Bipolair part 2 Flashcards

1
Q

Welke stoornissen vallen onder bipolaire en gerelateerde aandoeningen?

A
  1. bipolaire I-stoornis,
  2. bipolaire II-stoornis,
  3. cyclothymische stoornis,
  4. andere gespecificeerde bipolaire en aanverwante stoornis,
  5. stof / medicatie geïnduceerde bipolaire en gerelateerde stoornis,
  6. bipolaire en gerelateerde aandoening als gevolg van een andere medische aandoening
  7. niet-gespecificeerde bipolaire en gerelateerde stoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar wordt bipolair 1 stoornis door gekenmerkt?

A

wordt gekarakteriseerd door een manische episode die minstens 1 week aanhoudt of een verhoogde/geïrriteerde stemming of toegenomen energie gedurende het grootste deel van de dag. Manische symptomen moeten een duidelijke beperking veroorzaken. In de bipolaire I stoornis criteria, kan de manische episode worden voorafgegaan/gevolgd door een hypo manische of depressieve episode. De DSM definieert hypomanie als manische symptomen die gedurende de meeste tijd, 4 of meer dagen aanhouden (niet 7 dagen, zoals bij manie) en dat de verandering in het functioneren herkenbaar is voor anderen (niet benoemd als een impairment zoals bij een manie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kenmerkt bipolair 1 zich bij kinderen?

A

Kinderen die last hebben van een manische episode zijn mogelijk niet in staat om goed te functioneren op school of bij leeftijdgenoten en staan mogelijk op het punt om opgenomen te worden in een ziekenhuis. Maar als kinderen een hypomane episode ervaren, kan hun ouder of verzorger een gedragsverandering opmerken.
Volgens veel ouders zijn hun kinderen altijd wel enigszins humeurig en prikkelbaar, waardoor het beter is om te vragen of er periodes zijn waarin hun kinderen zich normaal gedragen en er plots korte periodes (3-4 dagen) zijn waarin zij een verhoogde stemming vertonen, minder slaap nodig hebben, meer projecten hanteren en afwijkend seksueel gedrag vertonen. In prepuberale kinderen komen symptomen die aan de criteria doen namelijk veel minder voor, die symptomatologie is meer typerend voor de midden-adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kenmerkt bipolair 2 zich?

A

Bipolair-II-stoornis: net als bij bipolair-I wordt deze stoornis hetzelfde geclassificeerd bij kinderen als bij volwassenen. De diagnose vereist 1 of meer hypo manische episodes en 1 of meer major depressieve episoden. Patiënten mogen geen manische periode ervaren hebben. Verder moeten patiënten voor deze diagnose een depressieve episode ervaren hebben van ten minste 2 weken en een hypo manische episode van ten minste 4 dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is cyclothymic disorder?

A

is een stoornis die wordt gekarakteriseerd door chronisch, fluctuerende stemmingsverstoring die een bepaalde periode duurt. Patiënten moeten symptomen hebben getoond van hypomania en depressie, zonder ooit voldaan te hebben aan de criteria van een hypo manie, manie of depressieve episode. Volwassenen moeten deze symptomen minstens 2 jaar hebben en kinderen 1 jaar. Verder mogen patiënten nooit langer dan 2 maanden geen symptomen gehad hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn other specified bipolar en related disorders?

A

vroeger bekend als not otherwise specified. De diagnose wordt gegeven aan pediatrische patiënten met bipolaire symptomen die niet voldoen aan de volledige criteria voor een van de stoornissen in de bipolaire klasse, maar die wel nood of stoornis veroorzaken. Deze symptomen kunnen elke week 2 tot 3 dagen duren. Bij diagnoses van een bipolaire stoornis kunnen artsen ook specifiers toevoegen voor specifieke symptomen (bijv. Met stemmingscongruente of stemmingsincongruente psychotische kenmerken, met angst, met gemengde kenmerken, met rapid cycling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een cycle en episode?

A
  • Cycle= duidelijke verandering in stemming van het ene uiterste naar het andere uiterste.
  • Episode= langere periode van stemmingsdisregulatie, vaak omvat dit meerdere cycles
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen cycle en rapid cycling?

A

er 4 of meer episodes voorkomen in 1 jaar. Kinderen en adolescenten kunnen een bijna dagelijkse stemmingscyclus hebben die buiten de context van de omgeving van het kind valt en niet wordt veroorzaakt door een externe trigger. Voor veel patiënten omschrijven ouders een cyclus waarin kinderen zonder reden wakker worden met een lollig humeur en, gevolgd door een normale dag op school. Ze hebben dan een depressieve of prikkelbare bui als ze thuiskomen, opnieuw zonder reden. Deze fenomenologie betekent niet dat de patiënten een rapid cycling bipolaire stoornis hebben, omdat het aantal afzonderlijke episodes klein blijft. Hoewel zowel kinderen als adolescenten dagelijks een stemmingscyclus kunnen hebben, worden stemmingsafleveringen (langere perioden van stemming disregulatie) meestal pas duidelijk tijdens de adolescentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe zit het met kinderen onder de 13 en adolescenten?

A

Kinderen onder de 13 worden vaker gediagnosticeerd met ‘other specified bipolar and related disorder’ omdat hun symptomen vaak niet voldoen aan de criteria voor een volledige episode. Deze jongere patiënten vertonen vaak prikkelbaarheid, stemmingslabiliteit en een veel slechter verloop van de ziekte.
Adolescenten hebben in vergelijking met kinderen vaak een symptomatologie die voldoet aan de criteria van bipolar-I en bipolar-II. Ze vertonen namelijk vaker episodes van depressie of manie, net als substantie misbruik en zelfmoord pogingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke red flag symptomen en kenmerken zijn er bij kinderen?

