Deel 7 Definities Flashcards

1
Q

primaire geslachtskenmerken

A

kenmerken die vanaf de geboorte aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

secundaire geslachtskenmerken

A

kenmerken die zich ontwikkelen in de puberteit onder
invloed van de geslachtshormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

testosteron

A

het mannelijke geslachtshormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oestrogeen

A

één van de twee vrouwelijke geslachtshormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

progesteron

A

één van de twee vrouwelijke geslachtshormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

menstruatiecyclus

A

een weerkerende periode van gemiddeld 28 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

follikel

A

voedend vochtblaasje in de eierstok waarin een eicel rijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eisprong

A

(ovulatie) de dag dat de eicel vrijkomt uit de eierstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

menstruatie

A

(maandstonden) het loskomen van het baarmoederslijmvlies dat samen met bloed en de afgestorven eicel het lichaam verlaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zaadlozing

A

(ejaculatie) het vrijkomen van sperma uit de penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sperma

A

zaadcellen samen met het zaadvocht afkomstig van de prostaat en de
zaadblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

maandverband

A

sterk absorberende stof, met kleefstrip onderaan en vaak met zijflapjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inlegkruisje

A

klein absorberend maandverband, met kleefstrip onderaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tampon

A

sterk absorberende stof, opgerold en doorstikt met een stevige draad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

menstruatiecup

A

siliconen flexibel opvangvormpje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

menstruatie-onderbroek

A

onderbroek met (een soort) ingebouwd maandverband in het
kruis

17
Q

zygote

A

een bevruchte eicel

18
Q

innesteling

A

de bevruchte eicel die zich nestelt in het baarmoederslijmvlies

19
Q

embryo

A

de eerste 10 weken (2 maanden) na de bevruchting spreken we van een embryo

20
Q

moederkoek

A

(placenta) het orgaan waar de stofwisseling tussen de moeder en
embryo/foetus gebeurt

21
Q

navelstreng

A

de verbinding tussen de moederkoek en embryo/foetus, waarlangs
voedingsstoffen en afvalstoffen worden doorgegeven

22
Q

foetus

A

vanaf de 10de week ziet het eruit als een minimensje en spreken we van een foetus

23
Q

vruchtwater

A

het vocht dat zich tijdens de zwangerschap in de vruchtzak bevindt

24
Q

vruchtzak

A

een ‘zak’ in de baarmoeder waarin vruchtwater aanwezig is

25
Q

eeneiige tweeling

A

(identieke tweeling) is ontstaan uit één zaadcel en één eicel, die zich
na de bevruchting in 2 identieke kopietjes opsplitst

26
Q

twee-eiige tweeling

A

is ontstaan uit twee zaadcellen en twee eicellen

27
Q

Siamese tweeling

A

een eeneiige tweeling waarvan de splitsing onvolledig is gebeurd

28
Q

indaling

A

het hoofdje van de baby ligt al ver naar beneden

29
Q

stuitligging

A

de baby ligt in de baarmoeder met de billen naar beneden

30
Q

ontsluitingsfase

A

fase tijdens de geboorte waarin de baarmoedermond langzaam maar
zeker wordt opgerekt

31
Q

weeën

A

sterke samentrekkingen van de spieren in de baarmoederwand

32
Q

het breken van het water

A

het breken de vruchtvliezen en een deel van het vruchtwater
dat weg vloeit

33
Q

uitdrijvingsfase

A

fase tijdens de geboorte waarin het kind via de baarmoedermond en de
vagina naar buiten wordt geduwd

34
Q

nageboorte

A

nadat de baby geboren is, moet ook de placenta uitgedreven worden

35
Q

SOA

A

hierbij komt het kind via een snede in de buikwand en de baarmoeder naar buiten

36
Q

HIV

A

humaan immunodeficiëntievirus

37
Q

anticonceptie

A

(voorbehoedsmiddelen) middelen om een zwangerschap te voorkomen

38
Q

noodanticonceptie

A

de noodpil, kan na onveilige seks een mogelijke zwangerschap
alsnog voorkomen