DEEL 2: hoofdstuk 2: het recht moet toegepast worden: onderdeel 3: juridische grenzen aan de rechtstoep. Flashcards

1
Q

het recht moet- juridisch gezien niet bewezen worden

A

rechten moeten dus in principe niet bewezen worden. in de praktijk worden echter wel degelijke uitgebreide juridische argumentaties aangereikt.

  • > recht is zo uitgebreid dat geen enkele rechter alle recht kan kennen.
  • > correcter is het daarom te stellen dat aan de rechter wel juridische argumenten moeten aangereikt worden, maar dat het bestaan va de rechtsregels zelf, waarop men zich steunt, niet moet bewezen worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bewijs van feiten

A

het recht houdt zich enkel bezig met die feiten en handelingen, die op een rechtsgeldige manier bewezen kunnen worden.
-> rechtszekerheid wordt beoogd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bewijslast of bewijsrisico.

A

op de partij die iets beweert ligt de verplichting het beweerde feit te bewijzen
-> er is een bewijsrisico: als de rechter niet rechtsgeldig overtuig wordt van de beweerde feiten, dat verliest de partij die beweert het proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bewijsmiddelen

A

de manieren waarop of de technieken waarmee iets bewezen wordt -> hiërarchisch geordend -> de bewijsmiddelen kunnen opgesplitst worden in gerechtelijke en buitengerechtelijke.
De buitengerechtelijke kunnen gehanteerd worden zonder enige tussenkomst van de RB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

buitengerechtelijke bewijsmiddelen - schriftelijk bewijs

A

art. 1341 BW allerbelangrijkste middel voor het bewijzen van RH

Akte: geschreven stuk wordt door een rechtssubject het bestaan van bepaalde feiten of afspraken bevestigd.

onderhandse akte: wanneer enkel partijen ondertekenen

authentieke akte: wanneer openbaar ambtenaar in wettelijke bepaalde vorm akte opstelt en autoriteit verleent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

buitengerechtelijk - getuigenbewijs

A

in het burgerlijke recht kan men ermee RH tot een waarde van 375 EUR bewijzen; getuigen moeten feiten zelf gezien/gehoord hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

buitengerechtelijk - het vermoeden

A

bewijsrechtelijke techniek waarbij, op basis van een wettelijke regel of obv. persoonlijke overtuiging van de rechter uit gekende en bewezen feiten nog niet bekende feiten worden afgeleid -> mag enkel in die gevallen waar ook getuigenbewijs is toegestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

buitengerechtelijke bekentenis

A

de erkenning van een rechtsfeit of een rechtshandeling, die de basis vorm voor een verbintenis of dus voor een nadeel ten aanzien van degene die bekent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gerechtelijke bekentenis

A

bekentenis afgelegd ten overstaan van de RB in het kader van een procedure, =onsplitsbaar (met het geheel van de verklaring moet rekening gehouden worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gerechtelijke getuigenbewijs

A
  • strafzaken: getuigen worden ondervraagd door leden van de politie, door parketmagistraten of door de onderzoeksrechter.
  • burgerlijke zaken: getuigenbewijs wordt “aangeboden” door één of meerdere partijen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de eed?

A

soort beroep op de goddelijke macht, doet een beroep op het diepste geweten van de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een gedingbeslissende eed?

A

de ene partij draagt aan de andere partij op om onder eed te verklaren dat de door haar aangehaalde feiten juist zijn. de rechter beoordeelt soeverein de toelaatbaarheid en de doeltreffendheid ervan. Laat hij de eed toe en legt de partij ze werd opgedragen effectief af, dan wint ze het proces. ze kan ook de eed terugwijzen naar de wederpartij. weigert ze de eed af te leggen, verliest ze het proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de ambtshalve opgelegde eed

A

de rechter vraagt aan één van de partijen om, ter bekrachtiging van een al gedeeltelijk geleverd bewijs de eed af te leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de rechter beschikt over een aantal in de wet geregelde bewijstechnieken

A
  • persoonlijke verschijning van de partijen
  • plaatsopneming
  • gerechtelijke expertise
  • een bijzondere feitelijke kwestie: vaste datum
    > RH opnemen in authentieke akte
    > onderhandse akte registreren in registratiekantoor
    >als één ondertekenaar sterft ligt sterfdatum vast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is verjaring?

