dativ Flashcards

1
Q

wanneer gebruik je een dativ?

A
  • meewerkend voorwerp
  • lijdend voorwerp
  • na sommige voorzetsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meewerkend voorwerp

A

zinsdeel dat met ‘aan’ of ‘voor’ begint of waar je ‘aan’ of ‘voor’ ervoor kunt zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het lijdend voorwerp na bepaalde werkwoorden

A

danken, fehlen, folgen, gefallen, gehören, glauben, gratulieren en helfen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

na sommige voorzetsels

A

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, gegenüber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gehören

A

behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

glauben

A

geloven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gratulieren

A

feliciteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

helfen

A

helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gefallen

A

bevallen, meevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

danken

A

bedanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fehlen

A

ontbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

folgen

A

volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

datief bij bepaald lidwoord mannelijk

A

dem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

datief bij bepaald lidwoord vrouwelijk

A

der

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

datief bij bepaald lidwoord onzijdig

A

dem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

datief bij bepaald lidwoord meervoud

A

den

17
Q

datief bij onbepaald mannelijk

A

einem

18
Q

datief bij onbepaald vrouwelijk

A

einer

19
Q

datief bij onbepaald onzijdig

A

einem

20
Q

datief bij onbepaald meervoud

A

bestaat niet

21
Q

datief bij bezittelijk voornaamwoord mannelijk

A

meinem

22
Q

datief bij bezittelijk voornaamwoord vrouwelijk

A

meiner

23
Q

datief bij bezittelijk voornaamwoord onzijdig

A

meinem

24
Q

datief bij bezittelijk voornaamwoord meervoud

A

meinen

25
Q

enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: zu dem

A

zum

26
Q

enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: zu der

A

zur

27
Q

enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: bei dem

A

beim

28
Q

enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: von dem

A

vom