN

( GROEIDE OP, HEEFT OPGEGROEID)

  • Einstein is geboren in Ulm, maar hij groeide op in Munchen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

zorgen dat iets niet doorgaat

een text uitsprekken= declameren

(to terminate/ cancel; to recite)

A

OPZEGGEN

(ZEGDE OP/ ZEI OP; HEEFT OPGEZEGT

  • Na de tv-uitzending hebben veel leden van de NCRV hun lidmaatschap opgezegd.
  • Wie kan het gedicht Denkend aan Holland opezeggen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

het gewoon gaan vinden,

wennen

(to settle )

A

AARDEN

(AARDE, HEEFT GEAARD)

  • Kun je een beetje aarden in je nieuwe woonplaats?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

de betrekking die je met elkaar hebt = de relatie

( to have a relationship)

A

EEN BAND HEBBEN

  • Susan heeft een goede band met haar oma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

in je genen zitten

(to be your nature)

A

IN JE BLOED ZITTEN

  • Zij kan even goed dansen als haar moeder; ritme zit in haar bloed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

weinig = vijf of minder

A

OP EEN HAND TE TELLEN ZIJN

  • Op Facebook heeft zij 260 vrienden, maar haar echte vrienden zijn op één hand te tellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q
  • aan ……. mensen of dingen ben je gewend
  • veilig, zeker

(familiar, safe)

A

VERTROUWD/ -E

  • Hij was blij dat hij weer thuis was in zijn vertrouwde omgeving
  • Is het wel vertrouwd om de kinderen bij die vreemde mensen te laten spelen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

…. dingen lijken op elkaar

(similar)

A

SOORTGELIJK/ -E

  • Heleen zei dat ze niet mee wilde en Sonja gaf een soortgelijk antwoord.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

iets belangrijk vinden

(to apprechiate, to value)

A

WAARDE HECHTEN AAN IETS

  • Ik hecht veel waarde aan de goede relatie met mijn oma. Ik kan haar alles vertellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

de zwaar voorwerp waarme schepen aan de bodem vastgesteld kunnen worden

A

HET ANKER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

als iets ….. is , bestaat uit meer dan

(multiple)

A

MEERVOUDIG

  • hij is meervoudig winaar zwemmen op de Olympishe Spelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

snel

A

VLUG

  • ga vlug naar het ziekenhuis!
  • de minister wilde weglopen voor de journalist, maar de journalist _was hem te vlug af _( sneller zijn dan iemand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

regelmatig, vaak

in een …… leven is alles goed georganiseerd

(regularly)

A

GEREGELD

  • vroeger ging hij geregeld naar de kerk, maar nu nooit meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

de sterke gevoel dat je iets wil

(urge)

A

DE DRANG

  • de speler had een enorme drang om te winnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

twee kinderen die tagelijk uit dezelfde moeder geboren zijn

(twins)

A

DE TWEELING

  • Sara en Marc zijn een tweeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q
  • iets wat ….. is, aaanvard je als juis of als geschikt
  • ruim voldeonde, brij goed
  • nogal, tamelijk

(reasonable)

A

REDELIJJK

  • in deze winkel kun je voor een redelijke prijs kleren kopen
  • het is een redelijk resultaat
  • ik ben wel oud, maar nog redelijk gezond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

op het voorste deel van iets

( ahead, in front)

A

VOOROP

  • de vrouw fietste met een kind voorop en een kind achterop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q
  • als je ergens …. bent, heb je daar een baan
  • effectief

(working, active, effective)

A

WERKZAAM

  • zij i werkzaam in het onderwijs
  • op het doosje kun je lezen wat de werkzame stoffen van het medicijn zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

“nee” zeggen

niet willen

(refuse)

A

WEIGEREN

(WEIGERDE, HEEFT GEWEIGERD)

  • het kind weigeerde haar naaam te zeggen (aan iemand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q
  • de verantwoordelijkheid voor een fout
  • het geld dat je nog moet betalen

(fault, debt)

A

DE SCHULD

  • het id de schuld van de directeur dat het slecht gaat met de bedrijf
  • iedereen geeft mij de schuld, maar ik heb het niet gedaan
  • bijna iedereen die een huis bezit, heeft eem groote schuld bij de bank
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

met success een exam doen

een success zijn, success hebben

(pass (exam) succeed)

A

SLAGEN

  • nijn zus is voor de cursus geslaagd
  • zij kon niet slagen in de winkel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

in een …. relatie, groep enz. voelen mensen zich erg verbonden

(strong)

