Deel 3 Flashcards
Belangrijkste determinanten ziektelast
- Roken (9,6%)
- Ongezonde voeding (8,1%)
- Hoge bloeddruk (6,7%)
- Hoge bloedsuiker spiegel (6,6%)
- Buitenmilieu (3,5%)
Belangrijkste determinanten vroegtijdige sterfte
- Roken 20.000
- Ongezonde voeding 12 900
- Hoge bloeddruk 12 600
- Buitenmilieu 11 900
- Hoge bloedsuiker spiegel 10 200
Oorzaken hoge ziektelast (veel DALY)
- Hoge incidentie sterfgevallen
- Sterfte op relatief jonge leeftijd
- Hoge prevalentie beperkingen en handicaps
- Ernst van beperkingen en handicaps
Indicatoren meten volksgezondheid (samengestelde volkgsezondheidsmaat uitgedrukt in DALY)
- Ziekte en aandoeningen
- Functioneren en kwaliteit van leven
- Sterfte en doodsoorzaken
- Levensverwachting + gezonde levensverwachting
4 klachten van een burnout
- Extreem moe
- Gevoel van falen
- Duurt langer dan 6 maanden
- Verandering van karakter (cynisch, verlies van compassie)
Standarisatie
= twee verschillende populaties met elkaar vergelijken die qua leeftijdsopbouw van elkaar verschillen
- Kan op twee manieren:
1. Directe standardisatie
= sterfte aangepast op referentiepopulatie (bijv. een land)
> moeten leeftijdsspecifieke sterftecijfers beschikbaar zijn
- Indirecte standarisatie = als leeftijdsspecifieke sterftecijfers niet beschikbaar zijn > verwachte sterfte bepalen obv gemeten sterfte
Directe standarisatie
= CMF = comparative mortality figure
Berekenen:
1. A ivm B:
Sterfte in populație A x aantal sterfgevallen in A (bijv. 2 op de 1000)
idem voor B (5 /1000)
Bijv.
Populatie A = 100 (2/1000) =0,002
Populație B = 100 (5 / 1000) = 0,005
- Delen van populaties door elkaar:
A / B of B / A
> 0,002 / 0,005 = 0,4
> 0,005 / 0,002 =2,5 - CMF is dan:
> 0,4 x 100 = 40
> 2,5 x 100 =250
> dus A heeft 60% minder sterfte dan in B (standaardpopulatie)
dus B heeft 150% meer sterfte dan A (sterftepopulatie)
PAF
= populație attributie factor
= welk deel van de ziekte/sterfte toe is te wijden aan een risicofactor
Formule
= prevalentie * (RR-1) / prevalentie * (RR-1) + 1
Indirecte standarisatie
= dmv SMR = standardised mortality ratio
- Bereken de sterftegevallen per leeftijdscategorie (populatie x sterftegevallen)
- Tel alles bij elkaar op = werkelijke sterftegevallen
- Deel het totaal door het verwachte sterfgevallen = SMR
> hoogste SMR = hoogste sterfte
PIF
= potentiële impactfractie
= potentiële incidentie die kan worden vermeden door afname van risicofactor
Formule=
(prevalentie - prevalentie na interventie) x (RR-1) / prevalentie x (RR-1) + 1
Aspecten om mee te nemen in de besluitvorming
(dus niet model voor planmatige preventie)
- Effectiviteit
- Doelmatigheid
- Mogelijke negatieve gevolgen
- Mogelijke alternatieven
- Sociale haalbaarheid
- Financiële haalbaarheid
ICF
= internationale classificatie functioneren
= model om te bepalen wat voor een invloed de ziekte op het functioneren heeft
Obv 3 determinanten
- Social limitations
= participatieproblemen sociaal > werken, in gezin ect - Physical restrictions
= activiteit beperkingen
= persoonlijk > niet kunnen lezen, computer bedienen - Impairment
= stoornissen
= van functies / anatomische eigenschappen
Bijv. slecht zien/horen, slecht articuleren
> worden beïnvloed door externe en interne factoren
3 eigenschappen van WHO friendly city’s
- Gelijkheid > Health for all
- Inclusief sociale omgeving
- Fysiek toegankelijk
= allemaal om zelfredzaamheid te verhogen
Lange vs korte termijn onderzoeksvormen
- Korte
- Tijd serie = zijn er op dagen met hoge bloostelling meer sterftegevallen dan dagen met weinig blootstelling
- Case-crossover = vergelijken van blootstelling op dag van sterfte, met bloostelling dagen er voor / dagen erna
Bijv. Blootstelling aan fijnstof op dag van hartaanval vergelijken met blootstelling dagen ervoor
- Lange termijn
- Cohort studie = vergelijken van mensen met hoge blootstelling ivm mensen met lage blootstelling op langere termijn
5 dingen die je wil weten over de symptomen van een case (in wetenschappelijk onderzoek)
- Aard
- Ontstaan
- Duur
- Risicofactoren
- Achtergrondkenmerken / demografische gegevens (geslacht, leeftijd, woonplaats)
Kwaliteitsverbetering
- Intern = vergelijken met zichzelf (in de tijd)
- Extern = vergelijken met anderen