Depressie part 1 Flashcards
Wat is de criteria voor de depressieve episode?
(A) Ten minste 5 van de volgende symptomen zijn bijna elke dag aanwezig binnen een periode van twee weken en zij weerspiegelen een verandering t.o.v het eerdere functioneren. Ten minste een van de symptomen is ofwel depressieve stemming ofwel verlies van interesse of plezier.
1. depressieve stemming
2. duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten
3. duidelijk gewichtsverlies of duidelijke gewichtstoename zonder dat een dieet gevolgd wordt.
4. insomnia of hypersomnia
5. psychomotorische agitatie of remming
6. vermoeidheid of verlies van energie
7. gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens
8. verminderd vermogen tot nadenken of concentratie
9. terugkerende gedachten aan de dood, terugkerende suicidegedachten zonder dat er specifieke plannen gemaakt zijn of een suicidepoging of een specifiek plan om suicide te plegen
B) De symptomen kunnen niet toegeschreven worden aan een stemmingsstoornis door een somatische aandoening, stemmingsstoornis door een middel of rouwreactie
C) De symptomen kunnen niet beter toegeschreven worden aan een psychotische stoornis.
Wat zijn affectieve symptomen?
somberheid en verlies van interesse of plezier in dagelijkse bezigheden. Er moet minstens 1 van deze twee aanwezig zijn voor de diagnose. Er moet minstens 1 van deze twee aanwezig zijn voor de diagnose:
- zijn dus kernsymptomen
- anhedonie kan zo sterk zijn dat de patient helemaal niks meer voelt, ook geen somberheid
- de stemmingsklachten kunnen in ernst schommelen over dag
Wat zijn de somatische symptomen?
moeheid, slaapstoornissen, eetlustvermindering, gewichtsverlies, libidoverlies en amenorroe
Wat zijn cognitieve symptomen?
Vooral op gebied van concentratie, het geheugen, het oordeelsvermogen en de vorm en inhoud van het denken.
- -> patient denkt waardeloos te zijn, hopeloosheid etc
- -> pessimistisch over toekomst en heden alles van negatieve kant
- -> psychotische depressie: patient kan met zijn pessimistische gedachten het contact met de realiteit kwijtraken –> sprake van stemmingscongruente depressieve wanen
Wat zijn conatieve symptomen?
Komen vooral bij matig tot ernstig depressieve beelden voor. Zowel de psychomotoriek als de motivatie en het gedrag veranderen bij een depressie
VB: remming of agitatie
Remming van psychomotorische activiteit is het meest typisch voor de aandoening: vertraagde motoriek, verminderde mimiek etc
Wat is een dysthyme stoornis?
zelfde symptomen als bij depressieve stoornis, maar in minder aantal. Er is sprake van een dysthyme stoornis als bij de depressieve stemming lang duurt en als er gedurende deze periode nooit sprake is geweest van een depressieve stoornis.
Wat is criteria voor dysthyme stoornis?
A) Chornische depressieve stemming die vaker wel dan niet aanwezig is en die ten minste twee jaar aanhoudt (een jaar bij kinderen en adolescenten)
B) De symptomen zijn niet zo ernstig of invaliderend als bij een depressieve stoornis en hebben twee of meer van de volgende kenmerken
1. slechte eetlust of te veel eten
2. insomnia of hypersomnia
3. weinig energie of vermoeidheid
4. gering gevoel van eigenwaarde
5. slechte concentratie of moeilijkheden om tot een besluit te komen
6. gevoelens van hopeloosheid
Wat zijn subtypen van depressieve stoornis
- Met begin post partum: begin van een depressieve episode binnen 4 weken na de bevalling
- Met seizoensgebonden patroon
- Met melancholische kenmerken: verlies van plezier in alle activiteiten, geen stemmingsverbetering als reactie op positieve gebeurtenissen, duidelijk andere kwaliteit van stemming dan verdriet, dagschommeling –> vaak behandelen met tricyclsch antidepressivum
- Met psychotische kenmerken: vaak stemmingcongruente wanen zoals schuldwaan, zondewaan, armoedeaan, en hypochondrische waan: naast tricyclisch antidepressivum soms ook antipsychoticum
- Met atypische kenmerken: reactiviteit van de stemming, stemming klaart op in reactie op feitelijk of potentieel positieve gebeurtenissen, bepaalde somatische symptomen zoals gewichtstoename, hypersomnia etc –> vaak behandelen met klassieke MAO-remmer
Wat is een differentiele diagnose?