A

HECHT

  • Leo komt uit een hechte familie die elkaar vaak ziet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

het haar dat onder en naast d mond van een man groeit

A

DE BAARD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

steeds, elk keer

(again and again)

A

TELKENS

  • Erna draagt telkens andere kleren
82
Q
  • psychisch, met je verstand en gevoel te maken
  • met gellof en de kerk te maken, spiritueel

(mental, spiritual)

A

GEESTELIJK

  • mevrouw Klein kan niet goed meer lopen , maar gestelijk is ze nog erg goed
  • de mensen zongen samen gestelijke liederen
83
Q

de haren boven de mond van een man

A

DE SNOR

84
Q

…… mensen verzetten zich sterk tegen allerlei dingen

(rebellious)

A

OPSTANDING

  • het opstandige personeel besloot een dag niet te gaan werken
85
Q
  • de hoeveelheid die iets kan opbrengen
  • de betekenis die iets voor je heeft= het belang

(the value)

A

DE WAARDE

  • de waarde van de huizen is gestegen
  • mevrouw Everts is van grote waarde voor onze vereniging
86
Q
  • op de juiste plaats neerzetten
  • bedenken en opschrijven/ontwerpen

(set up, draft)

A

OPSTELLEN

(STELDE OP, HEEFT OPGESTELD)

  • om het veld stonden een paar camera’s opgesteld
  • de voorzitter had een mooie brief opgesteld
87
Q

een bepaalde houding aannemen,

op een bepaalde reageeren

(behave)

A

ZICH OPSTELLEN

(STELDE ZICH OP, HEEFT ZICH OPGESTELD)

  • de werknemersmosten bespreken oe ze zich zouden opstellen tijdens het overleg
88
Q

alleen maar

niet anders dan

(solely, exclusively)

A

UITSLUITEND

  • ik heb uitsluitend vervelende dingen over haar gehoord
89
Q

interessant

A

BOEIEND

  • de man vesrtelde boeiende verhalen
  • dat is zo assymestrisch als wat , maar daardoor wordt het juist extra boeiend om naar haar te kijken.
90
Q
  • als iets …… is, is het bijna niet meer te bewegen, of iets is er bijna geen ruimte omheen
  • als je iemand ….. aankijkt, kijk je hem of haar aan zonder je hoofd te bewegen

(tight, tense)

A

STRAK

  • zij draagt altijd strakke broeken
  • hij keek kaar strak aan omdat hij haar niet geloofde
91
Q

juist niet

( on the contrary)

A

INTEGENDEEL

  • hij heeft het niet slecht gedaan; integendeel, hij heeft het heel doed gedaan
92
Q

later doen dan was afgesproken

(postpone)

A

UITSTELLEN

  • de vergadering werd uitgesteld omdar er veel zieken waren
93
Q

de keer dar iemand verslaafd is

(addiction)

A

VERSLAVING

  • door zijn verslaving aan de medicijnen is hij nog zieker geworden
94
Q
  • de sfeer, de manier van denken en doen= de mentaliteit
  • het deel van de mens dat kan denken en voelen= de psyche
  • het deel van de mens dat volgens gelovige mensen overblift na je dood= de ziel
  • een mens zonder lichaam= het spook

(spirit, mind, ghost)

A

DE GEEST

  • hij is in de geest van deze tijd om veel geld te verdienen en dat meteen weer uit te geven
  • er is nog veel onbekend over de werking van de menselijke geest
  • hij gelooft dat je geest je lichaam verlaat als je overlijdt
  • ik geloof niet in geesten
95
Q

ongeveer zoiets

(in the spirit of)

A

IETS IN DE GEEST

  • ze zei iets in de geest van: morgen zal alles beter zijn
96
Q

je iets herinneren

(not remember)

A

JE IETS VOOR DE GEEST HALEN

  • ik kan me niet meer voor de geest halen wat ik toen gezegd heb
97
Q
  • ……. donderdag is de eerste donderdag die komt
  • een …….. moeder iseen vrouw die moeder wordt

de …….. koning is de man die koning wordt

(forthcoming)

A

AANSTAAND

  • aanstaande vrijdag gaan we op vakantie
98
Q

de woorden waarmee mensen zeggen dat ze blij zijn met wat je gedaan hebt

(appreciation)

A

DE WAARDERING

  • ze kreegveel waardering voor de zorg voor haar ziekte vader
99
Q

laten merken dat je blij bent met iemand of iets

(appreciate)

A

WAARDEREN

(WAARDEERDE, HEEFT GEWAARDEERD)

  • de uitzendkracht ging weg bij het bedrijf, omdat hij zich niet gewaarderd voelde
100
Q
  • dichterbij
  • preciezer, uitgebreider

