Definities examen Pasen. Flashcards

1
Q

Geef de definitie van een eerstegraadsfunctie.

A

Een eerstegraadsfunctie is een functie met een voorschrift van de vorm f(x) = ax + b met a ∈ R₀ en b = R.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de definitie van een tweedegraadsfunctie.

A

Een tweedegraadsfunctie is een functie met een voorschrift van de vorm f(x) = ax² + bx + c met a ∈ R₀ en b,c = R.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de definitie van een zuiver kwadratisch verband.

A

Het verband tussen twee grootheden y en x is zuiver kwadratisch als het quotiënt y/x² constant is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de definitie van de absolute frequentie met het gepaste symbool.

A

nⁱ
De absolute frequentie van het gegeven xⁱ is het aantal keer dat dit gegeven voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de definitie van de relatieve frequentie met het gepaste symbool.

A

fⁱ
De relatieve frequentie van het gegeven xⁱ is het quotiënt van de absolute frequentie ni en de omvang n van de steekproef. fⁱ = nⁱ/n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de definitie van de cumulatieve absolute frequentie met het gepaste symbool.

A

cnⁱ
De cumulatieve absolute frequentie van het gegeven xⁱ is de som van alle frequenties. cnⁱ = n₁ + n₂ + n₃ …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de definitie van de cumulatieve relatieve frequentie met het gepaste symbool.

A

cfⁱ
De cumulatieve relatieve frequentie van het gegeven xⁱ is het quotiënt van de cumulatieve absolute frequentie cnⁱ en de omvang n van de steekproef. cfⁱ = cnⁱ/n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de definitie van het gemiddelde met het gepaste symbool.

A

⁻x
Het gemiddelde van een rij getallen is de som van die getallen gedeeld door het aantal getallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de definitie van de mediaan met het gepaste symbool.

A

Me
De mediaan van een gerangschikte rij van n getallen is het getal met de rangorde n+1 / 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de definite van de modus met het gepaste symbool.

A

Mo
De modus is het gegeven met de grootste frequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de definitie van een klasse.

A

Een klasse is een interval dat gesloten is in zijn ondergrens en open in zijn bovengrens. De grenzen van de klasse noem je de klassengrenzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de definitie van het klassemidden met het gepaste symbool.

A

mⁱ
Het klassemidden is het gemiddelde van de klassengrenzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de definitie van de klassebreedte.

A

De klassebreedte is het verschil tussen de bovengrens en de ondergrens van de klasse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de definitie van een histogram.

A

Een histogram is een staafdiagram met aaneengesloten staven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de definitie van een frequentiepolygoon.

A

Een frequentiepolygoon is een type lijndiagram dat gebruikt wordt bij gegroepeerde gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de definitie van de variatiebreedte met het gepaste symbool.

A

R
De variatiebreedte is het verschil tussen de grootste en het kleinste waarnemingsgetal.

17
Q

Hoe bereken je het eerste kwartiel?

A

n+1 / 4

18
Q

Hoe bereken je het tweede kwartiel (= mediaan).

A

n+1 / 2

19
Q

Hoe bereken je het derde kwartiel?

A

3 (n+1 / 4)

20
Q

Geef de definitie van de interkwartielafstand met het gepaste symbool.

A

IQR
De interkwartielafstand is het verschil tussen het derde en het eerste kwartiel. Q₃ - Q₁

21
Q

Geef de definitie van de variantie met het gepaste symbool.

A


De variantie van een rij gegevens is gelijk aan de gemiddelde kwadratische afwijking ten opzichte van het gemiddelde.

22
Q

Geef de definitie van de standaardafwijking met het gepaste symbool.

A

S
De standaardafwijking van een rij gegevens is gelijk aan de positieve vierkantswortel van de variantie.

23
Q

Geef de formule van de differntiequotiënt.

A

∆y / ∆x = y₂ - y₁ / x₂ - x₁

24
Q

Geef de definitie van het omgekeerd evenredig verband.

A

Twee grootheden x en y zijn omgekeerd evenredig als het product x . y constant is.