De rest Flashcards

1
Q

3 verantwoordelijkheden beroepsethiek

A

professionele, functionele en persoonlijke verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is beroepsethiek?

A

▪Vorm van ideologie die met het beroep van een professional gepaard gaat

▪“Het geheel van waarden, normen, gedragingen en verhoudingen met de samenleving dat het vertrouwen van mensen in artsen ondersteunt en rechtvaardigt’”

▪Medische beroepsethiek gaat over de goede manieren van handelen van artsen in de gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarin komt beroepsethiek onder andere tot uitdrukking?

A

opleidingen, beroepsverenigingen, beroepsopvatting, richtlijnen, wetten en de artseneed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Professionele verantwoordelijkheid

A
  • opleidingen,
  • beroepsverenigingen,
  • beroepsopvatting,
  • richtlijnen,
  • wetten en de artseneed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoonlijke verantwoordelijkheid

A
  • Relaties

- Persoonlijke opvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functionele verantwoordelijkheid

A
  • Instituut
  • Instelling
  • Collegialiteit
  • Werkrelatie
  • Huisregels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eed van Hippocrates

A
  • Eed was vooral bedoeld om te onderscheiden tussen kwakzalvers en ‘echte’ genezers die het vertrouwen van patiënten verdienden
  • Beoefening van de geneeskunst stelt morele eisen aan de beoefenaar
  • Nadruk op relaties, collegialeverhoudingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Artseneed (1878)

A
  • Eed vooral bedoeld om monopolie op geneeskunst te rechtvaardigen
  • Alleen beroepsgeheim behouden
  • Opvattingen van de patiënt zijn niet relevant: ‘de arts heeft de plicht alles aan te grijpen en alles op te zoeken wat tot het wekken van verwachtingen kan dienen en wat den blik kan afleiden van de zich samenpakkende wolken’. (K)NMG, 1936)
  • Gevaren en grenzen geneeskunde niet erkend/gezien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Artseneed: vervolg (20e eeuw)

A
  • Meer aandacht voor slachtoffers medisch technische macht
  • Meer aandacht voor gevaren geneeskunde
  • Meer aandacht voor gevaren wetenschappelijk onderzoek: verklaring van Helsinki (1964)
  • Van medische macht naar erkenning grenzen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Artseneed (2003)

A
  • Geen wet meer: vrijwillig →symbool
  • Patiënt speelt centrale rol
  • Belangrijke symbolische waarde: formele toetreding tot gemeenschap
  • Geeft weinig praktisch houvast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vier ethische principes

A
  1. Niet-schaden
  2. Weldoen
  3. Respect voor autonomie
  4. Rechtvaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Professionele standaard

A

Algemeen aanvaarde opvattingen over een (bepaald deel van) de geneeskunde: ‘handelen zoals van een gemiddeld ervaren en bekwame beroepsgenoot in gelijke omstandigheden had mogen worden verwacht’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ethiek

A

▪ Waarden/idealen (bv beroep doen op eigen verantwoordelijkheid in kader Corona!)
▪ Niet afdwingbaar
▪ Gaat vooraf aan recht
▪ Continu proces van ‘discussie, zoeken naar consensus’ in beroepsgroepen, maatschappij
▪ Niet alle ethiek in rechtsregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Recht

A

▪ Normen
▪ Nodig om waarden te realiseren
▪ Afdwingbaar/ sancties
▪ Consensusvorming: gestolde ethiek (maatschappelijk-beroepsmatig-politiek compromis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat hoort naast normen nog meer bij beroepsethiek?

A

Competenties en cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor druk ervaart de gezondheidszorg?

A
  • Schaarste
  • Diversiteit/pluriformiteit
  • Marktwerking
  • Wensen van de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Galenus

A

ca. 130-215
Hij is de onderbouwer van de sappenleer > gele gal, zwarte gal, bloed en slijm
Hij dacht na over de betekenis en de rol van de geneeskunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Traditionele doelen geneeskunde

A
  • Behoud van leven
  • Het bestrijden van ziekte
  • Het verlichten van pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Medicalisering

A

Steeds meer dingen worden over het medische domein getrokken
VB:
1. vroeger werd je gewoon zwanger, tegenwoordig begint de zorg al preconceptioneel
2. Vroeger was ouder worden normaal, nu is ouder worden een ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Nieuwe doelen geneeskunde

A
  1. Preventie van ziekte en letsel, bevordering en behoud van gezondheid
  2. Verlichten van pijn en lijden, veroorzaakt door aandoeningen
  3. Genezing en verzorging van zieken en zorg voor diegenen die niet genezen kunnen worden
  4. Vermijden van vroegtijdige dood en nastreven van vreedzame dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Preventie van ziekte en letsel, bevordering en behoud van gezondheid
A
  • preventieve geneeskunde