A

Een van de meest belangrijke is woede en agressie. Er moet gekeken worden of er mogelijk sprake is van een bipolaire stoornis bij kinderen wanneer het kind meerdere woede uitbarstingen heeft per dag zonder provocatie waardoor de ouders als het ware ‘op eieren moeten lopen’, om een uitbarsting te voorkomen.
Minder behoefte aan slaap is ook een belangrijke red flag, aangezien dit kan wijzen op een manische of hypomanische episode. Kinderen met bipolaire stoornis hebben minder slaap nodig, terwijl kinderen met ADHD last hebben van insomnia (niet kunnen slapen, en wel slaap nodig hebben)
Spontane veranderingen in de stemming kunnen ook wijzen op een bipolaire stoornis. Kinderen zonder bipolaire stoornis zijn af en toe ook chagrijnig, maar hebben over het algemeen geen spontane veranderingen in stemming. Ook ervaren adolescenten met bipolaire stoornis vaak grandiositeit. Een voorbeeld is: ik heb een 1.0 GPA, maar ga wel naar Harvard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de link met adhd?

A

persistent patroon van geen-aandacht en hyperactiviteit-impulsiviteit die interfereert met dagelijks functioneren of de ontwikkeling. Vaak zijn deze kinderen hyperactief en impulsief, wat ook symptomen van bipolaire stoornis zijn. Verschillen tussen de twee stoornissen zijn dat manische symptomen meer voorkomen bij bipolaire stoornis. Symptomen die bij beide stoornissen voorkomen zijn irritatie, hyperactiviteit, versnelde spraak en snel afgeleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de link met oppositional defiant disorder?

A

een patroon van boze en geïrriteerde stemming, argumentatieve (ruziemakend) en defiant, of wraakzucht gedurende minstens 6 maanden. Patiënten met ODD vertonen vaak agressief gedrag of verliezen hun geduld: ze gedragen zich vaak defiant richting autoriteiten. Echter, vertonen deze mensen geen cycles. Ook vertonen deze kinderen geen manische symptomen. Het is wel mogelijk dat kinderen zowel bipolaire stoornis als ODD hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de link met angststoornis?

A

kunnen ook zorgen voor stemmingswisselingen en irritatie. Clinici zou zich hierom moeten focussen op of een patiënt ook manisch gedrag vertoont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de link met fetal alcohol syndroom?

A

raakt kinderen die zijn blootgesteld aan alcohol in de baarmoeder. Er zijn biologische markers voor diagnose, maar patiënten hebben permanente hersenschade, belemmerde groei en abnormale kenmerken in het gezicht. FAS is makkelijk te diagnosticeren, maar andere kinderen kunnen een FAS-spectrum syndroom hebben genaamd; alcohol-related neurodevelopmental disorder. Bij deze patiënten is de familiegeschiedenis onduidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klinische benaderingen zijn er over het onderscheid tussen ADHD en BD?

A
  1. Verwijderen van de overlappende symptomen: verhoogde stemming, grootheidsgevoel, hyperseksualiteit, verminderde behoefte aan slaap, racing thoughts en andere manische items (behalve hyperenergie en afleidbaarheid) komen meer voor in BD dan in ADHD. Echter, komen deze niet-overlappende symptomen veel minder voor. Vertrouwen op niet-overlappende symptomen vermindert echter de kans om bij te dragen aan de differentiële diagnose door lage prevalentie. Daarom blijft klinische differentiatie in al die gevallen vrij van psychotisch, suïcidaal of hyper seksueel gedrag een uitdaging.
  2. Kijken naar chronologische volgorde van symptomen: een andere benadering gebruikt de chronologische vertoning van symptomen in een ontwikkeling continuüm bij kinderen met de diagnose BD of ADHD.
  3. Vergelijken van scores op de Child Behavior Checklist (CBC1): om te beoordelen hoe goed CBC1 de twee condities kon onderscheiden. Kinderen met BD hebben vaak hogere scores op de schalen anxious/depressed, agressieve behavior, attention problems.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de uiteindelijk conclusie met het verschil tussen adhd en bd? van tutor

A

het verschil tussen bipolaire stoornis in volwassenen en in kinderen is dat de klinische presentatie soms erg vaag en onduidelijk kan zijn bij kinderen. Er is niet altijd sprake van duidelijke en distinctieve episodes. Ook zijn de cycli korter in kinderen en ervaren ze meer en snellere stemmingswisselingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe zit het met hyperactiviteit bij bd en adhd?

A

: BD omvat vaak periodes van intense hyperactiviteit of onrust, vaak met verhoogde impulsiviteit en agressie. Daarnaast komen bij BD periodes van lage activiteit, uitputting en verveling voor. Bij kinderen met ADHD kunnen de eisen van school zorgen voor rusteloosheid, friemelen en hyperactief gedrag, vooral wanneer het kind moet doen aan gestructureerde activiteiten.
 De temporale verdeling van hyperactiviteit kan voornamelijk een onderscheid maken. In BD zijn biologische ritmes verstoord wat zorgt voor grotere fluctuaties tussen energie en activiteit, van heel hoog tot heel laag. In ADHD verschillen de hoge, maar relatief stabiele activiteitlevels van die in BD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe zit het met slaap en biologische ritme verstoringen bij adhd en bd?

A

: frequente fluctuaties in energie levels zijn bekende kenmerken van stemmingsstoornissen, vooral van BD in jongeren. Verhoogde dag en nacht hyperactiviteit verstoort biologische ritmes en beïnvloed gedrag en slaap. Vooral midden en late slapeloosheid, minder totale slaaptijd, gefragmenteerde slaap en bedplassen komen voor in stemmingsstoornissen (en niet of in mindere mate in ADHD).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe zit het met stemming, suicidaliteit en psychoses?

A

stemmingssymptomen komen veel voor in BD, maar stemmingsfluctuaties zijn bekend in kinderen met ADHD. In ADHD zijn stemming symptomen echter vooral secundair aan academische of sociale moeilijkheden. Zelfmoord komt vooral voor in kinderen/adolescenten met BD, na een leeftijd van 9 jaar. Psychoses komen voor bij BD, maar niet bij ADHD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe zit het met agressief en hyper seksueel gedrag bij adhd en bd?

A

agressie komt veel voor in BD. Dit kan zich uiten als erge woede aanvallen, of als geplande agressie soms zonder spijt. In ADHD kan verbale en fysieke agressie resulteren uit irritatie en impulsiviteit, maar het kapot maken van dingen gebeurt vaak per ongelijk. Een verhoogde interesse in seksueel gedrag wordt in sommige kinderen / adolescenten met BD gezien. Voorbeelden hiervan zijn seksueel provocerende kleding, make-up, taal en gedragingen. Dit gedrag is geen onderdeel van ADHD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe zit het met academisch functioneren bij bd en adhd?

A

in kinderen met ADHD interfereren moeilijkheden met aandacht, huiswerk volbrenging en slechte concentratie met academische prestatie. Kinderen met BD zullen prestaties meer oneven zijn. Soms zullen ze het heel goed doen (vooral manische fasen) en soms minder goed (vooral depressieve fases).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe zit het met familiegeschiedenis?

A

de meest significante risicofactor voor het ontwikkelen van BD is een positieve familiegeschiedenis. De kans op BD in eerstegraads familie blijkt 9%. Dit is bijna 10x zo groot als de ‘normale ’populatie. Dit komt voornamelijk door genetische aanleg, wat varieert van 58% tot 85%. In ADHD is de genetische aanleg zo’n 60%-80%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verloop van bd?

A

: Slechts een minderheid van BD-gevallen begint zonder enige eerdere psychopathologie, terwijl de meerderheid gematigde symptomen lang vóór hun eerste episode ervaart. De pre morbide baseline is vaak vrij symptomatisch (voor de ziekte echt ontstaat zijn er dus al verschillende symptomen), omdat overgangs- en prodromale toestanden gebruikelijk zijn bij alle stemmingsstoornissen, vooral bij jongeren. Hierom wordt de periode voor het echte begin van de aandoening ook wel de prodromal state genoemd. BD heeft een chronisch verloop waarin symptomatische en subsymptomatische fases elkaar afwisselen met fases zonder symptomen. De klinische presentatie varieert echter enorm; in sommige patiënten wisselen zware symptomen en lichte symptomen elkaar continue af, terwijl andere patiënten ook hele periodes lang geen enkele symptomen ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verloop van adhd?

A

ADHD volgt een chronisch en niet-remitting beloop en blijft in de helft van de gevallen tot volwassenheid bestaan. Verschillende voorspellers van ADHD-persistentie in de volwassenheid zijn beoordeeld: onder hyperactieve-impulsieve vormen werd ADHD geassocieerd met verbeteringstrajecten, terwijl onoplettend type vaak werd geassocieerd met negatieve resultaten. Hoewel de symptomen van hyperactiviteit in de loop van de tijd verbeterden, verbeterde of onoplettendheid niet of erger. Uit een longitudinaal onderzoek naar kinderen met ADHD, blijkt dat zij later slechtere educatieve, werk-, economische, sociale en huwelijksuitkomsten hebben dan leeftijdsgenoten zonder ADHD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is de treatment response bij adhd?

A

ADHD patiënten krijgen vaak stimulanten voorgeschreven. Stimulanten voorkomen de heropname van het dopamine en noradrenaline systeem betrokken bij cognitieve tekorten. Stimulanten helpen bij het verminderen van de impact van deze tekorten op academische prestatie en sociale interactie, verbeteren klasgedrag en verhogen concentratie. Ondanks dat onderzoeken op korte termijn verbetering aangeven op academische prestaties, is er vaak op langere termijn geen effect meer.
Het aantal recepten is in 9 jaar tijd met 1600% toegenomen, met meer dan 8 miljoen recepten in 2000. Ondanks het vele gebruik van stimulerende middelen bij kinder- en volwassen patiënten, zijn de effecten van blootstelling tijdens de ontwikkeling en chronische blootstelling bij jongeren en volwassenen slecht begrepen en is meer onderzoek nodig om de veiligheid te beoordelen
Therapeutische benaderingen zijn vaak verschillend afhankelijk van de primaire diagnose. Wanner BD en ADHD samen voorkomen, is er een combinatie van behandelingen nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe werken stemming stabilasatoren en atypische antipsychotica bij adhd en bd?

A

lijkt te werken voor BD, maar kan bij ADHD zorgen voor bijwerkingen. Stimulanten blijken daarentegen juist ineffectief voor BD. Het kan slaapverstoring veroorzaken en patiënten negatief beïnvloeden.
Conclusie: BD en ADHD delen overlappende symptomen: gelijke startleeftijd, chronische, levenslang verloop met verstoringen van educatie, beroeps- en ontwikkelingsverstoringen. Voor beide stoornissen is er bewijs voor diagnose fouten. Het onderscheiden van ADHD en BD heeft uitdagingen, waar clinici rekening mee moeten houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het doel van de studie van uchida?

