Deel 3 Flashcards
the delay
de vertraging
de vertragingen
the tyre
de band
de banden
de wekker
de file
to strike
staken
staak
staakte(n)
gestaakt
to miss
missen
mis
miste(n)
gemist
to forget
vergeten
vergeet
vergat(en)
(hebben/zijn) vergeten
to go off (also to expire/end)
aflopen
de wekker loopt af
liep(en) af
(zijn) afgelopen
to have a breakdown
panne hebben
ik heb panne
had (hadden)
gehad
To fall asleep
in slaap vallen
ik val in slaap
viel(en)
(zijn) gevallen
to be flat
plat staan
de band staat plat
stond(en)
gestaan
to stand in a traffic jam
in de file staan
ik sta in de file
ik stond(en)
gestaan
Sorry I’m late!
Sorry dat ik te laat ben!
I’m sorry, I couldn’t come!
Het spijt me, ik kon niet komen!
How come? (asking for the cause)
Hoe komt het?
Why not?
Waarom niet?
I understand (that)!
Dat begrijp ik!