- gezondheidsvoorlichting en -opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Verlichten van pijn en lijden, veroorzaakt door aandoeningen
A

Lijden komt niet alleen door ziekte, maar ook door behandelingen
Lijden komt niet alleen door fysieke symptomen

> Lijden betreft de hele persoon en gaat veel verder dan alleen het bestrijden van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  1. Vermijden van vroegtijdige dood en nastreven van vreedzame dood
A

Niet te snel stoppen met behandeling, maar ook niet koste wat het kost de dood vermijden. Stervensbegeleiding en palliatieve zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In de geneeskunde doen we ook dingen die niet onder curatieve, preventieve en palliatieve geneeskunde vallen, namelijk:

A
  • Voorspellende geneeskunde

- Transformerende geneeskunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Verschil dringend advies en een plicht

A

Een dringend advies is geen wet voor, geen rechtsnorm

> een plicht wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Rechtsnorm

A

Schrijft gedrag of handelswijzen voor, is ergens gepubliceerd en moet voor iedereen kenbaar zijn
> het moet afdwingbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Functies van het recht

A
  1. Orde houden

2. Beschermt kwetsbaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Gezondheidsrecht

A

Regels met betrekking tot gezondheidszorg en ander recht voor zover van toepassing op verhoudingen in de gezondheidszorg

> Gezondheidszorg kent heel veel wet- en regelgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer mag je jezelf arts noemen?

A

Als je staat ingeschreven in het BIG register

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke twee grondrechten zijn erg belangrijk binnen de gezondheidszorg/

A
  1. Artikel 10 > recht op privacy

2. Artikel 11 > onaantastbaarheid van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Op welke wijze moet informatie gegeven worden?

A
  • Op duidelijke wijze
  • In principe mondeling
  • Schriftelijke informatie als aanvulling op verzoek patiënt
    > afhankelijk van de situatie kan er een zwaardere informatieplicht gelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Toestemming

A

Mondeling volstaat tenzij in een wet staat dat schriftelijk noodzakelijk is, bijv. wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke factoren hebben te maken met de verschuiving van sterfte op jonge leeftijd naar oude leeftijd?

A
  • Hygiëne
  • Schoon drinkwater !!!
    > Heeft te maken met hoe de samenleving zich ontwikkelt en hoe ziektefactoren worden aangepakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Consequenties lagere levensverwachting van lager opgeleiden

A
  • Hogeropgeleiden kunnen langer doorwerken dan mensen met een lagere opleiding
  • Ook tijdens de zwangerschap komen er meer problemen voor bij vrouwen met een lager opleidingsniveau
  • Hoger opgeleiden krijgen ziektes minder, overlijden erdoor minder en worden dus ouder
    > Gezondheidszorg is klaarblijkelijk niet geheel in staat om dit verschil op te lossen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Preston curve

A

Exponentieel verband tussen welvaart en levensverwachting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Ziektebeloop

A

A: het moment waarop verhoogd risico ontstaat
B: het moment waarop de eerste detecteerbare veranderingen in het lichaam
C: het moment waarop de patiënt voor het eerst waarneembare verschijnselen heeft
D: het moment waarop het beloop van de ziekte niet meer te beïnvloeden is en een slechte afloop heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Primaire preventie

A

Proberen A en B te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Secundaire preventie

A

Maatregelen gericht op opsporing en behandeling van nog niet manifeste ziekte om daarmee prognose te verbeteren, bijv. hielprik

39
Q

Tertiaire preventie

A

Maatregelen gericht op ongunstige uitkomsty

40
Q

Methoden van preventie

A

Gezondheidsbescherming
> maatregelen ter voorkoming van blootstelling aan gezondheidsrisico’s uit de omgeving

Gezondheidsbevordering
> Maatregelen ter verbetering van gezondheidsgerelateerd gedrag
> Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding
Ondersteunende maatregelen om gezond gedrag te bevorderen in een gezonde samenleving

Specifieke ziektepreventie

41
Q

Waarvan is preventie het vakgebied

A

Van stille overwinningen

42
Q

Op welke drie vlakken is ziekte veranderd?