A

De huidige kennis testen over of unipolaire MDD en bipolaire MDD in jongeren onderscheiden kan worden in termen van kenmerken en correlaties.

28
Q

Wat stond in de discussie van het artikel van uchida?

A
  • Psychiatrische co-morbiditeit: drie studies vonden een significante associatie tussen hoge levels van psychiatrische co morbiditeit en bipolaire MDD. Alle drie van deze studies stelde dat kinderen met bipolaire MDD hogere mate van oppositional defiant disorder, conduct disorder en angststoornissen hadden. Twee studies stelde ook dat adolescenten vaker substantiemisbruik vertonen.
  • Familiegeschiedenis: drie studies vonden significante associaties tussen hogere levels van familiegeschiedenis met psychiatrische stoornissen in kinderen/adolescenten met bipolaire MDD in vergelijking met unipolaire MDD. Bipolaire MDD blijkt geassocieerd met hogere levels van psychiatrische stoornissen in eerstegraads familieleden.
  • Ernstgraad depressie: drie studies vonden significante associaties tussen zowel meer depressieve episodes als een hogere ernstgraad van depressieve symptomen in kinderen met bipolaire MDD in vergelijking met unipolaire MDD. Kinderen met bipolaire MDD ervaarde meer verdriet, prikkelbaarheid, hopeloosheid en zelfbeschadiging. Ook vonden twee studies dat kinderen met bipolaire MDD meer ziekenhuis bezoeken hadden.
  • Level van verstoring: twee studies vonden significante associaties tussen kinderen met bipolaire MDD en hogere levels van verstoring in belangrijke levensrollen, zoals problemen met leeftijdgenoten en familie en gedragsproblemen op school.
  • Gedragsmoeilijkheden: twee studies vonden significante associaties tussen kinderen met bipolaire MDD en ernstige gedragsmoeilijkheden gemarkeerd door agressie vergeleken met kinderen met unipolaire MDD
29
Q

welke overige karakteristieken zijn geassocieerd met bipolaire depressie?

A

Irritatie: twee studies vonden significante associaties tussen kinderen met bipolaire MDD en symptomen van irritatie: kinderen met bipolaire MDD ervaarde depressie episoden gekarakteriseerd door meer symptomen van irritatie vergeleken met kinderen met unipolaire MDD.
Jonge leeftijd bij onset: drie studies vonden associaties tussen een vroege leeftijd bij onset en bipolaire MDD: bipolaire MDD zou op jongere leeftijd ontstaan dan unipolaire MDD.

30
Q

Wat is het doel van het artikel van Johnson?

A

Er is al lange tijd interesse voor de mogelijke associatie tussen bipolaire stoornis en creativiteit. Zo zou manie invloed gehad hebben op het werk van onder andere veel bekende schrijvers. Het doel van dit artikel is om de literatuur naar deze associatie te bekijken.

31
Q

Waarom is onderzoek naar creativiteit belangrijk?

A
  1. Bewijs dat bipolaire stoornis bijdraagt aan creatieve prestatie zou helpen bij het verbeteren van publieke conceptualisatie van bipolaire stoornis.
  2. Focus op krachten kan zorgen voor betere uitkomsten.
32
Q

is bipolaire stoornis gerelateerd aan creatieve uitmuntendheid?

A

De meest bekende aanpak om te begrijpen of bipolaire stoornis gerelateerd is aan creativiteit, is door het bestuderen van bekende mensen. Deze onderzoeken hebben consistent bewijs gegeven dat er veel sprake is van bipolaire stoornis in deze groepen. Sommige onderzoeken geven aan dat creativiteit vooral hoog is bij degene met milde vormen van bipolaire stoornis, of bij mensen waarvan familie bipolaire stoornis heeft in plaats van een ‘full blown’ bipolaire stoornis-I. Kloppend met het idee dat mildere vormen van stoornis bijzonder gunstig zijn, kwam bipolaire stoornis vaker voor (30%) bij de auteurs dan bipolaire stoornis I (13%). Tegelijkertijd is aangetoond dat ervaren blues muzikanten hogere scores hebben op maten van manisch en cyclothymisch temperament. Kortom, in uitmuntende steekproeven is BD oververtegenwoordigd, vooral wanneer mildere vormen van de stoornis worden overwogen.

33
Q

komt bipolaire stoornis veel voor in creatieve beroepen?

A

Onderzoek keek naar vrouwelijke fictieschrijvers die een nationale schrijversconferentie bijwoonden, in vergelijking met een controlegroep van niet-schrijvers. De schrijvers hadden hogere percentages depressie en manie dan de niet-schrijversgroep. Kloppend met het idee dat familiegeschiedenis van de aandoening creatieve voordelen kan opleveren, gaf 10% van de auteurs een ouderlijke geschiedenis van manie aan in vergelijking met 5% van de niet-schrijvers. Ook kloppend met patronen waargenomen in de literatuur over beroemde personen, zijn minder ernstige vormen van manie meer gerelateerd aan artistieke bezigheden dan ernstige vormen.

34
Q

zijn mensen met bipolaire stoornis eerder geneigd een artistiek beroep te kiezen?