(further, nearer)

A

NADER

  • door het gesprek zijn ze nader tot elkaar gekomen
  • we moeten dat probleem nader onderzoeken
  • nadere informatie staat in een volgende brief
101
Q

dichterbij komen iemand of iets

(approach)

A

NADEREN

(NADERDE, IS GENADERD)

  • we naderen Londen
  • de trein naderde heel langzaam
102
Q

een ….. persoon is niet in een goede stemming en reageert daarom boos= geirriteerd

A

GEPRIKKELD

  • de minister reageerde geprikkeld op de nieuwsgierige vragen van de journalisten
103
Q

als

(in case of)

A

INDIEN

(formeel)

  • indien u ouder bent dan zestig jaar, betaalt u slechts de helft van de prijs
  • indien u geen prijs meer stelt op het ontvangen van deze nieuwsbrief, kunt u een mail sturen naar het onderstaande adres
104
Q

iemand die veel nadeel heeft van iets waaraan hij geen schuld heeft

(victim)

A

HET SLACHTOFFER

  • het verkeer eist veel slachtoffers
  • toen haar ouders van elkaar scheidden, voelde Josefine zich het slachtoffer
105
Q

iemand die steelt

(thief)

A

DE DIEF (DIEVEN)

  • de dief wilde de gestolen klok op de markt verkopen
106
Q

de keer dat iemand iets steelt

(theft)

A

DE DIEFSTAL

  • de man was al een keer opgepakt wegens diefstal
107
Q

iets stelen van iemand (van iets)

A

BEROVEN

(BEROOFDE, HEEFT BEROOFD)

  • de bank in het centrum van de stad is vannacht beroofd
108
Q

aleen als..

op voorwarde dat

(provided that, only if)

A

MITS

  • ik kom, mits Mark ook komt
  • je mag in je tekst een stuk van een nadere auteur overnemen, mits je duidelijk aangeeft dat het hier om een citaat gaat
  • je profiteert van deze aanbieding, mits u voor 15 juni een reis boekt
109
Q

behalve als

( unless)

A

TENZIJ

  • hij komt morgen, tenzij hij moet werken
  • alle boeken kosten vandaag 1 euro, tenzij ze anders gesprijsd zijn
  • deze actie geldt voor u als nieuw lid, tenzij u in het afgelopen jaar lid bent geweest
110
Q

deze woord gebruik je om twee zinnen te verbinden die een tegenstelling zijn= hoewel

(although)

A

OFSCHOON

  • ofschoon Carel en Harry elkaar niet vaak zien, zijn het toch goede vrienden
  • het rechercheteam besloot dit spoor nogmaals na te gaan, ofschoon eerdere onderzoeken op niets waren uitgelopen
  • Ofschoon een meerderheid van de ondervraagden aangaf geen belangstelling te hebben, zette het reclamebbureau zijn acties voort
111
Q

dir woord gebriuk je om een doel aan te geven

(in order that)

A

OPDAT

  • ik ga vroeg naar bed, opdat ik morgen niet meer zo moe ben
  • Wij achten het van belang dat elke gemeente dergelijke monumenten huisvest en goed verzorgt, opdat ook de volgende generatie niet vergeet welke ramp Zeeland trof in 1953
  • Opdat voldaan kan worden aan te toegenomen vraag naar huurwoningen, bouwt de cooperatie de komende jaren 130 gezinwoningen in deze wijk
112
Q
  • vinden
  • waardering hebben voor iemand= respecteren

( to consider)

A

ACHTEN

(ACHTTE, HEEFT GEACHT)

  • ik acht Geard tot alles in staat ald hij kwaad is
  • de commissie achtte de uitspraak van de rechter unjuist
  • geachte heer Rozenmeier, deze brief schrijf ik….
113
Q

in a secret

A

IN HET GEHEIM

  • ik ontdekte dat Andreas het feest in het geheim voorbereidde. Ik hoorde hem bellen met een cateringbedrijf
114
Q
  • de afspraak dat er niet meer gevochten woordt
  • een groep gegevens in de computer

(file)

A

HET BESTAND

  • in augustus vorig jaar sloten de leiders een bestand
  • het is niet moeilijk om een bestand met namen en adressen te maken
115
Q

de witte of grijze massa in de lucht die bestaat uit heel kleine druppels water

A

DE WOLK

  • het werd kouder toen er een wolk voor de zon schoof
116
Q
  • een groep mensen die een vereniging of een leidt
  • de leiding, het gezag

(boeard, government)

