De organisatie van informatie in de zin Flashcards

1
Q

Omschrijf de ‘thema-rhemastructuur’

A

De thema-rhemastructuur is een organisatieprincipe voor de zinsbouw. De schrijver begint met iets wat voor de lezer herkenbaar is en plakt de rest van de informatie eraan vast. (De taalgebruiker presenteert een bepaald kader waaraan de rest van de informatie gehangen kan worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is in Nederland doorgaans de manier om informatie te plaatsen in een zin?

A

In het Nederlands fungeert het eerste gedeelte van de zin als thema en het tweede gedeelte als rhema.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaraan moet een ‘thema’ voldoen?

A

Het moet een plausibel startpunt zijn voor de lezer:
• een algemeen bekend iets;
• een vertrouwd iets;
• iets dat zojuist nog aan de orde was;
• een stukje informatie dat gemeenschappelijk bezit is van beide taalgebruikers;
• of iets algemeen inleefbaar.
(Het thema kan verschillende grammaticale functies hebben)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Omschrijf het ‘finalepositie-effect’.

A

Het ‘finalepositie-effect’ is het gegeven dat in gesproken taal het laatste accent van de zin in het meest neutrale intonatiepatroon altijd nog een beetje gewicht krijgt. (Het laatste accent bepaald sowieso of te maken hebben met een bepalende zin of met een vragende zin en krijgt zo een extra communicatieve taak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welke twee middelen kan een stukje informatie prominentie krijgen in de zin? Geef ook aan in welk soort taalgebruik.

A

Door accentuering (gesproken taal) of woordvolgorde (geschreven taal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het links-rechtsprincipe?

A

Het links-rechtsprincipe houdt in dat de informatiewaarde van een zinsdeel oploopt naarmate dit zinsdeel meer aan de rechterkant van de zin komt te staan.
Oftewel
Links staan zaken met lage informatiewaarde en rechts zaken met hoge informatiewaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt verstaan onder het verwachtingspatroon van de lezer?

A

Hiermee wordt bedoeld dat de lezer zonder tegenbericht ervan uitgaat dat het accent ergens achter in de zin staat en maakt daarmee automatisch het laatste gedeelte belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan een schrijver laten merken dat het accent niet op het te verwachten zinsdeel volgens het links-rechtsprincipe valt?
Wat valt hierop aan te merken?

A

Dit kan hij door:
1. Het visueel duidelijk te maken (vet, cursief, etc.)
2. Afdwingen met behulp van context. Oftewel de voorafgaande zinnen zo inrichten dat de lezer automatisch het neutrale intonatiepatroon verlaat.
Hier valt op aan te merken dat in de praktijk weinig ruimte is voor dit soort oplossingen. 1 wordt al snel schreeuwerig en lelijk en voor 2 is er niet altijd plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kan je doen als je merkt dat er iets schort aan de informatie in de zin?

A

Je gebruikt grammaticale middelen die te maken hebben met woordvolgorde om alle elementen alsnog op de juiste (links of rechts) plaats te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke grammaticale middelen heb je om de woordvolgorde in de zin te manipuleren?

A
Eenvoudige verplaatsing:
•	Vooropplaatsing
•	Achteropplaatsing
Andere constructies:
•	De presentatieve constructie
•	Gekloofde en pseudo-gekloofde zinnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is vooropplaatsing? Geef een voorbeeld.

A

Vooropplaatsing is een middel waarmee je elementen voorop kan zetten. Het gaat hierbij om elementen die minder vaak of zelden de eerste positie in de zin bezetten.
Voorbeeld:
Ik heb hier geen vlinders gezien. (normale zin met onderwerp vooraan)
Vlinders heb ik hier niet gezien. (vlinders krijgt hier de eerste positie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarop moet je letten als je iets ‘vooropplaatst’?

A
  • Je moet bedacht zijn op het feit dat de lezer het gebeuren niet meer direct vanuit de handelende persoon of zaak kan interpreteren.
  • Of het vooropgeplaatste element wel kan functioneren als startpunt voor, of als kader van, de informatie in de eigen zin.
  • Of de aansluiting met de context geen problemen of ongewenste effecten oplevert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ‘achteropplaatsing’? Geef een voorbeeld.

A

Achteropplaatsing is een middel waarmee je zinsdelen naar achteren in de zin kan plaatsen.

Voorbeeld:
De lastige zin:
Vele Slachtoffers heeft de kinderverlamming, speciaal onder de jonge kinderen, reeds gemaakt.
Wordt:
Speciaal onder de jonge kinderen maakte de kinderverlamming reeds vele slachtoffers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soms is het niet goed mogelijk elementen zonder meer naar achter in de zin te verplaatsen, al zou dat voor de organisatie van de informatie gunstig zijn. Wat kan je in zo’n geval doen?