A

Zelfs als creatieve steekproeven veel mensen met bipolaire stoornis omvatten, zegt dit niks over het percentage mensen met bipolaire stoornis die creatief zijn. In een onderzoek van 750 psychiatrische patiënten, bleek 8% van de bipolaire mensen met een mildere vorm creatief te zijn, tegenover 1% met een ernstigere vorm. Opnieuw blijkt dat mildere vormen zorgen voor meer creativiteit, maar dit onderzoek stelt dat mensen met bipolaire stoornis niet bijzonder creatief zijn. LET OP: dit is wel een psychiatrische steekproef.
In een ander (niet-psychiatrisch) onderzoek, werd hier ook naar gekeken. De gemiddelde beroeps-creativiteit score van mensen met een bipolaire I-stoornis was significant hoger dan het gemiddelde van mensen zonder een diagnose van een bipolaire stoornis. Hoewel significant, suggereren deze bevindingen ook dat veel mensen met een bipolaire stoornis niet bezig zijn met creatieve beroepen.
 Kortom, een bipolaire stoornis lijkt verband te houden met een grotere kans om een creatief beroep te kiezen, maar er lijkt ook een aanzienlijke variabiliteit te bestaan in de vraag of mensen met een bipolaire stoornis relatief creatieve beroepen zullen uitoefenen.

35
Q

Voorspelt bipolaire stoornis interviewer beoordeling van creatieve prestatie?

A

Ratings van prestaties waren hoger bij de personen met een bipolaire stoornis dan bij de controles zonder geschiedenis van stemmingsstoornissen of schizofrenie. In overeenstemming met de creatieve voordelen van minder ernstige vormen van stoornis, werden de personen met cyclothymie beoordeeld als beter presterend dan de personen met de diagnose bipolaire stoornis. Degenen met een bipolaire I stoornis behaalden scores die niet verschilden van de gezonde controles.

36
Q

Omschrijven mensen met bipolaire stoornis zichzelf als creatief?

A

Risico op manie blijkt, bij studenten, te correleren met positieve zelfbeoordelingen op creatief vermogen. De effecten van manie lijken meer robuust dan die van depressie en impulsiviteit. Echter, de enige studie die keek naar gediagnosticeerde mensen, vond deze correlatie niet. Dit kan verklaar worden door het feit dat mildere vormen en risico voor bipolaire stoornis meer gerelateerd zijn aan creativiteit.

37
Q

Hebben mensen met bipolaire stoornis voorkeur voor dezelfde stimuli als creatieve mensen?

A

Mensen met bipolaire stoornis (en hun kinderen) en mensen met subsyndromale symptomen van bipolaire stoornis hebben voorkeur voor nieuwe en complexe figuren. Dit is een indicatie van creativiteit en is vergelijkbaar met een steekproef van studenten die een studie volgen in kunst, creatief schrijven en product ontwerpen. Echter, deze gevonden correlatie wordt mogelijk gemedieerd door de neiging om een hekel te hebben aan simpele figuren.

38
Q

relateert bipolaire stoornis aan divergent denkvermogen?

A

Uit een meta-analyse blijkt dat psychopathologie scores gelinkt waren aan metingen van divergent denken. Minder onderzoeken hebben gekeken naar divergent denken bij bipolaire stoornis. Bevindingen van een onderzoek geven aan dat risico op een manie gerelateerd was aan hogere vloeiendheid scores. Kortom, divergent denken bleek positief gerelateerd te zijn aan het risico van manie, maar bleek niet verhoogd te zijn bij personen met de diagnose bipolaire stoornis.

39
Q

welke persoonlijkheidskenmerken zijn gerelateerd aan creativiteit?

A
  1. In een meta-analyse van 29 studies met 4397 deelnemers aan persoonlijkheidskenmerken geassocieerd met het kiezen van artistieke beroepen, werden de grootste effectgroottes gevonden voor dimensies van impulsiviteit en de afwezigheid van consciëntieusheid.
  2. Naast de rol van impulsiviteit bij beroepskeuze, werd ook gevonden dat personen in creatieve beroepen hogere scores haalden op maten van Openness to Experience. Openheid voor ervaring is gedefinieerd als motivatie om nieuwe ideeën en ervaringen na te streven.
40
Q

Hoe speelt ambitie mee?

A

In meta-analyses van de voorspellers van creatieve prestaties in zowel wetenschap als kunst bleek substantieel bewijs voor het belang van ambition en drive.
- Er is bewijs dat bipolaire stoornis gerelateerd is aan een drive om doelen te halen. Onderzoek heeft aangetoond dat een bipolaire stoornis gerelateerd is aan een perfectionistische houding richtingen doelen en aan een zelfkritische houding over de nood om doelen te halen.
In overeenstemming met een grotere focus op prestatie, hebben onderzoeken hogere prestatieniveaus gedocumenteerd in eerstegraads familieleden van mensen met een bipolaire stoornis in vergelijking met de algemene populatie. Een idee is dat familieleden de verhoogde ambitie kunnen ervaren, en zonder de inmenging van symptomen vertaalt dit zich in ongewone niveaus van succes.

41
Q

Wat is de rol van affect en depressie?

A

negatieve emoties zouden goed zijn voor creativiteit, en vooral voor kritisch denken en doorzettingsvermogen. Echter, twee meta-analyses vonden geen effect. Depressie zou ook gerelateerd zijn aan een hogere creativiteit. Echter, onderzoeken gaven aan dat depressie juist negatief gerelateerd was aan beoordelingen van creativiteit, divergent denken en zelfbeoordelingen van creativiteit. Dit betekent dat het niet aannemelijk is dat een verhoogde creativiteit bij bipolaire stoornissen komt door negatief affect of depressieve symptomen.

42
Q

Wat is de rol van positief affect en manie?

A

positieve emoties zouden aandacht, denken, percepties, gedachten etc. kunnen verbreden. Hierover is een theorie: Fredricksons’ broaden-and-build theory of positive emotions. Deze theorie stelde dat de verruimde denkrichtingen die door positieve emoties worden teweeggebracht, een reeks positieve gevolgen hebben, waaronder verbeterde creativiteit en cognitieve flexibiliteit. Bijvoorbeeld; experimenteel veroorzaakte positieve emoties (ten opzichte van neutrale/negatieve emoties) vergroten de reikwijdte van visuele aandacht.

43
Q

Wat bekijkt het onderzoek van power?

A

Dit onderzoek bekijkt of polygene risicoscores voor schizofrenie en bipolaire stoornis creativiteit kunnen voorspellen.

44
Q

Wat waren de resultaten uit het onderzoek van power?

A
  • Dit onderzoek testte eerst het vermogen van deze polygene risicoscores om aandoeningen te voorspellen. Er werd gevonden dat beide scores verband hielden met hun matchingstoornis in IJsland. De maximale verklaarde variantie was 5,5% voor schizofrenie en 1,2% voor bipolaire stoornis.
  • Vervolgens is getest op een verband tussen de polygene risicoscores en creativiteit. Creatieve individuen werden gedefinieerd als personen die behoren tot de nationale artistieke verenigingen van acteurs, dansers, muzikanten, beeldend kunstenaars en schrijvers. Er werd gevonden dat zowel schizofrenie als bipolaire stoornis polygene risicoscores werden geassocieerd met creativiteit, waarbij de schizofrenie en bipolaire stoornis scores een verklaring gaven voor respectievelijk maximaal 0,24% en 0,26% van de variantie van creativiteit.
  • Ter vergelijking, geen van 20 niet-psychiatrische ziektes en vijf andere soort banen bleken significant geassocieerd te zijn aan de psychotische polygenetische risico scores.
45
Q

Wat is de uiteindelijke conclusie van het artikel van Power?

A

Betekenis: polygene risicofactoren hebben een relatie met creativiteit, onafhankelijk van het opleidingsniveau. De relatie tussen polygene risicofactoren en creativiteit wordt dus NIET uitgelegd door opleidingsniveau.
DUS: de belangrijkste bevinding, is dat creativiteit (gedeeltelijk) door gemeenschappelijke genetische varianten, gepaard gaat met een verhoogd risico op psychiatrische stoornissen die door dezelfde genetische varianten worden veroorzaakt. Hoe deze genetische overlap past in evolutionaire modellen van persistentie van ziekten moet nog worden bepaald.

46
Q

Wat waren de resultaten uit het artikel van Kyaga? schizofrenie

A

vergeleken met de controlegroep was er geen verschil in het hebben van een creatief beroep, echter hadden mensen met schizofrenie wel een kleinere kans op het hebben van een wetenschappelijk beroep. Ze hadden we een grotere kans op het hebben van een artistiek beroep.
Ouders en broers/zussen van mensen met schizofrenie hadden wel een wat grotere kans om een creatief beroep te hebben, vergeleken met de controlegroep. Dit verschil was aanwezig in alle creatieve domeinen.
Kinderen van mensen met schizofrenie hadden niet meer kans op het hebben van een creatief beroep. Echter, hadden ze (net als mensen met schizofrenie) wel meer kans op het hebben van een artistiek beroep.
Er was geen effect voor second and third-degree familieleden.

47
Q

Wat waren de resultaten over bipolaire stoorns bij het artikel van kyaga?

A

Bipolaire stoornis: vergeleken met de controlegroep hadden deze mensen meer kans op het hebben van een creatief beroep. Dit kwam door een verhoogde kans op zowel visuele als niet-visuele beroepen.
Eerstegraads familieleden van mensen met bipolaire stoornis hadden meer kans op een creatief beroep dan mensen uit de controle groep
Er was geen effect voor second and third-degree familieleden. Ooms/tantes en neven/nichten hadden wel wat meer kans om een wetenschappelijk beroep te hebben

48
Q

Wat waren de resultaten bij unipolaire depressie? kyaga

A

er was geen verhoogde mate van het hebben van een creatief beroep. Ditzelfde geldt voor hun familieleden.

Dus in bipolaire stoornis zijn zowel de bipolaire patiënten als hun familie over gerepresenteerd in het hebben van creatieve beroepen, maar in schizofrenie zijn alleen familieleden over gepresenteerd in het hebben van creatieve beroepen. Bij mensen met een depressie (en hun familie) was er geen associatie met creatieve beroepen.

49
Q

hoe zat het met IQ binnen de rol van schizofrenie, bipolaire stoornis en unipolaire stoornis?

A

r was geen consistent patroon van verschillen tussen moederlijke en vaderlijke half broers/zussen. Dit geldt voor schizofrenie, bipolaire stoornis en unipolaire stoornis. Verder bleek dat (alleen bij mannen) het IQ wat hoger was bij mensen met creatieve beroepen, maar lager in degene met schizofrenie, bipolaire stoornis en unipolaire depressie en hun familie. IQ bleek de relatie niet te mediëren.

50
Q

Wat stond er in de discussie bij het artikel van kyaga?

A

De grootste bevindingen is dat dit onderzoek een grotere kans aantoont dat zowel mensen met schizofrenie als bipolaire stoornis (en hun familie) een creatief beroep hebben, vergeleken met de controlegroep. Verschillen in IQ leggen dit verband niet uit. Echter, bij unipolaire depressie werd er geen patroon van associaties gevonden met artistieke en wetenschappelijke beroepen.
Dit laat zien dat creatieve beroepen niet gelinkt zijn aan psychopathologie in het algemeen, maar aan bepaalde psychische stoornissen. Ook bleek dat er geen relatie is met alle creatieve beroepen: wel met artistieke en wetenschappelijke beroepen, maar niet met accountants en auditors

Ondanks dat deze studie niet uitlegt welke onderliggende mechanismen een rol spelen, is het belangrijk op te merken dat de kans op een creatief beroep bij familieleden afneemt naarmate de graad toeneemt (dit betekent; meer kans bij eerstegraads, minder bij bijvoorbeeld derdegraads). Ook werd er geen verschillen gevonden tussen moederlijke en vaderlijke half broers/zussen. Dit suggereert dat genetische invloeden mogelijk een grotere rol spelen.

51
Q

wat is de balancing selection hypothesis?

A

neemt aan dat de gevoeligheidsgenen in patiënten of familieleden ook de adaptieve voordelen omvatten die fitheid verhogen (doordat BD negatief is, wordt het soort van gecompenseerd met creativiteit, zodat ze tegen elkaar op wegen. Dit zorgt ervoor dat BD blijft bestaan). Een voorbeeld van zo’n voordeel is dus creativiteit. De familieleden ervaren dus vaak alleen de voordelen  profiteren hier meer van.

Deze hypothese komt overeen met dit onderzoek, aangezien de associatie met creativiteit piekt in eerstegraadsfamilieleden van mensen met de stoornis, in plaats van bij de mensen met de stoornis zelf. Dit is kloppend met de ‘inverted-U relationship’ tussen creativiteit en psychopathologie. De mutation selection hypothesis stelt daarentegen dat een psychiatrische stoornis simpelweg mutational load reflecteert.

52
Q

Wat bestudeerd het artikel van Keller?

A

 Deze studie demonstreert het belang van het gebruik van genoombrede enquêtes bij grote aantallen mensen om oude vragen te beantwoorden met nieuwe gegevens. De studie bevestigt de polygeniciteit van menselijke eigenschappen (= meerdere genen zorgen voor 1 eigenschap).

53
Q

Welke belangrijke kanttekeningen zijn er in het artikel van keller?

A
  1. Creativiteit is een slippery concept. Er is niet 1 geaccepteerde manier om creativiteit te meten. In deze studie was het niet zozeer creativiteit dat werd gemeten, maar deelname aan een creatief beroep. Andere eigenschappen kunnen ook een rol spelen bij deze beroepskeuze. Het is dus mogelijk dat er bewezen is dat het hebben van een groter risico op psychiatrische stoornissen leidt tot de voorkeur voor bepaalde type baan, zonder ook daadwerkelijk creatiever te zijn.
  2. Het is ook belangrijk om te erkennen dat de resultaten van Power et al. alleen van toepassing zijn op effecten van de (meest voorkomende) causale genetische varianten. De effecten van zeldzame risico-allelen, die door minder dan 1% van de bevolking worden gedragen, zijn niet goed gekarakteriseerd in GWAS en worden niet weergegeven in de genetische risicoscores.
54
Q

Wat is antagonistisc pleiotropy?

A

Er is sprake van antagonistic pleiotropy wanneer allelen de evolutionaire fitness payoff van een eigenschap verhogen, terwijl ze tegelijkertijd een andere verminderen. Er moeten aan zeer strenge condities voldaan worden voor antagonistische pleiotropie om de genetische variatie in stand te houden, maar het is mogelijk dat van sommige risico allelen de negatieve fitness consequenties (van verhoogd risico voor psychiatrische stoornissen) deels gecompenseerd worden door de positieve fitness consequenties van andere kenmerken (zoals verhoogde creativiteit).

55
Q

Wat zegt de studie van Power niet?

A

vertelt niet welke genetische afwijking geassocieerd is met het risico op zowel psychiatrische stoornissen als op het hebben van een creatief beroep. Ook geeft het geen informatie wat betreft hoe genetische afwijkingen werken. Toch is het een begin punt voor het beantwoorden van dit soort vragen, en herinnert het eraan dat het idee van ‘Gen X doet taak Y in celtype Z’ inconsistent is met de empirische bevindingen. Deze informatie is namelijk nog niet bekend.

56
Q

wat zijn voor en nadelen voor power?

A

Voordelen Power en Keller: grote sample sizes
Nadelen Power en Keller: met een grote groep heb je altijd wel kans op resultaten (fishing), je vindt altijd wel iets en dan kan je je afvragen; wat zegt dit dan? DNA komt namelijk 99% overeen waardoor je altijd wel wat vind, hierom zijn de p-waardes ook laag & Creativiteit is slecht (vaag) gedefinieerd

57
Q

Waar ging het artikel van firth over?

A

Er is een systematische meta-review uitgevoerd van het beste bewijsmateriaal om te onderzoeken hoe fysieke activiteit, slaap, voedingspatronen en het roken van tabak het risico en de behandelresultaten beïnvloeden bij een reeks psychische stoornissen.
De potentieel gedeelde neurobiologische paden tussen meerdere levensstijl factoren en geestelijke gezondheid worden besproken, samen met richtingen voor toekomstig onderzoek, en aanbevelingen voor de implementatie van deze bevindingen op het niveau van de volksgezondheid en de klinische dienstverlening.

58
Q

Wat waren de resultaten van het artikel van Firth?

A
  • Fysieke activiteit
  • Roken van tabak
  • Voedingspatronen
  • Slechte slaap
59
Q

Wat waren de resultaten van het artikel van Sun?

A

Vijf MR-methoden leverden consistent genetisch bewijs dat algehele fysieke activiteit geassocieerd was met een lager risico op BIP (51% minder kans), er was geen significant verband tussen de algehele fysieke activiteit en SCZ. Bovendien, er werd geen significant causaal verband waargenomen tussen alle andere soorten fysieke activiteiten en beide mentale aandoeningen  tussen bipolair en fysieke activiteit geen verband (dus causale relatie was éénrichting)

60
Q

Wat was een limitatie van het artikel van Sun?