A

HET BESTUUR

  • het bestuur van de vereniging vraagt aan de gemente om meer geld
  • door slecht bestuur kon het land zich niet ontwikkelen
117
Q

maken

(manufacture)

A

VERVAARDIGEN

(VERVAARDIGDE, HEEFT VERVAARDIGD)

  • hij heeft de tafel zelf vervaardigd
118
Q
  • een groep miliatiren die vechten voor hun land
  • (informeel) een grote groep
A

HET LEGER

  • aan de film heeft een heel leger bekende mesen meegewerkt
119
Q

een gesprek met God

(prayer)

A

HET GEBED

  • Een imam speelt als geestelijk verzorger een heel andere rol dan een imam die als prediker vijf keer in de moskee het gebed leidt
120
Q
  • iemand die …. is , krijgt snel sterke gevoelens bij iets
  • een…. deel van je lichaam doet snel pijn
  • nauwkeurig
  • …… zaken zijn moeleijk om te bespreken
A

GEVOELIG

  • omdat zij heel gevoelig is, moet ze bij mooie film vaak huilen
  • na het ongeluk was mijn arm nog lang gevoelig
  • je kunt met haar beter niet over baby’s praten, want omdat zij zelf geen kinderen kan krijgen, is dat een gevoelig onderwerp
121
Q

iemand die geboren is in het land waar hij of zij woont, en wiens ouders daar ook geboren zijn

(native)

A

DE AUTOCHTOON

  • deze school wordt door zowel allochtone en autochtone kinderen bezocht
122
Q

een maatregel die volgt na een fout of een misdaad

A

DE STRAF

  • de man moet een hoge straf krijgen voor zijn misdaad
  • het vlees van varkens mag niet aan het buitenland verkocht worden, op straffe van hoge boetes
123
Q

een bepaald spel spelen met 16 witte en 16 zware stukken op een bord met 32 witte en 32 zwarte vlakken

A

SCHAKEN

(SCHAAKTE , HEEFT GESCHAAKT)

  • als kind leren schaken heeft een voordeel, want dat bevordert je vermogen om logish te denken
124
Q
  • het geld dat je bezit
  • iets dat iemand of iets kan

(ability, capital)

A

HET VERMOGEN

  • toen hij stierf, bleek dat hij een aanzienlijk vermogen bezat
  • dat kost een vermogen = dat kost heel veel geld
  • Wanda mist her vermogen om lang naar iemand te luisteren
125
Q

een plats waar en weg of een lijn buigt

( curve)

A

DE BOCHT

  • hier gaat de weg met een bocht naar rechts
  • de directeur wrong zich in allerlei bochten toen hij krietiek kreeg = erg ingewikkelde dingen doen om je doel te bereiken
126
Q

droger maken door in elkaar te draaien

A

WRINGEN

(WRONG ,HEEFT GEWRONGEN)

  • je moet die handdoek eerst even wringen voordat je hem aan de lijn hangt
127
Q
  • hoe iemand of iets eruitziet; de buietnkant van iemand of iets
  • iets wat ……. is, heeft te maken met hoe iemand of iets eruitziet

(appearance, exterior)

A

(HET) UITERLIJK

  • ze besteedt veel aandacht aan haar uiterlijk
  • wat zijn de uiterlijke kenmerken van de ziekte
  • de man was uiterlijk kalm, maar van binnen was hij heel boos
128
Q

een of meer cijfers die een aantal of een hoevelheid voorstellen

(number)

A

HET GETAL

  • de mensen kwamen i_n groten getale_ naar de kermis
129
Q

bewijzen

te laten zien

(to prove, to demonstrate)

A

AANTONEN

(TOONDE AAN, HEEFT AANGETOOND)

  • ondezoek heeft aangetoond dat koffie slecht is voor de gezondheid
130
Q

doen

(perform, execute)

A

VERRICHTEN

(WERRICHTTE, HEEFT VERRICHT)

  • er wordt veel onderzoeken verricht naar de ziekte aids
131
Q

denken dat iets misschien zo is

(suppose, presume, pressumption)

A

(HET )VERMOEDEN

(VERMOEDDE, HEEFT VERMOED)

  • de politie vermoedt dat de dief naar het buiteland gevlucht is
  • het vermoeden bestaat dat Tom het geld gestolen heeft
132
Q
  • duidelijk maken= uitleggen
  • officieel meedelen

(explain, state)

A

VERKLAREN

(VERKLAARDE, HEEFT VERKLAARD)

  • de uitzendkracht kon niet verklaren wat er verkeerd was gegaan
  • de arts verklaarde dat het stachoffer dood was
133
Q

een groot verschil= het contrast

(contrast)

