deel 9 Flashcards

1
Q

geld als kredietmiddel

A

een middel om waarde tijdelijk uit te lenen aan een ander, meestal tegen bepaalde vergoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geld als ruilmiddel

A

een middel om goederen en diensten te kopen zonder dat daar een verkoop tegenover moet staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geld als rekeneenheid

A

een monetaire meeteenheid voor het meten van de waarde van goederen, diensten en activa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geld als spaarmiddel

A

een middel om huidige waarde te bewaren voor de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

promesse

A

getekend document met belofte tot betaling van vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fiducair geld of fiat geld

A

geld zonder intrinsieke waarde, gebaseerd op vertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intrest

A

de vergoeding die de ontlener betaalt aan de uitlener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geldvraag

A

transactievraag + speculatieve vraag + voorzorgsgeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

monetair transmissiemechanisme

A

manier waarop het monetair beleid invloed heeft op de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geldbasis M0

A

som van bankbiljetten die de banken hebben + reserves op rekening bij ECB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

minimumreserveverplichting

A

verplichting voor een bank om bepaald percentage van het ingezamelde spaargeld te deponeren op haar reserverekening bij de ECB (deposito’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

haircut/surpluspercentage

A

verschil tussen de marktwaarde van een financieel actief dat als waarborg wordt gebruikt voor een lening en de waarde van de gewaarborgde lening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

10-jarige rentespread

A

verschil tussen de rente op overheidsschuld met een looptijd van 10 jaar van een bepaald eurozoneland en van Duitsland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

quantitative easing

A

ecb koopt financiële activa met nieuwe bankreserves (nieuw gecreërd basisgeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

existrategie

A

bij een te grote geldbasis in de economie die leidt tot inflatie, gaat de ECB deze strategie toepassen om geld uit de economie te halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly