Depressie part 2 Flashcards
Welke drie pathways kunnen de link tussen vroege depressie en latere uitkomsten verklaren?
- Er is een direct effect van depressie op latere uitkomsten. Depressie kan bijvoorbeeld leiden tot een beperkte prestatie op het gebied van school en minder kansen.
- De associaties tussen vroege depressie en latere uitkomsten is non-causaal: dit reflecteert de aanwezigheid van andere factoren geassocieerd met verhoogd risico op depressie en andere negatieve uitkomsten. Bijvoorbeeld mishandeling als kind.
- De link tussen vroege depressie en latere uitkomsten wordt gemedieerd door de aanwezigheid van co morbide stoornissen. In dit geval reflecteert de associatie tussen vroege depressie en later substantiemisbruik de effecten van een conduct stoornis.
Welke vragen worden in het artikel van Fergusson beantwoord?
- In hoeverre hebben mensen die depressie ontwikkelen in de adolescentie (14 – 16 jaar) een verhoogd risico op andere mentale stoornissen, academische onder prestatie en verminderde levenskansen?
- Wat zijn de pathways die adolescente depressie aan latere uitkomsten linken?
Wat waren de resultaten uit het artikel van Ferguson?
Relatie tussen adolescente depressie en latere uitkomsten: 13% van de deelnemers ontwikkelde een depressie tussen 14 en 16 jaar. Adolescenten met depressie hebben verhoogd risico op andere uitkomsten tussen de leeftijden 16 en 21, zoals latere depressie, angststoornissen, nicotine afhankelijkheid, alcoholmisbruik, suïcidaal gedrag, falen op school en verminderde kans om universitaire (of andere vervolg) opleiding te doen. Bij een leeftijd van 21 werden adolescenten met depressie gekarakteriseerd door meer werkeloosheid en vroeg ouderschap.
Welke sociale, familie en individuele factoren waren geassocieerd met depressie?
- Familie: meer kans om seksueel misbruikt te zijn en om een ouder verandering meegemaakt te hebben in hun kindertijd.
- Individueel: een lagere IQ-score te hebben op 9 jarige leeftijd, neigingen tot neurotiscisme en hogere rates van afwijkende peer betrokkenheid in adolescentie.
- Comorbiditeit: hogere mate van co morbiditeit met angststoornissen, conduct disorders, alcoholmisbruik en roken.
Welke conclusies worden uit de analyse van het artikel van ferguson getrokken?
- Jonge mensen met depressie hadden een groter risico op aversieve uitkomsten later in het leven, waaronder depressie en angst, suïcidaal gedraag, nicotine afhankelijkheid, academische en beroepsmoeilijkheden en vroeg ouderschap.
- Depressie in adolescenten werd ook geassocieerd met andere aversieve factoren. Onder deze factoren vallen meer blootstelling aan aversieve sociale en familie omstandigheden, een lager IQ, meer neuroticisme en co morbiditeit
wat is bewijs voor het directe pad?
er wordt gesuggereerd dat jonge mensen met een depressie op latere leeftijd meer dan twee keer zo vaak depressie en angst ervaren. Dit is onafhankelijk van hun sociale achtergrond, familie, individuele karakteristieken en co morbide stoornissen.
Wat is bewijs voor het niet-causale pad?
voor uitkomsten zoals middelenmisbruik, zelfmoordpogingen, lage schoolprestatie, werkeloosheid en vroeg ouderschap lijkt de relatie met depressie non-causaal te zijn. Dit suggereert dat de link tussen depressie en andere uitkomsten ontstaat doordat depressietijdens de adolescentie geassocieerd is met verschillende nadelige sociale, familie en persoonlijke factoren en deze factoren weer gelinkt zijn aan verschillende uitkomsten. Wanneer deze confounding factoren uit de analyse werden genomen, bleek er ook geen relatie meer te bestaan tussen vroege depressie en substantie misbruik, suïcidaal gedrag, academische onder prestaties, werkeloosheid en vroegtijdig ouderschap.
Wat zijn twee klinische implicaties?
- Ten eerste versterken de resultaten de groeiende consensus van het bewijs dat depressieve stoornissen vaak terugkerende aandoeningen zijn. Deze studie suggereert dat bijna 2/3e van de mensen met een depressie tussen de leeftijd van 14 en 16 jaar een verdere episode van depressie zal ervaren op 21-jarige leeftijd. Ook hebben mensen met een vroege depressie verhoogd risico op latere angststoornissen.
- Ten tweede, suggereert het bewijs dat depressie in de adolescentie wordt geassocieerd met verschillende latere nadelige uitkomsten, waaronder suïcidaal gedrag, onder prestatie in het onderwijs, werkloosheid en vroeg ouderschap, lijken deze uitkomsten geen consequenties te zijn van vroege depressie, maar ontstaan eerder als een resultaat van algemene sociale, familiale en persoonlijke factoren die bijdragen aan depressie bij adolescenten en latere uitkomsten.