A

Je kan gebruik maken van andere constructies die als neveneffect een verandering van de woordvolgorde hebben, zoals de lijdende vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is achteropplaatsing niet mogelijk? Wat doe je in zo’n geval?

A

Als andere volgorderegels in de weg staan, zoals de regel die erop neerkomt dat er in bijzinnen en zinnen met samengestelde werkwoorden vast een werkwoord achteraan de zin staat.

In zo’n geval zal je de zin wat meer ingrijpend moeten herschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de presentatieve constructie? En wat is hier bijzonder aan?

A

Deze constructie is te herkennen aan het gebruik van ‘er’ plus een vorm van ‘zijn’: er was eens….

Deze vorm verplaatst niet alleen maar splitst de zin vaak ook op:
Een prinsesje was heel bedroefd.
Er was eens een prinsesje, dat heel bedroefd was.

17
Q

Hoe en waarom construeer je een gekloofde zin?

A

Een gekloofde zin construeer je als je een bepaald element in de zin extra wil accentueren. Het helpt bij het uiten van bijzondere verbazing of verbijstering.
Je splitst de zin op en plaatst de zaken die focus behoeven op de beide rhemaplaatsen, zodat de accentloze plaats weer door iets neutraals ingenomen wordt.

Het voorbeeld hieronder geeft weer hoe zowel 1 als 2 in de tweede (gekloofde) zin nadruk krijgen:

  1. De bejaardenpartij (1) heeft de verkiezingen gewonnen (2).
  2. Het is de bejaarde partij, die de verkiezingen heeft gewonnen.
18
Q

Hoe en waarom construeer je een pseudo-gekloofde zin?

A

Een pseudo-gekloofde zin construeer je als je een bepaald element in de zin wil isoleren en de focus erop wil leggen.

Bijv.:
De late datum treft hierin het meest.
Wat hierin het meest treft is de late datum.

19
Q

Wanneer ondersteunt een formulering het Situatie model?

A

Een formulering ondersteunt het SitMod als:
• De themapositie van een zin wordt ingenomen door een element dat een goed startpunt van de informatie kan zijn (bekend of plausibel stukje informatie);
• De informatie die het meest relevant is op de focuspuntpositie komt te staan;
• Belangrijke informatie niet in het middenstuk van de zin ‘verdwijnt’.

20
Q

Welke patronen van informatieoverdracht kennen we? Licht ze toe.

A

Het kettingpatroon: Wat in de ene zin als focus is wordt in de volgende zin het thema. Het rhema van deze zin wordt dan weer thema in de volgende zin etc.:
Kees eet een appel. Appels zijn namelijk gezond voor je. Als je gezond wil blijven, moet je dus fruit eten.

Het constante patroon: Het thema in zin 1 is ook het thema in zin 2 etc.
Kees eet een appel. Hij eet graag fruit. Hij wil namelijk gezond blijven.

21
Q

Wat is een constant patroon met een overkoepelend thema

A

Als er in een constant patroon via (collocationele) lexicale middelen wordt verwezen naar een overkoepelend thema:

Fruit eten is belangrijk. Peren staan bijvoorbeeld bekend om hun voedzame schil. Sinaasappels zitten vol vitamine c. Bessen zit weer vol met andere dingen.

22
Q

Waaraan herken je een ‘brokkelige tekst’?

A

o.a.
• Thema’s lopen door elkaar
• Veel verschillende thema’s in een betrekkelijk kort stuk tekst.
• Aangeboden thema’s krijgen geen gevolg.

23
Q

Welk nadeel kleeft er aan een volgens het kettingpatroon georganiseerde alinea?

A

Door het elke keer overpakken van het thema’s kan het oorspronkelijke thema heel ver uit het gezicht verdwijnen. De thematische eenheid van de alinea kan daardoor in gevaar komen.

24
Q

Wat is een topic zin?

A

Een topic zin geeft in heel algemene bewoordingen het onderwerp van de alinea aan.

25
Q

Wat bedoelen we met “De alinea is een thematische eenheid binnen de tekst”?

A

Daarmee wordt bedoeld dat alles wat binnen de alinea staat over hetzelfde moet gaan.
Als de informatie in een tekst is opgedeeld in kleine overzichtelijke stukjes (thematische eenheden) dan helpt dat de lezer het complexe geheel te overzien.

26
Q

Wat betekent het thema-rhemaverhaal voor de samenhang op tekstniveau?

A

Door goede thematische keuzes te maken in de topic zin kan een schrijver de samenhang tussen alinea’s verduidelijken en het lezen zo vergemakkelijken.