Soms komt een depressieve stoornis door een somatische ziekte. Hierom hoorer een goede somatische screening bij de diagnostiek. Als een stemmingsstoornis inderdaad veroorzaakt wordt door een somatische aandoening, wordt de behandeling van de somatische aandoening geoptimaliseerd. Vaak zullen dan de klachten verbeteren of verdwijnen.
Ook kan het veroorzaakt worden door het gebruik van middelen. Ook is het lastig om depressieve stoornissen te onderscheiden van angststoornissen, schizofrenie, dementie en persoonlijkheidsstoornissen.
Wat is de prevalentie van depressieve stoornissen en dysthyme stoornis?
15% en 6%
Depressie 2x zo vaak bij vrouwen
De duur van depressieve episode is variabel
Mensen met dysthyme stoornis lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van een volledige depressieve stoornis
Dysthyme stoornis heeft vaak een vroeg begin en een chronisch verloop
Wat komt uit tweeling en adoptieonderzoek over depressie?
Een belangrijk deel is erfelijk bepaald. (12x zo’n grote kans als eerstegraads familielid depressieve stoornis heeft). Maar omgeving speelt ook grote rol. Minder grote invloed erfelijke factoren dan bij bipolaire stoornis.
Wat zijn neurobiologische factoren?
- Er is sprake van een afwijkende stressregulatie bij een depressieve stoornis. Dit kan zich uiten in hyperactiviteit in de HPA-as.
- Noradrenaline, dopamine en serotonine zijn het meest betrokken bij de pathogenese van depressie
Wat zijn cijfers van zelfmoord?
8000000 mensen plegen jaarlijks zelfmoord door depressie.
Wat zijn risicofactoren?
temperament, omgeving, genen, medische ziektes of het gebruik van drugs of angst. 5-19% krijgt in hun leven een depressie
Waar wordt onderscheidt tussen gemaakt bij diagnostisering?
Of het en single episode is of een recurrent episode. Ook of het een relapse of een recurrence is.
- Relapse = terugkomen van symptomen over een relatief korte tijd. De onderliggende episode is waarschijnlijk nog niet compleet afgelopen
- Recurrence = de cliënt is tijdelijk symptoom-vrij geweest (40 tot 50%)
Welke hersengebieden zijn geassocieerd met depressie?
- Prefrontale cortex: zorgt voor het behalen van doelen. Bij een depressie is er in dit gebied juist een lagere activiteit.
- Anterior cingulate cortex: ACC-activatie vind plaats bij emotionele regulatie wanneer gedrag niet zorgt voor het behalen van een doel. Bij een depressie is hier minder activiteit. Er is dus minder ‘will-to-change’
- Hippocampus: speelt een belangrijke rol bij de context van situaties. Ook hier is minder activiteit tijdens een depressie. Dit zal de neerslachtigheid verklaren in elke context. Mensen voelen zich immers constant verdrietig.
- Amygdala: de rol van de amygdala is de aandacht trekken naar een negatieve stimuli en deze prioriteren. Hier is juist een verhoogde activiteit tijdens een depressie.
Wat is de hopelessnes theorie van Ambramson?
omvat het idee dat de verwachting dat gewenste uitkomsten niet plaats zullen vinden en dat zeer ongewenste uitkomsten wel plaats zullen vinden en dat je deze situatie niet kan veranderen.
Door hopelessness depression ontstaan een aantal symptomen: verdriet, retarded initiation of voluntary responses, suïcidaliteit, weinig energie, apathie, psychomotoor retardatie, slaapverstoring, slechte concentratie en humeur-verergerende negatieve cognities.
