definities les 1,2,3 Flashcards
1
Q
aanvaarden
A
beginnen
2
Q
aanvankelijk
A
in het begin
3
Q
abrubt
A
plotseling
4
Q
absorberen
A
in zich nemen
5
Q
accellereren
A
versnellen, meer vaart maken
6
Q
accent (leggen op iets)
A
nadruk (het belangrijkste)
7
Q
accepteren
A
aannemen
8
Q
accessoires
A
extra onderdelen
9
Q
accijns
A
belasting
10
Q
acclimatiseren
A
aan het klimaat wennen
11
Q
accuraat
A
naukurig
12
Q
activisten
A
iemand die actie voert
13
Q
actrice
A
toneel speelster
14
Q
actueel
A
radeo of tv pogramma die nu belangrijk zijn
15
Q
acuut
A
snel
16
Q
affaire
A
gescheiden
17
Q
afleiding
A
opmaken
18
Q
agrarisch
A
voor de landbouw
19
Q
agrassief
A
roezie zoeken
20
Q
akoestiek
A
het manier waarop het geluid in de ruimte klinkt
21
Q
alibi
A
bewijs van niet aanwezicgheid zijn geweest op de plaats van de misdaad
22
Q
alimentatie
A
verplichting