De School Flashcards
To Talk
Praat/Praten
To Hear
Horen
Tall
Groot
Short/Small
Klein
Here
Hier
To direct in which direction
Naar
To Go
Gaan
To Make
Maken
Inside
Binnen
Outside
Buiten
To Walk
Lopen
Break
De Pauze
Teacher
De Docent
Student/Students
De cursist/cursisten
Learn
Leren
Listen
Luisteren
Write
Schrijft/Schrijven
The Board
Het Bord
The Pen
De Pen
Read
Lezen
The book
Het boek
To speak
Spreken
The text
De tekst
To Make
Maken
The assignment
De opdracht
On
Op
Together
Samen
Phrases
Zinnen
The class
De klas
To sit
Zitten
To Stand
Staat/Staan
To See
Zien
The pencil
Het potlood
Eraser
De gum
Paper
Het papier
Easy
Makkelijk
To start
Beginnen
Things
Het ding/De dingen
Can
Kan
Spell
Spel
Difficult
Moeilijk
Understand
Begrijp
Means
Betekent
Question
Vraag
Fast
Snel
Slow
Langzaam
A lot of/many
Veel
Round
Het rondje
To choose
Kies/Kiezen
Cross (to cross out)
Het Kruisje
Stripe
De streep
Must
Moet/moeten
The line
De lijn
The picture
Het plaatje/de plaatjes
Typing
Typen
the lesson
de les
to look
kijken
the title
de titel
wrong
fout
gone/away
weg
To finish
Klaar
I do not know
Ik weet het niet
Know
Weet
the page
de bladzijde
the puzzle
de puzzel
which
Welk/welke