A
  1. Mensen hebben andere ziekten
  2. ‘Dokters’ hebben andere ideeën over ziekten
  3. Ziekten hebben andere sociale/maatschappelijke betekenis(sen)
43
Q
  1. Andere ziekten
A
  • Verandering ziektepatroon, o.a.: van infectieziekten naar chronische ziekten en ‘welvaartsziekten’
  • Opkomst van nieuwe/andere ziekten door allerlei factoren

> Welvaart heeft invloed op ziekte patroon, bijv. hogere alcoholconsumptie door hogere welvaar

44
Q
  1. Andere ideeën over ziekten
A
  • Veranderingen in het ‘framen’ van ziekte (zie ook: sociaal-constructivistisch ziektebegrip !)
  • Van holistische humorenleer naar specificiteitsdenken + ontologisch ziektebegrip
  • Nu: risicofactoren, proto-ziekten en vervaging grenzen ziek-gezond
45
Q

Twee ziektenbegrippen

A
  • Ontlogisch ziektebegrip

- Sociaal-constructivistisch ziektebegrip

46
Q

Hollistische handelingstheorie

A

Kijkt naar de hele mens

47
Q

Ziekten sinds‘ specificiteitsrevolutie’ in 19e eeuw vaak ‘ontologisch’ begrepen:

A
  • Reële entiteiten die los van, ‘buiten’ de, individuele patient bestaat ontdekt kunnen worden
  • ‘Ideaal-typen’ die zijn ‘weggeabstraheerd’ van de ziekte-manifestaties in individuele patiënten
48
Q

sociaal-constructivistisch ziektebegrip:

A
  • Begrip/definitie van ziekten wordt gevormd door o.a.het (wetenschappelijk) denken binnen de geneeskunde (vb. maagzweer, pernicieuze anemie, paradigma risicofactoren)
  • Dit denken is een product van de mens, dus sociaal geconstrueerd (dus feilbaar en veranderlijk)
49
Q

Illness

A

subjectieve ervaring van ziek-zijn > subjectief, > eerste persoons perspectief

  1. Directe fysieke ervaring van ziek zijn
  2. Existentiële ervaring > denk aan angst, verlies, onzekerheid
  3. Sociaal-maatschappelijke invloed op ziekte-ervaring
50
Q

Disease

A

Pathofysiologische proces/status > biomedisch perspectief

51
Q

Vijf typische karakteristieken van de ziekte-ervaring

A
  • Verlies van heelheid
  • Verlies van zekerheid
  • Verlies van controle
  • Verlies van vrijheid om te handelen
  • Verlies van de vertrouwde wereld
52
Q

Sociaal-maatschappelijke invloed op ziekte-ervaring

A

> Individuele ziekte-ervaringen bestaan niet in een vacuüm, maar door de maatschappij en cultuur waarin je leeft

53
Q

Sickness

A

sociale rol en betekenis > sociaal erkend

54
Q

Praktische consequenties sickness

A
  • vergoedingen en behandeling
  • recht op ziekte-uitkering en andere financiële vergoedingen
  • ontheffing van taken en verantwoordelijkheden
55
Q

Morele connotaties en implicaties van ziektelabel, sickness

A
  • Ontheffing van schuld en eigen verantwoordelijkheid voor gedrag\
  • Verplichting om gezond te worden
  • Soms stigma - negatief oordeel en vooroordelen
56
Q

Naturalisme

A

ziekte en gezondheid zijn objectieve natuurlijke gegevens

57
Q

Kritiek op biostatistische druk

A
  • Schijn-objectiviteit > Het functionele bouwplan van een organisme is lang niet altijd zo duidelijk, niet in de natuur gegeven
  • Reductionisme
  • Kijkt alleen naar mensen als organismen
58
Q

Line-drawing problem

A

Ziektes zijn geen dingen die je zomaar in de natuur aantreft, maar waar wij een label aan geven

59
Q

Sterk normativisme/constructivisme

A

> Wat ziekte of gezondheid is hangt helemaal af van onze normen en beslissingen

Ziekte is een toestand die we:

  1. Als ongewenst beschouwen
  2. Die we als ‘pech’ beschouwen
  3. Die door artsen behandeld kan worden
60
Q

Hybride theorieën

A

> Het moet er beide zijn
Er is sprake van een ziekte of stoornis als er:
1. Een biologische disfunctie is
2. Die schadelijk is voor de persoon

61
Q

Verschillende definities gezondheid

A

> Gezondheid is de afwezigheid van een ziekte

WHO: Gezondheid is volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn

Een groep experts: Gezondheid is het vermogen van mensen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven > Je bent niet wel of niet gezond, maar meer of minder

62
Q

Ontwikkeling van de geneeskunde

A
  • De ontwikkeling van de anatomie rond 1800
  • De ontdekking van bacteriën door Antonie van Leeuwenhoek tussen 1650 en 1700
  • Vaccinatie door Edward Jenner (koepokken en de melkmeisjes)\
  • Anesthesie met ether
  • Ontdekking X-rays door Wilhelm Röntgen
  • Antibiotica door Alexander Fleming (bacterie vrije petrischaaltjes met penicilline > toeval)
  • Ontdekking DNA
  • CT/MRI imaging technieken
63
Q

Areas of medical research

> 5 vragen, wat wil je weten als je onderzoek doet?

A
  • Hoe vaak komt het voor
  • Hoe is het ontstaan
  • Diagnose
  • Prognose
  • Therapie
64
Q

Medisch onderzoek kan worden ingedeeld in 4 groepen

A
  1. Fundamenteel onderzoek > de basis
  2. Klinisch onderzoek > met patiënten in de kliniek
  3. Gezondheidswetenschappen > de populatie en de epidemiologie
  4. Translationeel > combinatie van twee of meer groepen
65
Q

Find the evidence

A

piramide

- Pubmed, Cochrane reviews, MacPlus, Uptodate

66
Q

Hoe wordt een steekproef representatief voor de werkelijkheid?

A

Randomisatie

67
Q

Noodzakelijke beperkingen wetenschappelijk onderzoek

A
  • De deelnemers mogen alleen op vrijwillige basis meedoen met de studie
  • De studie moet ethisch verantwoord zijn
68
Q

Geen representatieve steekproef

A

Systematische fout > onzuiver bias

69
Q

Is het onderzoeksresultaat valide?

A
  • Representatieve steekproef?
  • Geen systematische fout in metingen?
  • Gecontroleerd op verstorende factoren?
  • Rekening gehouden met placebo-effect?
70
Q

Wanneer is het resultaat betrouwbaar?

A

Het resultaat is betrouwbaar als de metingen slechts een minimale meetfout bevatten, door goede protocollen en herhaalde metingen

71
Q

P-waarde

A

De P-waarde is de kans dat het verschil vanuit de nulhypothese komt, als d P-waarde lager is dan 5 procent, is de nulhypothese niet juist

72
Q

Puntschatting

A

Één waarde voor de uitkomst, verkregen uit steekproef

73
Q

Betrouwbaarheidsinterval

A

Gebied rondom puntschatting wat de zekerheid weergeeft

74
Q

Standaarddeviatie

A

Maat voor de spreiding van gegevens tov het gemiddelde

75
Q

Hoe groter de steekproef

A

> hoe smaller het betrouwbaarheidsinterval

> hoe kleiner de p-waarde

76
Q

Type I fout

A

De nulhypothese is waar, maar per toeval vinden we een extreme uitkomst in de steekproef > Er is dan geen significant verschil, maar door toeval lijkt het wel zo

77
Q

Type II fout

A

De nulhypothese is niet waar, maar we zien toch een waarde die onder de nulhypothese ligt omdat hij per toeval niet zo extreem is

78
Q

Probability

A

De kans dat de ziekte aanwezig is

> 0 tot 1

79
Q

Bayesians denken

A

Alles wat gebeurd is weeg je mee in je verdere denkstappen

80
Q

Sensitiviteit test

A

Positieve uitslag bij mensen die de ziekte hebben

81
Q

Specificiteit test

A

negatieve uitslag bij mensen die de ziekte niet hebben

82
Q

Prevalentie

A

Het huidige aantal ziektebeelden

83
Q

Cumulatieve incidentie

A

Aantal nieuwe gevallen over een bepaalde periode

Synoniem: risico

84
Q

Incidence rate

A

Nieuwe gevallen/aantal persoonsjaren

85
Q

Stel IRR is 1,8 (Incidence Rate Ratio)

A

De ziekte komt 1,8 keer vaker voor in de blootgestelde groep dan in de niet blootgestelde groep

86
Q

Stel CIR8 is 2,4 (Cumulatieve incidentie ratio)

A

De ziekte komt 2,4 keer vaker voor in de blootgestelde groep dan in de niet blootgestelde groep in de eerste 8 jaar na blootstelling

87
Q

Risk ratio/relatieve risico

A

Cumulatieve incidenties of incidentie cijfers door elkaar delen

88
Q

Risk difference

A

Cumulatieve incidenties of incidentie cijfers van elkaar aftrekken

89
Q

Experimenteel onderzoek

A
  • Interventie

- Onderzoeker wijst blootstelling toe

90
Q

Observationeel onderzoek

A
  • Geen interventie

- Blootstelling toegewezen door natuur of deelnemers

91
Q

Cross-sectionele studie

A

Je meet je blootstelling en uitkomst gelijktijdig

> Gericht op preventie
Reverse causality
Longitudinale hypothese ligt ten grondslag

92
Q

Follow up studie

A

= Cohort studie

93
Q

Wat weet je als je een odds-ratio tegenkomt?

A

case control studie

94
Q

Cruciale verschil tussen case control studie en cohort studie

A

Case control studie > Je begint met de mensen te verdelen in wie wel of niet de uitkomst heeft

Cohort studie > Je begint met de mensen te verdelen in wie wel of niet is blootgesteld