A

TEGENSTELLING

  • er is een grote tegentelling tussen wat zij zegt en wat hij doet
  • In tegenstelling tot gebruikers van het Latijnse schrift bestaat er bij Chinezen ook aan nauwe samenhang tussen leesvermorgen en schrijfvermogen
134
Q
  • een dun boekje met lege bladzijden waarin je kunt schrijven
  • de tekens van een taal
A

HET SCHRIFT

  • het kind had nieuwe schriften nodig voor school
  • het Russisch heeft een heel ander schrift dan het Nederlands
135
Q
  • iets wat ….. is , is smal en heeft weinig ruimte
  • een ….. vrienschap is een heel goede vrienschap
A

NAUW

  • het verhuizen was moeilijk door de nauwe gang
  • ik heb twintig jaar nauw samengewerkt met mevrouw Mulder
  • de journalist nam het niet zo nauw met de waarheid = niet zo zoorgvuldig omgaan met iets
  • je moet precies voldoende zout toevoegen, dat luisters heel nauw = het is belangrijk dat je precies doet zoals het hoort, anders lukt het niet
136
Q

een verband hebben

(relate)

A

SAMENHANGEN

(HING SAMEN, HEEFT SAMENGEHANGEN)

  • de problemen hangen samen met de slechte ecomoie van het land
137
Q

de eigenschap dat je plannen snel en met kracht gaat uitvoeren

(decisiveness, stanowczość)

A

DAADKRACHT

  • de ambtenaaris wel heel precies, maar hij mist daadkracht
138
Q

iemand wie …… is, is eerlijk en doet wat hij of zij belooft

(reliable, trustworthy)

A

BETROUWBAAR

  • Dirk ier eruit als een betrouwbare persoon
  • je mag niet op het ijs lopen, want het is nog niet betrouwbaar
139
Q

…… mensen zijn eerlijk en je kunt ze vetrouwen

= onkreukbaar

(honest)

A

INTEGER

  • de vrouw maakt een integere indruk
140
Q

iemand die ….. is , zegt de waarheid

A

EERLIJK

  • hij lijkt mij een eerlijke man, dus ik geloof wat hij zegt
  • als ik eerlijk bent….
141
Q

een ……….. persoon is eerlijk en vriendelijk

(warm-hearted)

A

HARTELIJK

  • haartelijk gefeliciteerd met je verjaardag
142
Q

de eigenschap dat je lang aan iets kunt werken of goed kun wachten

(patience)

A

HET GEDULD

  • met veel geduld legde de docente uit hoe je iets in het boek kunt opzoeken
  • hij wachtte geduldig tot iedereen klaar was
143
Q

iemand die …….. is , vertlet dingen die persoonlijk of geheim zijn

(open, frank)

A

OPENHARTIG

  • de werknemer praatte heel openhartig over de problemen in zijn huwelijk
144
Q

iemand die……. is, durft gevaarlijke dingen te doen

= moedig

A

DAPPER

  • een paar dappere jongens haalden het kind uit het water
145
Q

hulpvaardig

een……. persoon helpt anderen graag

A

BEHULPZAAM

146
Q
  • groeten door je hand heen en weer te bewegen
  • ( iets )heen en weer bewegen
    *

(wave)

A

ZWAAIEN

(ZWAAIDE, HEEFT GEZWAAID)

  • de kinderen zwaaiden naar hun moeder, die naar haar werk ging
  • hij zwaaide de vlag heen en weer
  • de bomen zwaaiden in de wind
147
Q

steeds weer

(time after time)

A

KEER OP KEER

  • Vanwege het werk van een van de ouders, verhuist het gezien keer op keer van land tot land
148
Q

ergens meubles plaatsen , zodat je er kunt gaan wonen

A

INRICHTEN

(RICHTTE IN, HEEFT INGERICHT)

  • onze buren hebben hun huis erg mooi ingericht
149
Q

kopen

(purchase)

A

AANSCHAFFEN

(SCHAFTE AAN, HEEFT ANGESCHAFT)

  • we hebben een nieuwe TV aangeschaft
150
Q

de officiele toestemming om iets te doen

(permit)

A

VERGUNNING

  • zonder vergunning mag je niets aan de voorkant van je huis veranderen
151
Q

het glas in een raam= het raam

A

DE RUIT

  • de ruiten van de auto waren kapot
152
Q

het voordeel dat je van iets hebt; de winst = de nut

(to benefit from)

