Deel 4 Flashcards

1
Q

Switchen van zorgsysteem: obv 7 maatstaven

A
  1. Efficiëntie
  2. Kosten
  3. Kwaliteit
  4. Haalbaarheid
  5. Patiëntvriendelijkheid
  6. Aanvaardbaarheid
  7. Gelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Indicatoren

A

= geven idee over kwaliteit van de zorg, gebruiken als signaalfunctie

  • 3 soorten:
    1. Structuurmaten
    = context: aantal bedden, aantal artsen ect.
  1. Procesmaten
    = op welke manier: hoe snel gezien, medicatie gegeven ja of nee
  2. Uitkomstmaten
    = resultaat: sterfte, kwaliteit van leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voor-en nadelen van procesmaten

A

Voordelen =
1. Geven suggestie voor verbetering
2. Niet zo gevoelig voor populatie (case-mix) = of je jonge of oude mensen behandelt

Na
1. Niet zo relevant voor de patiënt
2. Gaan maar over deel van de zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor-en nadelen van uitkomstmaten

A

Voor:
1. Makkelijk te verzamelen
2. Relevant voor patiënten

Na:
1. Slechte zorg overschaduwd door goede zorg (kut behandeling maar je leeft nog dus het is oke)
2. Gevoelig voor case-mix
3. Niet precies aan te wijzen wat er slecht gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ANGELO-raamwerk

A

= analysis grid for environments linked to obesity
= kijken hoe omgeving obesitas beïnvloed op micro en macroniveau

Obv 4 factoren:
1. Fysiek
- micro = kantine voedsel
- macro = aantal fiets/wandel paden

  1. Economisch
    - micro = prijzen van gezond / ongezond eten
    - macro = belasting van gezond /ongezond eten
  2. Sociaal/cultureel
    - micro = lokale normen
    - macro = gemeenschappelijke normen
  3. Politiek
    - micro = opvoeding
    - macro = voedselreclames
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beredeneerd gedrag model

A

= gedrag wordt bepaald door intentie, wat door 3 dingen wordt beïnvloed:

  1. Attitude = afwegingen van voor- en nadelen (mening)
  2. Ervaring subjectieve norm = wat vinden anderen van het gedrag (belangrijk) en wat doen zij
  3. Waargenomen gedragscontrole = denk je in staat te zijn je gedrag te veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Taken van GGD/ public health

A
  1. Collectieve en selectieve preventie
  2. Toegang tot zorg bewaken + uitvoeren
  3. Signaleren van ontwikkelingen binnen gezondheid
  4. Gezondheidsbescherming
  5. Gezondheidsbeleid implementeren
  6. Kwaliteitsborging
  7. Innovatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Specifieke GGD taken

A
  1. Infectieziekten bestrijding
  2. Medische milieukunde
  3. Jeugdgezondsheidszorg(JGZ)
  4. Ouderenzorg
  5. Geneeskundige hulp bij rampen en preventie hiervan (GHOR = geneeskundige hulpverlings organisatie in de regio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 stappen van shared decision making (SDM)

A
  1. Informeren dat er een keuze zal worden gemaakt en dat de patiënt mag meehelpen
  2. Informatie verschaffen: behandelopties voor- en nadelen bespreken
  3. Bespreken naar patiënt’s persoonlijke voorkeuren + ondersteunen
  4. Besluit wordt genomen, bespreken in hoeverre de patiënt betrokken wil worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

4 elementen van SDM

A
  1. Persoonlijke elementen
  2. Persoonlijke waarden
  3. Behandelmogelijkheden
  4. Voor- en nadelen van de behandelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uitkomstmaten (als indicator) verschillen door:

A
  1. Case-mix
  2. Statistische onzekerheid

= des te kleiner de sample, des te groter de kans dat het verschil in kwaliteit van zorg door toeval komt
> verhelpen door: random effect regressie > kleine ZH wordt gecorrigeerd zodat het dichterbij het gemiddelde ligt

> dus als je een oude populatie hebt, lijkt het alsof je veel meer sterfgevallen hebt > daarom moet je corrigeren > dan doet het ZH het gewoon goed

> rankability = verschil is obv een echte variatie ipv op toeval
Bijv. rankability = 70% > 30% dus obv toeval

  1. Confounders
  2. Registratie bias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 pathways waardoor kwaliteit van zorg kan worden verbeterd (MITS indicatoren info openbaar wordt gemaakt)

A
  1. Change pathway
    = slechter presenterende gebieden identificeren en daar zorg verbeteren
  2. Selection pathway
    = patiënten kiezen ZH obv waar de beste kwaliteit van zorg is en sluiten zich daar aan
  3. Reputation pathway
    = zorgaanbieders zijn bang om hun goede reputatie te verliezen (en dus patiënten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gereguleerde concurrentie

A

= vraag en aanbod stimuleren tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars, met randvoorwaarden (basisverzekering, acceptatieplicht)

> verzekeraars mogen kiezen waar/wie/hoe ze zorg ‘afkopen’
consument mag zelf verzekeraar kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Planmatige preventie - stappen

A
  1. Epidemiologische analyse (risicofactoren)
    Bijv. leeftijd bij roken
  2. Analyse van determinanten
    Bijv. waarom de risicofactor meer voorkomt (leeftijd)
  3. Interventie ontwikkeling
    Bijv. plan om beginnende /overwegende jongeren niet te laten beginnen met roken
  4. Interventie implementatie
  5. Evaluatie van interventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gereguleerde concurrentie randvoorwaarden (7)

A
  1. Goede risicoverevening = verzekeraars met veel oude mensen krijgen extra geld, veel jonge mensen juist wat inleveren > zodat verzekeraars niet gaan inzetten op jonge verzekeraars (hebben vaak weinig kosten)
  2. Transparantie producten
  3. Mededingsbeleid = artsen mogen niet goedkoper zorg gaan aanbieden
  4. Kwaliteitsindicatoren
  5. Consumenteninfo
  6. Adequaat toezicht op kwaliteit
  7. Vrijheid van communicatie tussen partijen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly