De organisatie van informatie in de zin Flashcards
Omschrijf de ‘thema-rhemastructuur’
De thema-rhemastructuur is een organisatieprincipe voor de zinsbouw. De schrijver begint met iets wat voor de lezer herkenbaar is en plakt de rest van de informatie eraan vast. (De taalgebruiker presenteert een bepaald kader waaraan de rest van de informatie gehangen kan worden)
Wat is in Nederland doorgaans de manier om informatie te plaatsen in een zin?
In het Nederlands fungeert het eerste gedeelte van de zin als thema en het tweede gedeelte als rhema.
Waaraan moet een ‘thema’ voldoen?
Het moet een plausibel startpunt zijn voor de lezer:
• een algemeen bekend iets;
• een vertrouwd iets;
• iets dat zojuist nog aan de orde was;
• een stukje informatie dat gemeenschappelijk bezit is van beide taalgebruikers;
• of iets algemeen inleefbaar.
(Het thema kan verschillende grammaticale functies hebben)
Omschrijf het ‘finalepositie-effect’.
Het ‘finalepositie-effect’ is het gegeven dat in gesproken taal het laatste accent van de zin in het meest neutrale intonatiepatroon altijd nog een beetje gewicht krijgt. (Het laatste accent bepaald sowieso of te maken hebben met een bepalende zin of met een vragende zin en krijgt zo een extra communicatieve taak)
Met welke twee middelen kan een stukje informatie prominentie krijgen in de zin? Geef ook aan in welk soort taalgebruik.
Door accentuering (gesproken taal) of woordvolgorde (geschreven taal).
Wat is het links-rechtsprincipe?
Het links-rechtsprincipe houdt in dat de informatiewaarde van een zinsdeel oploopt naarmate dit zinsdeel meer aan de rechterkant van de zin komt te staan.
Oftewel
Links staan zaken met lage informatiewaarde en rechts zaken met hoge informatiewaarde.
Wat wordt verstaan onder het verwachtingspatroon van de lezer?
Hiermee wordt bedoeld dat de lezer zonder tegenbericht ervan uitgaat dat het accent ergens achter in de zin staat en maakt daarmee automatisch het laatste gedeelte belangrijk.
Hoe kan een schrijver laten merken dat het accent niet op het te verwachten zinsdeel volgens het links-rechtsprincipe valt?
Wat valt hierop aan te merken?
Dit kan hij door:
1. Het visueel duidelijk te maken (vet, cursief, etc.)
2. Afdwingen met behulp van context. Oftewel de voorafgaande zinnen zo inrichten dat de lezer automatisch het neutrale intonatiepatroon verlaat.
Hier valt op aan te merken dat in de praktijk weinig ruimte is voor dit soort oplossingen. 1 wordt al snel schreeuwerig en lelijk en voor 2 is er niet altijd plaats.
Wat kan je doen als je merkt dat er iets schort aan de informatie in de zin?
Je gebruikt grammaticale middelen die te maken hebben met woordvolgorde om alle elementen alsnog op de juiste (links of rechts) plaats te krijgen.
Welke grammaticale middelen heb je om de woordvolgorde in de zin te manipuleren?
Eenvoudige verplaatsing: • Vooropplaatsing • Achteropplaatsing Andere constructies: • De presentatieve constructie • Gekloofde en pseudo-gekloofde zinnen.
Wat is vooropplaatsing? Geef een voorbeeld.
Vooropplaatsing is een middel waarmee je elementen voorop kan zetten. Het gaat hierbij om elementen die minder vaak of zelden de eerste positie in de zin bezetten.
Voorbeeld:
Ik heb hier geen vlinders gezien. (normale zin met onderwerp vooraan)
Vlinders heb ik hier niet gezien. (vlinders krijgt hier de eerste positie)
Waarop moet je letten als je iets ‘vooropplaatst’?
- Je moet bedacht zijn op het feit dat de lezer het gebeuren niet meer direct vanuit de handelende persoon of zaak kan interpreteren.
- Of het vooropgeplaatste element wel kan functioneren als startpunt voor, of als kader van, de informatie in de eigen zin.
- Of de aansluiting met de context geen problemen of ongewenste effecten oplevert.
Wat is ‘achteropplaatsing’? Geef een voorbeeld.
Achteropplaatsing is een middel waarmee je zinsdelen naar achteren in de zin kan plaatsen.
Voorbeeld:
De lastige zin:
Vele Slachtoffers heeft de kinderverlamming, speciaal onder de jonge kinderen, reeds gemaakt.
Wordt:
Speciaal onder de jonge kinderen maakte de kinderverlamming reeds vele slachtoffers.
Soms is het niet goed mogelijk elementen zonder meer naar achter in de zin te verplaatsen, al zou dat voor de organisatie van de informatie gunstig zijn. Wat kan je in zo’n geval doen?
Je kan gebruik maken van andere constructies die als neveneffect een verandering van de woordvolgorde hebben, zoals de lijdende vorm.
Wanneer is achteropplaatsing niet mogelijk? Wat doe je in zo’n geval?
Als andere volgorderegels in de weg staan, zoals de regel die erop neerkomt dat er in bijzinnen en zinnen met samengestelde werkwoorden vast een werkwoord achteraan de zin staat.
In zo’n geval zal je de zin wat meer ingrijpend moeten herschrijven.