Deel 2 Flashcards

1
Q

Epidemiologische transitie - betekenis en fasen

A

= veranderingen in ziekte/sterfte oorzaken van een land, naarmate ze zich sociaal + economisch ontwikkelen

  1. Tijdperk van hongersnood + epidemieën

> dood door infectieziekten (TBC, cholera)

  1. Tijdperk van afnemende pandemieën

> verbeterde hygiëne > minder infectieziekten, zijn er nog wel maar minder (dodelijk)

  1. Tijdperk van degenaretaieve en door mens veroorzaakte aandoeningen

> dood door chronische ziekten (CVD, DM, kanker)
infectieziekten door AB onder controle

  1. Tijdperk van delayed generative disease

> mensen leven langer ondanks de chronische ziekten
dementie komt erbij

  1. Tijdperk van ‘emerging’ en ‘re-emerging’ infecties

> door AB resistentie & infectieziekten weer grotere rol (klimaat + globalisering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Planmatige aanpak volksgezondheidsproblemen (6 stappen)

A
  1. Absolute omvang/ernst = incidentie, prevalentie, sterfte en ziektelast
  2. Relatieve omvang/ernst = trends, internationale positie, positie tov andere ziekten
  3. Effectiviteit van beschikbare maatregelen
  4. Doelmatigheid van de maatregelen (efficiency en kosteneffectiviteit)
  5. Mogelijke negatieve gevolgen, sociale haalbaarheid en financiële haalbaarheid
  6. Effectiviteit/doelmatigheid van de alternatieven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Minimale Interventie Strategie

A

= manier om iemand zijn gedrag te veranderen, met zo min mogelijk moeite

  1. Vaststellen van motivatieniveau
  2. Motivatie verhogen
  3. Barrières inventariseren en bespreken
  4. Startdatum van verandering vaststellen
  5. Hulpmiddelen bepalen
  6. Follow-up en nazorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kosteneffecitiviteitsratio (IKER)

A

= hoeveel er moet worden geïnvesteerd (€) voor 1x extra opbrengt (bijv. QALY)

> bij vervanging van strategie A naar strategie B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doelmatigheid & drempelwaarde betekenis

A

= hoe effectief de middelen zijn om het doel te behalen

  • Drempelwaarde = hoeveel geld iets mag kosten, per ziekte QALY om nog doelmatig te zijn

> dus een ernstigere heeft een hogere drempelwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

QALY

A

= quality adjusted life years = hoeveel jaar erbij x kwaliteit van leven

= getal tussen 0.0 (dood) en 1.0 (helemaal gezond)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ziektelasten & drempelwaarden (voor doelmatigheid)

A
  1. Ernstige ziekte = 80.000 euro / QALY
  2. Matige ziekte = 50.000 euro / QALY
  3. Milde ziekte = 20.000 euro / QALY
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Praktijkvariatie

A

= 1 vd redenen (naast ethiek) waarom shared decision making is opgezet, behandelingen verschillen per praktijk waar je komt (geografische ligging)

= onwenselijk want:
1. Behandeling wordt bepaald door de voorkeuren van de behandelaar
2. Behandelingen niet echt evidence based, dus veel over-/onderbehandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 meest voorkomende doodsoorzaken in NL

A
  1. Dementie
  2. Longkanker
  3. Beroerte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 meest voorkomende doodsoorzaken wereldwijd

A
  1. CVD
  2. Maligniteiten
  3. Infectieuze en parasitaire ziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 ziekten met hoogste prevalentie

A

= incidentie x duur

  1. Nek- en rugklachten
  2. Artrose
  3. Angst / diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 ziekten met hoogste incidentie

A
  1. Bovenste / onderste luchtweginfectie
  2. Prive ongevallen
  3. Maagdarm infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DALY

A

= disability adjusted life years

-= aantal verloren levensjaren door sterfte (YLL) + aantal verloren levensjaren door beperkingen & handicap (YLD)

Meestvoorkomende DALY in NL:
1. Coronaire hartziekten
2. Beroerte
3. DM
4. COPD
5. Angststoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

5 hoogste DALY wereldwijd

A
  1. CVD
  2. Infectieuze en parasitaire ziekten
  3. Maligniteiten
  4. Ondervoeding
  5. Ongevallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

6 A’s van arbeid (4 belangrijkste eerst en voorbeelden)

A
  1. Arbeidsinhoud = fysiek werk
  2. Arbeidsomstandigheden = hulpmiddelen, werkdruk
  3. Arbeidsvoorwaarden = loon, pauzes
  4. Arbeidsverhoudingen = hoe is het leiderschap, collegiale relaties
  5. Arbeidszingeving = nut van het werk
  6. Arbeidsperspectief = doorgroeimogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoogste sterfte in NL vs hoogste sterfte wereldwijd

A

NL
1. Dementie
2. Longkanker
3. Beroerte

Wereldwijd
1. CVD
2. Maligniteiten
3. Infectie / parasitaire ziekten

17
Q

Hoogste prevalentie en hoogste incidentie ziekten in NL

A

Incidentie
1. Luchtweginfecties
2. Privé ongevallen
3. Maagdarm infecties

Prevalentie
1. Nek- en rugklachten
2. Artrose
3. Diabetes

18
Q

Hoogste DALY’s in NL en hoogste DALY’s wereldwijd

A

NL
1. Coronaire hartziekten
2. Beroerte
3. Diabetes
4. COPD
5. Angststoornissen

Wereldwijd
1. CVD
2. Infectieuze en parasitaire ziekten
3. Maligne nieuwvormingen
4. Ondervoeding
5. Ongevallen