dativ Flashcards
wanneer gebruik je een dativ?
- meewerkend voorwerp
- lijdend voorwerp
- na sommige voorzetsels
meewerkend voorwerp
zinsdeel dat met ‘aan’ of ‘voor’ begint of waar je ‘aan’ of ‘voor’ ervoor kunt zetten
het lijdend voorwerp na bepaalde werkwoorden
danken, fehlen, folgen, gefallen, gehören, glauben, gratulieren en helfen
na sommige voorzetsels
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, gegenüber
gehören
behoren
glauben
geloven
gratulieren
feliciteren
helfen
helpen
gefallen
bevallen, meevallen
danken
bedanken
fehlen
ontbreken
folgen
volgen
datief bij bepaald lidwoord mannelijk
dem
datief bij bepaald lidwoord vrouwelijk
der
datief bij bepaald lidwoord onzijdig
dem
datief bij bepaald lidwoord meervoud
den
datief bij onbepaald mannelijk
einem
datief bij onbepaald vrouwelijk
einer
datief bij onbepaald onzijdig
einem
datief bij onbepaald meervoud
bestaat niet
datief bij bezittelijk voornaamwoord mannelijk
meinem
datief bij bezittelijk voornaamwoord vrouwelijk
meiner
datief bij bezittelijk voornaamwoord onzijdig
meinem
datief bij bezittelijk voornaamwoord meervoud
meinen
enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: zu dem
zum
enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: zu der
zur
enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: bei dem
beim
enkele voorzetsels worden vaak met het lidwoord samengetrokken: von dem
vom