A

BAAT HEBBEN BIJ

  • Wij hadden zeker baat bij de cursus. De cursus heeft ons geholpen Nederlands te leren.
  • Deze groep is kleiner dan gewone groepen op een basisschool. Deze kinderen hebben baat bij individuele aandacht
153
Q

na dit woord noem je de oorzaak van iets positiefs

(thanks to, due to)

A

DANKZIJ

  • Dankzij de cursus spreken we al een aardig woordje Nederlands.
  • Dankzij Koninginnedag hebben we dinsdag een vrije dag.
  • Hetwas op Koninginnedag gezellig druk in de stad, dankzij het mooie weer.
154
Q

iets wat een verandering veroorzaakt = het effect

(the influence)

A

DE INVLOED

  • Heeft het weer invloed op jouw stemming?
155
Q

zeggen dat een uitspraak niet waar is ⬄ bevestigen

(to deny)

A

ONTKENNEN

(ONTKENDE, HEEFT ONTKEND)

  • Hoeveel meerdere mensen hem die avond in de discotheek hadden gezien, ontkende hij alles. Hij zei dat hij zelfs nog nooit in die discotheek was geweest.
156
Q

geven = leveren

(to provide, to supply)

A

VERSTREKKEN

(VERSTREKTE, HEEFT VERSTREKT)

  • De politie kon de journalisten geen informatie verstrekken over de oorzaak van het ongeluk.
  • Je hoeft geen brood mee te nemen. Hier staat dat de organisatie lunchpaketten verstrekt.
157
Q

iets wat ……….. is, is niet meer van deze tijd = ouderwets

(out of date, superseded)

A

ACHTERHAALD

  • Ik vind het koningshuis achterhaald. Zoiets met prinsen en prinsessen is toch niet van deze tijd!
158
Q

bewaren; niet laten verdwijnen = houden

(to keep, maintain)

A

BEHOUDEN

(BEHIELD, HEEFT BEHOUDEN)

  • Koningin Beatrix mag haar titel niet behouden nadat zij afgetreden is. Vanaf 30 april 2013 is zij geen koningin meer.
  • In dit museum zie je allerlei dingen uit het dagelijks leven die het waard zijn om the behouden
159
Q

door een slechte behandeling minder goed maken

verknoeien = bederven

(to screw s.th. up, to spoil s.th. for s.b., to mess s.th. up)

A

VERPRUTSEN

(VERPRUTSTE, HEEFT VERPRUTST)

  • Oh nee!!! Ik heb de soep verprutst. Hij is helemaal blauw!!!
  • Ik vroeg of zij mijn gordijnen korter kon maken, maar ze heeft ze helemaal verprutst. De gordijnen hangen nu scheef, en aan een kant zijn ze nog te lang.
160
Q

tot de definitieve beslissing is genomen = voorlopig

(for the present, for now, for the time being)

A

VOORALSNOG

  • Voor de monarchie ziet de toekomst er vooralsnog goed uit. De meeste Nederlanders zijn er nog steeds blij mee.
161
Q
  • de invloed die iemand heeft door zijn baan of zijn rol
  • de kracht om iets te doen
A

DE MACHT

  • de pesident van Amerika heeft veel macht
  • Ik heb uit alle macht geprobeerd om te stoppen met roken, maar het lukte me niet = zo krachtig als je kunt
  • de ploeg was niet bij machte om de wedstrijd te winnen = iets niet kunnen doen
162
Q

iemand die …….. is, denkt en handelt vanuit het belang van 1 persoon of 1 groep

(stronniczy)

A

PARTIJDIG

  • de partijdigescheidrechter liet de ploeg van zijn stad winnen
163
Q

rondom iets of iemand zijn

=omringen

(surround)

A

OMGEVEN

(OMGAF, HEEFT OMGEVEN)

  • op de foto wordt opa omgeven door zijn kinderen
164
Q

zorgen dat iets blijft bestaan

(idiom)

(maintain)

A

IN STAND TE HOUDEN

  • de nieuwe directour hield het oude beleid in stand
165
Q
  • netjes, zoals het hoort = fatsoenlijk
  • aardig wat, flink= tamelijk
A

BEHOORLIJK

  • niet je voeten op tafel, gedraag je toch eens behoorlijk
  • onze directeur verdient behoorlijk wel
    *
166
Q

in aantal of hoevelheid beperken

(to reduce)

A

TERUCHDRINGEN

(DRING TERUG, HEEFT TERUGGEDRONGEN)

  • de politie probeert het aantal ongeluken terug te dringen
167
Q

nieodwracalny

A

ONOMKEERBAAR

168
Q
  • iets als basis hebben, waardoor het niet valt
  • hulp geven
  • iets klagend zeggen
A

STEUNEN

(STEUNDE, HEEFT GESTEUND)