Waar gaat het artikel van Zhou over?
Antidepressiva, psychotherapieën en de combinatie worden vaak gebruikt in clinical practice. Toch is er weinig bewijs over de vergelijkende werkzaamheid en de veiligheid van deze interventies. In deze meta-analyse worden deze behandel interventies voor depressie in kinderen en jongvolwassenen met elkaar vergeleken.
Wat waren de resultaten uit het artikel van zhou?
Fluoxetine en cognitieve gedragstherapie (CBT) waren effectiever dan alleen CBT en psychodynamische therapie, maar was niet effectiever dan fluoxetine alleen. Geen farmacotherapie alleen was effectiever dan psychotherapie alleen. Alleen fluoxetine en CT en fluoxetine waren significant effectiever dan pil-placebo of psychologische controles; en alleen interpersoonlijke therapie was effectiever dan alle andere psychologische controles.
Nortriptyline en wachtlijst waren minder effectief dan de meeste actieve interventies. In termen van aanvaardbaarheid, waren nefazodon en fluoxetine geassocieerd met minder drop-outs dan sertraline, impipramine en desipramine; imipramine werd geassocieerd met meer drop-outs dan pil-placebo,, desvenlafaxine, fluoxetine en CBT, en vilazodon. De meeste resultaten werden beoordeeld als ‘laag’ tot ‘zeer laag’ in termen van vertrouwen in het bewijs volgens Confidence in Network Meta-Analyse.
Wat is de conclusie van het artikel van Zhou?
Ondanks de schaarste aan bewijs van hoge kwaliteit, lijkt fluoxetine (alleen of in combinatie met CBT) wel de beste keuze te zijn voor de acute behandeling van matige tot ernstige depressieve stoornis bij kinderen en adolescenten.
De effecten van deze interventies kunnen echter van persoon tot persoon verschillen, dus patiënten, verzorgers en clinici zouden voorzichtig het risico-batenprofiel van effectiviteit, acceptatie, en zelfmoordrisico van alle actieve interventies bij jongeren patiënten met een depressie van geval tot geval moeten balanceren.
Wat waren limitaties van het artikel van Zhou?
- Trials met verschillende interventies werden meestal op heel verschillende manieren uitgevoerd, waardoor statistische vergelijking moeilijk werd (patiënten en clinici wisten welke behandeling ze hadden gekregen).
- Er was enig bewijs van reporting bias voor onderzoek naar psychologische behandelingen en informatie over suïcidaliteit was vaak afwezig.
Welke vier dingen werden afgevraagd in de review artikel over antidepressiva bij jonge mensen met depressie en angst?
- Werken SSRI antidepressiva in jonge mensen met depressie en angst?
Er werd gevonden dat SSRI’s een therapeutische werkingen hadden op depressie en angst in jonge mensen, ondanks ze niet voor iedereen werken en meer behandelopties nodig zijn. - Voor wie en onder welke condities werken ze het beste?
Er is gelimiteerd bewijs voor wie ze het beste werken; dit is een heel belangrijke vraag die moet worden beantwoord, omdat het kan helpen om de antidepressieve behandeling effectiever te richten. - Hoe werken ze?
Er kwam steeds meer bewijs dat SSRI’s invloed kunnen hebben op hersencircuits die belangrijk zijn voor emotionele respons en regulatie, wat na verloop van tijd leidt tot een betere stemming en verlichting van de symptomen van depressie - Wat zijn de risico’s?
In tegenstelling tot in Zhou (2020) is er geen bewijs gevonden voor een toeneming in zelfmoord gedurende de SSRI behandeling in jonge mensen. Er zijn side effecten (net als bij volwassenen), maar die worden minder over tijd. De lange-termijn effecten van het nemen van antidepressiva tijdens de tienerjaren is niet goed begrepen. Aan de ene kant weten we dat onbehandelde depressie langdurige schadelijke effecten kan hebben die zich utstrekken tot in de volwassenheid. Anderzijds moeten we de risico’s en effecten van SSRI-behandeling kennen in een tijd waarin de hersenen kritieke ontwikkelingsveranderingen ondergaan; zodat de potentiële risico’s en voordelen van medicamenteuze behandelen kunnen worden geëvalueerd en individuen beter geïnformeerde keuzes kunnen maken tussen verschillende therapeutische opties.
Waar gaat het artikel van Cassells over?