Welke drie soorten inferenties moeten mensen maken volgende de hd theorie?
- Causale attributie: geattribueerd aan stabiele (zal naar verwachting over tijd blijven) en globale oorzaken (invloed op veel gebeurtenissen) die belangrijk zijn.
- Inferred consequences: waarschijnlijk gevolgd door een negatieve consequentie
- Inferred charachteristics about the self: geconstrueerd als implicerend dat een persoon niks waar is, of niet genoeg is. Dit zijn negatieve self-characteristics.
Wat is de cognitive vulnerability- stress component?
- Negatieve cognitieve stijlen zijn de cognitieve kwetsbaarheid
- Negatieve levensgebeurtenissen zijn de stress.
Een cognitieve kwetsbaarheid in een bepaald content domein zorgt voor ‘specifieke kwetsbaarheid’ wanneer een persoon geconfronteerd wordt met negatieve gebeurtenissen in dat domein. Er wordt verwacht dat meerdere factoren modereren in de cognitive vulnerability-stress interactie: sociale steun zou een buffer zijn tegen depressie wanneer mensen stressvolle gebeurtenissen meemaken.
Wat is Beck’s theory?
Deze theorie stelt dat maladaptive zelfschema’s die dysfunctionele houdingen bevatten tegenover verlies, inadequaat, falen en waardeloosheid bijdragen aan cognitieve kwetsbaarheid voor depressie. Deze dysfunctionele houdingen hebben vaak betrekking op het thema dat geluk en waarde afhangen van perfect zijn of van de goedkeuring van andere mensen.
Wat is de negative cognitive triad in Beck’s theorie?
Wanneer deze depressogenic zelf schema’s geactiveerd worden door negatieve levensgebeurtenissen (de stress), zorgen ze voor specifieke negatieve cognities (automatische gedachten) in de vorm van pessimistische ideeën over de self, wereld en toekomst (negative cognitive triad) gevolg van negativity bias.
Dit leidt tot verdriet en andere depressiesymptomen. Wanneer er geen sprake is van negatieve gebeurtenissen, blijft dit schema laten: minder beschikbaar voor het bewustzijn en het zorgt dan niet voor een negatieve automatische gedachten.
Hoe spelen individuele verschillen een rol binnen Beck’s theorie?
In Beck’s theorie zijn er individuele verschillen in de waarde die mensen geven aan verschillende soorten ervaringen: een voorbeeld hiervan is dat sociale mensen eerder depressief worden wanneer ze sociale afwijzing ervaren. Mensen die daarentegen veel waarde hechten aan autonomie, worden depressief wanneer ze falen of controle verliezen.
Wat zijn overeenkomsten tussen de theorieen?
- Ze benadrukken de rol van cognitie in oorsprong en behoud van depressie
- Ze maken gebruik van een cognitieve kwetsbaarheid hypothese waarin negatieve cognitieve patronen kwetsbaarheid vergroten wanneer ze negatieve levensgebeurtenissen ervaren (in bepaalde domeinen die zij belangrijk vinden).
- Ze stellen een mediërende volgorde voor die beïnvloedt of negatieve events tot depressieve symptomen leiden (dus negatieve gebeurtenissen zorgen volgens beide modellen niet altijd voor een depressie!).
- Ze herkennen de heterogeniteit van depressie en stellen impliciet (hopelessness) of expliciet (Beck) een cognitief mediërend subtype van depressie voor.
Wat zijn verschillen tussen de theorieen?
- Cogntitieve processen: de operaties van het cognitieve systeem zoals informatie codering, ophaalsysteem en aandacht toewijzing.
- Cognitieve producten: het eindresultaat van informatie verwerking operaties van cognitieve systemen en bestaat uit de cognities en gedachten die individuen ervaren.
a. Hopelessness theorie: depressieve en niet-depressieve cognities verschillen in product, maar niet in proces.
b. Beck’s theorie: depressieve en niet-depressieve cognities verschillen naast content ook in proces. Het interferentieproces is ‘schema driven’ bij depressieve mensen en ‘data-driven’ in niet-depressieve mensen.