cytokines Flashcards

1
Q

categorieën cytokines

A
  • groeifactoren (proliferatie/maturatie)
  • chemokinen
  • overige cytokinen (activering/remming)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

synergetisch

A

het effect van de factoren samen is (veel) groter dan de effecten van de losse factoren bij elkaar opgeteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

additief

A

factoren werken samen om een effect te verdubbelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pleiotropie

A

één cytokine beïnvloedt meerdere celtypen en heeft uiteenlopende effecten. Er is één receptor betrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

redundantie

A

cytokinen hebben overlappende functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verschil tussen hormonen en cytokinen

A

hormonen worden door verschillende organen gemaakt en cytokinen door verschillende cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inhibitie

A

het effect dat factoren samen geven is een fractie van het effect dat de factoren afzonderlijk geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lokale effecten pro-inflammatoire cytokinen

A

endotheelactivatie bij de vaatwand en activering leukocyten en lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

systemische effecten bij cytokinen

A

hogere concentratie -> ontstaan koorts, productie acute fase eiwitten door lever en aanmaak nieuwe bloedcellen in beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pathologische effecten cytokinen

A

door een té hoge concentratie -> afname hartminuutvolume, stollingsstoornissen en ontstaan insuline resistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

soorten productiemechanismen

A
  • aanwezig op membraan -> in circulatie door enzym-activatie
  • aanwezig in vesikels -> in circulatie door degranulatie
  • aanwezig in cytosol als pro-cytokine -> activatie inflammasoom
  • de novo transcriptie na cel activatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie enzym TACE/ADAM-17

A

na stimulatie van macrofaag zorgt het voor het knippen van TNF-alfa waardoor di tactief wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat leidt tot cytokine release syndrome of cytokine storm?

A

pro-inflammatoire prikkel (zoals infectie) waardoor ontsteking ontstaat, remmend effect ontstaat door anti-inflammatoire prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is functie van IFN-gamma

A

monocyten stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

effect van het loslaten van IFN-gamma op onrijpe monocyten

A

myeloïde suppressorcellen -> remmend effect op immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat doet type I IFN respons

A

bij een infectie met virus wordt IFN-beta gemaakt -> activeert via IFNR de buurcellen en stimuleert IFN-alfa -> remmen virale replicatie, stimuleren NK-cellen en gevoeligheid voor NK-cellen

17
Q

wat zijn de 4 typen chemokinen?

A
  • C-chemokinen: 1 zwavelbrug tussen 2 cysteïne
  • CC-chemokinen: 2 zwavelbruggen tussen cysteïne
  • CXC-chemokinen: 2 zwavelbruggen met nog één aminozuur tussen de cysteïne
  • CX3C-chemokinen: 2 zwavelbruggen met nog 3 aminozuren tussen de cysteïne
18
Q

wat zijn de families van cytokinereceptoren?

A
  • interleukine- en interferon receptor familie
  • TNF-receptor familie: trimeer receptoren
  • chemokine receptoren: 7-transmembraanreceptoren
19
Q

voorbeelden T-lymfocyt gedreven ziekten

A

auto-immuunziekten: reumatoïde artritis, M. Crhohn, multiple sclerose (hersenen), colitius ulcerosa, psoriasis

20
Q
A