  • de planken steunen op palen
  • de vrouw steunde bij het lopen op een stok
  • de regering heeft het plan om de boeren de steunen
  • het parlament steunde het voorstel van de minister
  • “ik ben zo moe” steunde hij
169
Q
  • iets waarop iets anders steunt
  • hulp die je krijgt bij probleem

(support)

A

DE STEUN

  • de palen dienden als steun voor het huis
  • in de moeilijke tijd had zij de steun van haar ouders hard nodig
  • toen de steun van de overheid stopte, moest het theater sluiten
170
Q

laten geloven dat iets niet zl lukken

demotiveren

(to discourage)

A

ONTMOEDIGEN

(ONTMOEDIGDE, HEEFT ONTMOEDIGD)

  • alle krietiek op zijn werk ontmoedigde de student
171
Q

iets wat ……………. is, maakt je heel erg bang

(scary)

A

ANGSTAANJAGEND

  • het water in de rivier stond angstaanjagend hoog
172
Q

een vervelende toestand

(misery)

A

DE ELLENDE

  • de oorlog veroorzankte veel ellende voor de bevolking
173
Q
  • hangend heen en weer bewegen
  • niet in een rechte lijn lopen of rijden
  • niet op de plaats liggen waar het hoort
  • gooien
A

SLINGEREN

(SLINGERDE, HEEFT/ IS SLINGEREND)

  • de politie liet de auto stoppen omdat hij te veel slingerde
  • de plant slingert langs de muur
  • mijn jas slingerde ergens in een hoek van de zaal
  • hij slingerde de bal terug in het veld
174
Q
  • ieamand laten weten dat hij niet meer bij je mag werken
  • toestemming geven om naar huis te gaan

(dismiss, release, fire)

A

ONTSLAAN

(ONTSLOEG, HEEFT ONTSLAGEN)

  • Niels is ontslagen en nu zoekt hij ander werk
  • Rachel is gellukig weer thuis; de dokters hebben haar uit het ziekenhuis ontslagen
175
Q
  • als cadeu geven
  • laten stromen, bijvoorbeeld uit een fles of eem kan
A

SCHENKEN

(SCHONK, HEEFT GESCHONKEN)

  • de kunstenaar schonk al zijn werken aan het museum
  • hij schonk de wijn in de glazen
176
Q

the gift

donation

A

DE SCHENKING

177
Q

bepalen wat er gebeurt

(to decide)

A

BESLISSEN

  • het personeel mag wel meedenken, maar de directeur beslist
178
Q

zeggen dat iemand het goed doet en zo moet doorgan

= aansporen

(encouregment)

A

AANMOEDIGING

  • het publiek moedigde de spelers aan
179
Q

mensen zoeken om voor je te werken, om lid te worden van je partij enz.

(recruit, raise (funds))

A

WERVEN

  • het bedrijf werft mensen voor verschillende functies
180
Q
  • een plaats waar water op een natuurlijke manier uit de grond komt
  • iets waaruit iets komt of ontstaat= de oorsprong

(source)

A

DE BRON

  • het water uit deze bron is helder en je kunt het veilig drinken
  • uit welke bron komt deze informatie?
  • het Zeeuwse landschap was voor de schilder een bron van inspiratie
181
Q

….. zaken leveren geld op

=lonend

A

RENDABEL

  • het winkeltje in die rustige buurt was niet meer rendabel
182
Q

zeggen dat iemand niet mag komen , of iets niet mag gebeuren

= verwerpen

(reject, refuse, dismiss)

A

AFWIJZEN

(WEES AF, HEEFT AFGEWEZEN)

  • de gemeente zal onze plannen voor een nieuw zwembad toch niet afwijzen?
183
Q

vervelend, akelig

(bad, miserable)

A

BEROERD

  • petra ging naar bed want ze voelde zich beroerd
  • het is beroerd dat de reis niet doorgaat
  • hoewel Peter rijk is , is hij niet te beroerd om te werken (=best willen; zich niet te goed te voelem om…)
184
Q

iets wat je aan iemand geeft zolang je iets van die persoon hebt geleend

(pledge, security, hostage)

A

HET ONDERPAND

  • omdat de man zijn portemonnee was vergeten, gaf hij bij het restaurant zijn gouden horloge als onderpand
185
Q

iemand of iets proberen te beschermen

=verdedigen

(defend)

A

OPKOMEN VOOR

(KWAM OP VOOR, IS OPGEKOMEN VOOR)