Psychiatrische inpatiënts (opgenomen patiënten), vormen een populatie met veel risico op zelfmoord. Bevindingen suggereren dat zelfmoorden tijdens opname ongeveer 4% uitmaken van alle zelfmoorden. Betrouwbare kennis van risicofactoren voor zelfmoord bij patiënten is echter schaars en een duidelijkere identificatie van factoren is belangrijk. Dit literatuuroverzicht geeft factoren die worden beschouwd als voorspellers van zelfmoord bij opgenomen patiënten. Er wordt een samenvatting gegeven van de literatuur over risicovoorspelling tot op heden, gevolgd door een afzonderlijke bespreking van zowel standaard (lange termijn) als dynamische (korte termijn) factoren. De belangrijkste implicaties voor de huidige praktijk en onderzoek worden ook besproken.
Wat zijn de twee soorten retrospectieve methodes?
- Descriptive studies = geven data over voltooide zelfmoorden op basis van klinische, demografische en sociale variabelen. Een grote beperking hierbij is het falen in het kwantificeren van risicofactoren.
- Case-control studies = kunnen risicofactoren kwantificeren en bepalen of bepaalde kenmerken specifiek zijn voor opgenomen suïcidale patiënten door voltooide zelfmoorden met levende controles te vergelijken.
Wat zijn standaard risicofactoren van zelfmoord?
- zelfmoordpogingen,
- zelfmoordgedachten,
- hopeloosheid,
- mannelijk geslacht,
- meerdere eerdere opnames,
- duur van deze opnames
Wat zijn belangrijke factoren die zelfmoord op korte termijn voorspellen?
- klinische verbetering
- inzicht
- Co morbide middelengebruik
- Medicatie ontrouw
- Sociale factoren
Wat zijn de belangrijkste bevindingen en implicaties over zelfmoord?
Deze review benadrukt de multidimensionale natuur van zelfmoord. Er wordt benadrukt dat de relatie tussen risicofactoren complex en indirect is. De lage sensitiviteit en specificiteit van risicofactoren in combinatie met de zeldzaamheid van zelfmoord maakt de nauwkeurige voorspelling van zelfmoord bij een bepaald individu zeer moeilijk. De onbetrouwbaarheid van deze factoren betekent niet dat ze moeten worden weggegooid: ze bieden een handig raamwerk voor risicobeoordeling van zelfmoord en worden in de praktijk gebruikt als basis voor veel beoordelingsinstrumenten.
De belangrijkste beperking is hun beperkte bruikbaarheid voor onmiddellijke voorspelling van risico’s in klinische instellingen. Omdat een risicobeoordeling op korte termijn afhankelijk is van op klinische beoordelingen gebaseerde benaderingen die in minuten, uren of dagen werken, kunnen verbeteringen in de praktijk worden bereikt door het bewustzijn van dynamische factoren te vergroten.
Door deze review is er meer inzicht in mogelijke korte en lange termijn risicofactoren, maar er moet nog meer onderzoek naar gedaan worden.
Wat gaar het artikel van deJong over?
In dit artikel worden mensen die een zelfmoordpoging hebben gedaan en mensen die daadwerkelijk zelfmoord hebben gepleegd met elkaar vergeleken. Dit kan helpen bij het identificeren van welke patiënten het grootste risico lopen op dood door zelfmoord.
Wat waren de resultaten uit het artikel van de Jong?
Hier werden de 50 mensen die een zelfmoordpoging vergeleken met de 50 mensen die daadwerkelijk zelfmoord pleegden. Ten eerste werd een verschil gevonden in lethality of the suicidal act. Dit is niet heel verbazend, aangezien zelfmoordplegers meer dodelijke methoden gebruikten. Echter, een deel van de groep die een poging tot zelfmoord deed, maakte ook gebruikt van relatief dodelijke methoden. Hierom werd er onderscheid gemaakt tussen
- Low lethality attempters
- High lethality attempers
Demografische variabelen
Symptomen van major depression
suicide gerelateerde variabelen
stressvolle levensgebeurtenissen
Wat was de discussie bij het artikel van de jong?
De meeste depressieve symptomen waren niet te onderscheiden tussen zelfmoord completers en attempters. Echter, kan de aanwezigheid en ernst van depressie erg relevant zijn voor zelfmoordgedrag.
Wat zijn limitaties van het artikel van de jong?
- Zelfmoord is een intern proces, dus het is moeilijk te meten
- Het is lastig om de groepen effectief te kunnen vergelijken
Waar gaat het artikel van Turecki over?
: beoordeelt de epidemiologie, risicofactoren en effectieve interventies in de eerstelijnszorg en specialistische geestelijke gezondheidsvoorzieningen gericht op het voorkomen of behandelen van suïcidaal gedrag.
Wat zijn de risicofactoren op populatieniveau?