A

de niet-lineaire associatie van fysieke activiteiten op BIP en SCZ was niet toegankelijk via MR analyse. Ten tweede waren ze niet in staat om de klinische significantie van de bevindingen te bepalen omdat de MR-methode causaliteit detecteert in plaats van de meting van elk causaal effect, dat nog steeds belangrijk is bij het geven van de richting van het effect.

61
Q

Wat was de conclusie van het artikel van Sun?

A

Deze studie levert genetisch bewijs dat algehele fysieke activiteit een effectieve preventieve factor is voor BIP maar niet voor SCZ. Samen met bewijs uit observationele studies, biedt onze bevinding verdere grondgedachte voor personen die risico lopen op BIP om lichamelijke activiteit te behouden

62
Q

Wat waren de resultaten van het artikel van Link?

A

Herkenning van mentale ziekten: om dit te onderzoeken werd aan mensen gevraagd of de omschreven persoon een mental illnes had. Vooral schizofrenie werd als mentale ziekte omschreven (de precieze resultaten zijn te zien in de afbeelding). Deze resultaten geven aan dat mensen (meer dan in de studie van Star) geneigd zijn een stoornis als mentale ziekte te omschrijven. Er was echter nog wel sprake van een discrepantie. Dit komt wellicht doordat mensen liever geen algemene label (mentale ziekte) geven aan een specifiek geval. Om dit op te lossen is vervolgens gevraagd ‘heeft deze persoon misschien…’. Hierna labelde bijna iedereen de mensen goed.
Overtuiging over de oorzaak: er werden verschillende mogelijke oorzaken gegeven: slecht karakter, chemische disbalans, opvoeding, stress, genen en God. Vooral stress werd veel als oorzaak gegeven. De precieze resultaten zijn te zien in de tabel.

Geloof over gevaar: om dit te testen werd aan mensen gevraagd hoe aannemelijk het was dat de persoon geweld zou gebruiken. Vooral mensen met een cocaïne verslaving werden als gevaarlijk gezien, waarna alcohol, schizofrenie, depressie en ‘probleem’ persoon volgden.

Gewenste sociale afstand: om dit te bepalen werd gevraagd in hoeverre: ze naast deze persoon willen wonen, ze een avond om willen gaan met deze persoon, vrienden willen worden met deze persoon, samen willen werken met deze persoon, of deze persoon in de familie te laten trouwen. Men wilde de meeste afstand tot cocaïne gebruikers, waarna alcohol, schizofrenie, depressie en ‘probleempersoon’.

63
Q

Wat is de discussie bij het artikel van link?

A

Er is enige reden voor optimisme wanneer de resultaten vergeleken worden met de eerdere resultaten van Star aangezien mensen mentale ziekten wat beter herkennen dan tijdens het eerdere onderzoek. Echter, verwachten mensen nog steeds dat mentale ziekten zorgen voor geweld. Deze verwachting zorgt voor sociale afstand. Dit zorgt dat de auteurs een pessimistische houding hebben richting de huidige status van maatschappelijke geloven over mentale ziekten. Als de symptomen van mentale ziekten gelinkt blijven worden aan geweld, worden mensen met mentale ziekten negatief beïnvloed door afwijzing, en zijn ze minder geneigd om professionele hulp te zoeken door angst voor stigmatisering.  We zijn begonnen met een positieve verandering, maar we hebben dit nog niet bereikt.

64
Q

Wat waren de resultaten bij het artikel van Fazel?

A
  • 314 personen met een bipolaire stoornis hadden geweldsmisdrijven gepleegd (8,4%) in vergelijking met algemene populatiecontroles (3,5%).
  • Het risico op gewelddadige criminaliteit bij patiënten met een bipolaire stoornis en comorbiditeit van middelenmisbruik was groter dan 21,3% en was significant hoger dan het risico bij patiënten zonder dergelijke comorbiditeit
  • Het aantal geweldsmisdrijven was hoger onder mannen; van individuen met bipolaire stoornis, 226 van de 1635 mannen (13,8%) en 88 van de 2108 vrouwen (4,2%) waren veroordeeld voor een geweldsdelict.
  • De risico verhoging was minimaal bij patiënten zonder comorbiditeit van middelenmisbruik.
  • Er is geen verschil gevonden in het aantal geweldsmisdrijven per klinisch onderzoek (manisch vs depressief of psychotisch vs niet-psychotisch).
  • De aanwezigheid of afwezigheid van psychotische features kunnen het verergeren of eraan bijdragen, maar daar is niet genoeg bewijs voor.
65
Q

Wat was de conclusie bij het artikel van Fazel?

A

Er was een verhoogd risico op geweldsmisdrijven onder personen met een bipolaire stoornis. Het grootste deel van de buitensporige geweldsmisdrijven was geassocieerd met comorbiditeit van middelenmisbruik. Ten tweede was er een verhoogd risico op geweldsmisdrijven onder de onaangetaste broers en zussen van personen met een bipolaire stoornis. De ernst van de bipolaire ziekte (gemeten door de aanwezigheid van psychotische symptomen) of diagnostische subgroepen (manische vs depressieve episode) werden niet geassocieerd met een verhoogd risico op geweldsmisdrijf.
Hoewel de huidige richtlijnen voor de behandeling van personen met een bipolaire stoornis geen routinematige risicobeoordeling voor geweld aanbevelen, moet deze bewering mogelijk worden herzien bij patiënten met comorbide drugsmisbruik