  • tijdens de ruzie kwam Gerda voor haar zus op
186
Q
  • omhoogkomen; zich laten zien
  • in de gedachte komen
A

OPKOMEN

(KWAM OP , IS OPGEKOMEN)

  • toen de zonopkwam, waren we al een uur aan het wandelen
  • de gedachte kwam bij de man op om met zijn werk te stoppen
  • kom op, er zijn ergere dingen dan een verloren wedstrijd
187
Q

alles laten zien van een bepaalde plek en er informatie over geven

(show around)

A

RONDLEIDEN

(LEIDDE ROND, HEEFT RONDGELEID)

  • Betty leidde ons rond in haar nieuwe huis
188
Q

een oplossing proberen te vinden voor een ruzie of een probleem waarin je zelf geen partij bent

(mediate)

A

BEMIDDELEN

(BEMIDDELDE, HEEFT BEMIDDELD)

  • het bureau bemiddelt in personeel voor het onderwijs
  • zij hebben ook mensen in dienst die bemiddelen bij seriouze conflicten
189
Q

doen zoals is afgesproken

(abide)

A

HOUDEN ZICH AAN

(HIELD ZICH AAN, HEEFT ZICH GEHOUSEN AAN)

  • ik het verkeer moet men zich aan de regels houden
190
Q

echt = reeel

(really)

A

WERKELIJK

  • we kregen veel minder voor de auto dan de werkelijke waarde
  • het was werkelijk een grote teleurstelling dat de vakantie niet dorging
191
Q
  • zeggen dat er gevaar dreight
  • een teken geven als het tijd is

(warn, notice)

A

WAARSCHUWEN VOOR

(WAARSCHUWDE, HEEFT GEWAARSCHUWD)

  • de politie waarschuwde de toeristen voor dieven
  • wil jij me even waarschuwen als de vergadering begint
192
Q

kwijt zijn, weg zijn

missen

( to lack)

A

ONTBREKEN

(ONTBRAK, HEEFT ONTBROKEN)

  • ik heb alle kinderen in de bus geteld en er onbreekt niemand
  • helaas ontbreken er twee kaarten van het spel
193
Q

er niet zijn terwijl iemand het nodig heeft

(het ….. iemand aan iets)

(to miss, to lack)

A

ONTBREKEN AAN

(ONTBRAK AAN, HEEFT ONTBROKEN AAN)

  • het ontbrak mij aan tijd om eerder op uw brief reageren
194
Q

bij een aanval proberen te beschermen

(defend, justify)

A

VERDEDIGEN

(VERDEDIGDE, HEEFT VERDEDIGD)

  • het lager probeerde het land te verdedigen
  • de vrouw wist haar standpunt goed te verdedigen
195
Q
  • een actie uitvoeren om voordeel te krijgen, waar iemand anders nadeel aan heeft = attaqueren
  • krietiek geven

(attack)

A

AANVALLEN (OP)

(VIEL AAN, HEEFT AANGEVALLEN)

  • Belgie en Nederland zijn in 1940 aangevallen door Duitsland
  • de directuer is tijdens de vergadering aangevallen op zijn financiele beleid
196
Q

met moeite kunne zien

als verschillens erkennen

iemand een medaille of een ridderorde geven omdat hij of zij iets goed heeft gedaan

anders zijn dan andere dingen of mensen

(distinguish)

A

ONDERSCHEIDEN (ZICH)

(ONDERSCHEIDDE, HEEFT ONDERSCHEIDEN)

  • in de verte konden we de toren nog net onderscheiden
  • van deze ziekte zijn vier typen te ondersheiden
  • de jongen werd onderscheiden omdat hij mensen had gered bij de brand
  • de straat waar de familie Peeters woont, onderscheidt zich niet van de andere straten
197
Q

in the course of the years

A

IN DE LOOP DER JAREN

198
Q

het geluid dat je maakt als je praat of zingt

de keuze voor bijv, een partij of een persoon bij verkiezingen

A

DE STEM

  • ze zong het lied met een hoge stem
  • er gaan steeds meer stemmen op om de belastingen te verlagen (= veel mensen vinden het goed idee om…)
  • de politieke partij heeft 30% van de stemmen gekregen
199
Q

bedenken

(think up, invent)

A

VERZINNEN

(VERZON, HEEFT VERZONNEN)

  • we moeten nog verinnen wat we in de vakantie gaan doen
  • hij heeft het hele verhaal verzonnen
200
Q

zorgen dat iemand of iets veilig is

(protect)

A

BESCHERMEN

  • het is de taak van ouders om hun kinderen te beschermen
  • de dijken beschermen het land tegen het stijgende water