- Gebrek aan sociale cohesie: verhogingen van zelfmoordpercentages onder inheemse volkeren correleren met sociale veranderingen zoals gedwongen vestiging, assimilatie en verstoring van traditionele sociale structuur. Zelfmoord komt daarentegen bijna niet voor in homogene samenlevingen met een hoge sociale cohesie, gemeenschappelijke waarden en morele bezwaren tegen zelfmoord. Economische crises die leiden tot werkloosheid en verminderd persoonlijk inkomen zijn gecorreleerd met toename van zelfmoord.
- Omgevingsfactoren: verslaggeving door de media over zelfmoord heeft ook invloed op zelfmoordcijfers, met name binnen de eerste 30 dagen van publiciteit, waarbij verhogingen van het percentage zelfmoord evenredig zijn met de publiciteit, wanneer details van een methode worden verstrekt, als de overledene een beroemdheid was, en als de zelfmoord geromantiseerd wordt in plaats van wordt benoemd samen met mentale ziekten en de negatieve effecten op de overlevende mensen. Vooral adolescenten en jongvolwassenen zijn erg gevoelig voor de media.
Wat zijn individuele risicofactoren?
Distal or predisposing risk factors: deze factoren heb je, en hier kan je niks aan doen om ze te veranderen. Ze staan als het ware vast.
- overdracht van impulsieve agressie
- genetische factoren
- kwetsbaarheid voor zelfmoord
- adversiteit
- infectie met toxoplasme gondii
Wat zijn developmental or mediation risicofactoren?
Hoewel depressie en angst een sterke bijdrage leveren aan het risico van suïcidaal gedrag, suggereren resultaten dat interpersoonlijke conflicten, impulsieve agressie,
gedragsstoornis, antisociaal gedrag en alcohol- en middelenmisbruik opvallender zijn voor suïcidaal gedrag bij adolescenten en jonge volwassenen. Het hoogste risico op zelfmoord bestaat wanneer een stemmingsstoornis die wordt geassocieerd met suïcidale gedachten samengaat met andere aandoeningen die ofwel de stress vergroten (paniekstoornis) of de zelfbeheersing verminderen (gedrag en antisociale stoornissen, middelenmisbruik).
Adversiteit in het vroege leven veroorzaakt cognitieve tekorten, met name bij probleemoplossing en geheugenspecificiteit, die bijdragen aan suïcidaliteit. Adolescenten die slecht zijn in het oplossen van problemen, hebben meer kans om zelfmoordgedachten te ervaren na een stressvolle ervaring dan andere adolescenten,.
Wat zijn proximale of precipitating risico factoren?
Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 90% van de mensen die zelfmoord hebben gepleegd, een bekende psychiatrische aandoening hadden. Dit betekent niet dat de meeste mensen met een psychiatrische aandoening overlijden door zelfmoord, maar sommige psychiatrische aandoeningen zijn wel sterker gecorreleerd aan suïcide gedrag dan andere;
- Major depressive episode (of de mixed episode bij bipolair)
- schizofrenie
- alcohol/drugs
- eetstoornissen
- persoonlijkheidsstoornissen (vooral cluster B). Deze stoornissen worden gekarakteriseerd door agressie en impulsiviteit.
Wat zijn nog meer proximal risico factoren?
- geschiedenis met meer dan een psychiatrische stoornis
- co morbiditeit
- geografische origine
- afwijkende levels van serotonine
Wat is de good behaviour game? (interventie)
een door de leraar geleide klasinterventie voor kinderen in de leeftijd van 6 tot 7 jaar, verminderde zelfmoordgedachten en zelfmoordgedrag in een van de twee gerandomiseerde onderzoeken en het Signs of Suicide (SOS) -programma, die studenten voorlicht over de relatie tussen psychische stoornissen en zelfmoord, zelfidentificatie van depressie en suïcidaal risico, en het aanmoedigen van het zoeken naar hulp, verminderde ook de incidentie van zelfmoordpogingen.
Wat is case management en outreach?
Follow-up afspraken houden met mensen die zich presenteren aan een afdeling spoedeisende hulp na een poging tot zelfmoord kan herhaling van een poging tot zelfmoord in de volgende 12 maanden verminderen en ondersteunende brieven aan patiënten die suïcidaal gedrag hadden getoond, zich niet aan de behandeling hielden en uit een ziekenhuisafdeling waren ontslagen, verlaagden het zelfmoordcijfer binnen de eerste 2 jaar na de interventie.
Wat doet somatische behandeling voor zelfmoordgedrag?
Een optie hiervoor is het innemen van antidepressiva. Dit werkt echter vooral bij mensen ouder dan 25. Verder is er ook wat bewijs voor de werking van selective serotonin reuptake inhibitors. Ook hebben sommige studies aangegeven dat lithium kan helpen. Een nieuwe optie is ketamine. Deze medicatie zou al binnen een paar minuten helpen. Buiten medicatie zou electroconvulsive therpapie ook helpen