Dutch: A2 Course 3 L1-3 Ik wil een grotere auto Flashcards
Dutch A2 Course 3, Lessons 1-3: Ik wil een grotere auto
funny; beautiful, cute; I think he’s really a cute guy!
grappig; leuk; Dat vind ik echt een leuke jongen!
serious; nice, friendly (ardent); a serious demeanor (aura, outstreaming); I find him rather friendly, but it’s just not clicking.
serieus; aardig; een serieuze uitstraling; Ik vind hem wel aardig, maar het klikt gewoon niet.
attractive; kind of, rather, pertty (much); I am kind of in love with him!
aantrekkelijk; best wel; Ik ben best wel verliefd op hem!
muscular; the waiter; the story
gespierd; de ober; het verhaal
No joke!
Geen grap!
My father has bought a faster car.
Mijn vader heeft een snellere auto gekocht.
I have the most honest partner in the world.
Ik heb de eerlijkste partner ter wereld.
Ralf lives further away from the inner city.
Ralf woont wat verder weg van de binnenstad.
Gerhard has the sweetest smile that I’ve ever seen.
Gerhard heeft de liefste glimlach die ik ooit heb gezien.
You don’t impress me (you make no impression on me).
Maak je op mij geen indruk.
difficult; beautiful, more beautiful
moeilijk; mooi, mooier
brother-in-law
de zwager
far, farther; expensive, more expensive
ver, verder; duur, duurder
the sunset
de zonsondergang