A

de rechten zijn niet meer afdwingbaar omdat ze- juridisch gezien- te oud zijn.

  • zakelijke vord. : verjaren na 30 jr.
  • vorderingsrechten: na 10 jr.
  • buitencontr. vord. : na 5 jr. na de dag waarop de schadelijder kennis heeft genomen van de schade of de verzwaring ervan en de van de identiteit van de dader, maar in elk geval door verloop van 20 jr. van het schadeverwekkende feit.
  • huurgelden: 5 jr.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verjaringstermijnen in strafzaken

A
  • misdaden: 10 jr.
  • wanbedrijven: 5 jr.
  • overtredingen: 6 mnd.
  • geconventionaliseerde wanbedrijven: 1 jr.
  • criminele straffen: 20 jr.
  • correctionele straffen: 5 jr.
  • politiestraffen: 1 jr.
17
Q

stuiting van termijn

A

de rechten zijn niet verjaard en mocht er om één of anderer eden een nieuwe verjaringstermijn beginnen lopen, dan moet weer de volledige termijn herbegonnen worden.

18
Q

schorsing van de termijn

A

slechts een tijdelijke onderbreking, waarna de reeds doorlopen termijn wordt verdergezet.

19
Q

de bevrijdende of uitdovende verjaring.

A

na verloop van tijd is een recht uitgedoofd, het kan niet meer afgedwongen worden.

20
Q

mechanisme van de verkrijgende verjaring

A

na verloop van tijd krijgt men rechtszekerheid dat een recht dat men feitelijk uitoefent ook de iure afdwingbaar is.

21
Q

fenomeen van onbruik

A

de hiervoor behandelde verjaring betreft de mogelijkheid om subjectieve rechten in te vorderen. Het objectieve recht daarentegen verjaart niet. Hun werking houdt niet op na verloop van jaren.

22
Q

theorie van rechtsmisbruik

A

het recht heeft als doel de maatschappij op een eerlijke manier te ordenen en verbroken evenwichten te herstellen.
er is sprake van rechtsmisbruik wanneer een rechtsregel wordt ingezet voor een ander doel, dan waarvoor de regel is ingevoerd.

23
Q

evenwichtscriterium

A

betreft de aanvaardbaarheid van de verdeling van lusten en lasten tussen de verschillende rechtssubjecten.

24
Q

wanneer is er rechtsmisbruik?

A
  • wanneer een partij een rechtsregel toepast enkel en alleen om tegenpartij nadeel toe te brengen, zonder persoonlijk nut erbij te hebben.
  • wanneer partij degelijk persoonlijk belang heeft, maar geringe voordeel is niet in verhouding met het nadeel van die handelswijze aan een derde.
  • wanneer iemand uit 2 mogelijke opties de schadelijkste kiest.
25
Q

minimis non curat praetor

A

Romeinsrechtelijke minimis-regel, hiermee wordt bedoeld dat de RB zich niet bezig houden met onozele zaken. = erkend als algemeen rechtsbeginsel

26
Q

non bis idem

A

= geen 2 keer voor het zelfde = algemeen rechtsbeg.
-> betekent dat een rechtsregel aan bepaalde rechtsfeiten- of handelingen gevolgen verbindt maar dat het dat ook maar 1x doet.

27
Q

rechtsverwerking

A
  • > houdt in dat iemand een subjectief recht verliest ten gevolge van zijn persoonlijke houding, die onmogelijk verzoenbaar is met een effectieve uitoefening van zijn recht
  • > wie door zijn gedrag een bepaalde verwachting en zelfs vertrouwen creëert bij zijn wederpartij en plots dat vertrouwen schokt, handelt niet ter goeder trouw.
28
Q

fraus omnia corrumpit

A

= bedrog maakt slecht
-> houdt het verbod in dat wie op intentionele bedriegelijke wijze handelt nog de bescherming van het recht zou kunnen inroepen om de voor hem negatieve gevolgen van die handeling te beperken.

29
Q

rechten en feiten moeten bewezen worden

A

wie een sanctie wenst af te dwingen, moet de rechter overtuigen van zijn gelijk. van de eisende partij wordt gevraagd argumenten ter staving van de beweerde rechten aan te brengen en van de verwerende partij worden ook argumenten verwacht tot weerlegging van de eis.