Duodenum

Question 1

3 hoofd pathologische kenmerken van peptische duodenitis

Answer 1

1. Verhoogde plasmacel infiltratie
2. Neutro’s in de lamina propria of het epitheel
3. Reactieve epitheelveranderingen incl ‘villous blunting’

• vaak ook gastrische metaplasie (PAS)

Question 2

DD peptische duodenitis of ulcer

Answer 2

1. Nsaid
2. Crohn
3. Coeliackie
4. Vele infecties

Question 3

Pathofysiologie van peptische ulcers

Answer 3

Chron exposure aan zuren induceren zowel gastrische opp metaplasie en hyperplasie van de Brunnerse celnesten.
Bij pt met HP kunnen foci met gastrische metaplasie gecoloniseerd raken met bact, inflammatie veroorzaken en leiden tot ulceratie.

Question 4

Welke fracties van gluten geven een locale immunrespons bij coeliakie?

Answer 4

1. Gliadine
2. Secaline
3. Hordeine

Question 5

Welke HLA-II genen zijn geassocieerd met coeliakie

Answer 5

1. HLA-DQ2

2. HLA-DQ8

Question 6

Pathogenese Coeliackie

Answer 6

1. Adenovirus (E1b eiwit) bevat az-sequenties homoloog met a-gliadine antilichamen
2. tTG - tissue transglutaminase (cataliseert kruisverbindingen tussen glutamine en lysine). Dieet gliadine (rijk aan az glutamine) is een substraat voor tGT: resultaat antigene epitopen

Question 7

Diagnostische criteria voor coeliakie

Answer 7

1. Typische symptomen
2. Positieve serum Coeliackie IgA klasse antilichamen
3. HLA-DQ2 of 8 genotype
4. Coeliackie enteropathie bij dd biopt
5. Respons op glutenvrij dieet

Question 8

Endoscopische bevindingen bij Coeliackie

Answer 8

1. Verminderde vouwen, bobbelig, Nodulair en mozaïekpatroon

Question 9

Histologische bevindingen bij Coeliackie

Answer 9

Vaak mild en patchy
Vnl bulbus duodeni
MARSH
1. > 40 IELs per 100 enterocyten. Villi normaal en crypten normaal
2. Hypertrofische crypten, villi normaal.
3a. Milde blunting van villi
3b. Moderate blunting villi
3c. Ernstige blunting villi (plat)
4. Atrofische crypten en ernstige blunting

Question 10

DD bij toegenomen IELs

Answer 10

1. Coeliackie (correlatie met serologie)
2. HP gastritis
3. Peptische schade
4. NSAID schade
5. Virale gastro-enteritis
6. Tropische sprue
7. Eiwit intolerantie
8. Bacteriële overgroei

Question 11

Denk aan ? Bij afwezigheid van plasmacellen

Answer 11

Common variable immunodeficiency - CVID

Question 12

Denk aan ? Bij te veel histiocyten in de lamina propria

Answer 12

Mycobacterium Avium complex

Whipple disease

Question 13

Denk aan ? Bij te veel mestcellen in de lamina propria

Answer 13

Systemische mastocytose

Question 14

Wat is er te vinden in debris in het duodenum?

Answer 14

Cryptisporidium en Giardia

Question 15

Wat is een typisch kenmerk van CF in het duodenum?

Answer 15

Cysteus verwijde ducten met slijm

Question 16

Waarop moet je bedacht zijn wanneer je gedilateerde lymfvaten ziet in het duodenum?

Answer 16

Volwassen: metastasen in lymfvaten of compressie in de nabijheid van een primaire tumor
Kids: congenitale lymfangiectasien

Question 17

Wat is je DD wanneer het oppervlakte epitheel bubbelig en vet geladen eruit ziet?

Answer 17

• ingestie van vetten koffie+ melk (net voor procedure) = meestal
• abetalipoproteinaemie wat geass is met acanthocyten op perifere smear

-> wel benoemen

Question 18

Artefacten in duodenum

Answer 18

• gecrushde brunnerse klierbuizen

- zwarte flecks (titanium van tandpasta en sommige voedingsmiddelen)

Question 19

Welk type metaplasie ontstaat in het duodenum en wat is hiervan meestal de oorzaak?

Answer 19

• gastrische metaplasie

- ass met Helicobacter infectie