Craig article Flashcards

1
Q

constitutive model of communication

A

Metamodel dat craig gebruikt voor het samenvoegen van alle verschillende communicatietheorieën. betekenis zit niet opgesloten in een boodschap, maar is onderhevig aan een tal van externe, sociaal-maatschappelijke, cognitieve, contextuele en technologische factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

communicatietheorie als metadiscourse

A

wat delen alle communicatietheorieën nog meer met elkaar?:
- communicatietheorie wordt gevormd o.b.v. een directe relatie tot alledaagse praktijken
- ze hebben dus een praktische relevantie in de directe relatie tot alledaagse praktijken
- deze gedeelde praktische relatie maakt communicatietheorie tot een theoretisch meta-discourse -> communiceren over communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

transmissiemodel (containermodel)

A

zender -> boodschap -> ontvanger, en eventueel feedback, communicatie als actie en interactie. (in het metamodel van craig is hier ook plaats voor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

twee soorten metadiscourse

A

praktisch = praten over communicatie
theorethisch = communicatietheorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

redenen voor fragmentatie in het communicatieveld

A
  1. communicatietheorieën zijn in allerlei verschillende disciplines ontwikkeld
  2. communicatiewetenschap heeft al die verschillende theorieën geclaimd als behorend tot hun veld
  3. maar omdat ze uit allemaal verschillende disciplines komen zijn ze onafhankelijk van elkaar en vaak niet op een zinvolle manier aan elkaar verbonden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

7 geconstrueerde tradities van communicatietheorieën

A
  1. retorica = kunst van het publiek spreken
  2. semiotiek = de leer van tekens
  3. fenomenologisch = “echte” communicatie vindt plaats in een dialoog
  4. cybernetisch = communicatie is puur gericht op communicatieoverdracht
  5. socio-psychologisch = individuen interacteren en beïnvloeden elkaar in communicatie -> encoderings en decoderingsprocessen .
  6. socio-cultureel = communicatie is een proces dat socio-culturele patronen produceert en reproduceert. groepverschillen/hierarchie bepalen het communicatiegedrag en andersom.
  7. kritisch = als ongelijkheid invloed heeft op communicatie, dan kan kan communicatie ook deze ongelijkheid aan het licht brengen en beïnvloeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doel van Craig

A

communicatietheorie moet een coherent vakgebied worden, waarbij theorieën met elkaar in dialoog zijn (doel is niet één metatheorie). met zijn metamodel creëert Craig een eerste vorm van common ground.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

is het doel gelukt?

A

niet echt, het veld is nog steeds erg gefragmenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

communicatie is getheoretiseerd als…

A
  1. retorica -> the practical art of discourse
  2. semiotiek -> intersubjective mediation by signs
  3. fenomenologisch -> experience of otherness, dialogue
  4. cybernetisch -> information processing
  5. socio-psychologisch -> expression, interaction & influence
  6. socio-cultureel -> (re)production of social order
  7. kritisch -> discursive reflection
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

problemen van communicatie getheoretiseerd als…

A
  1. retorica -> social exigency requiring collective deliberationa and judgement
  2. semiotiek -> misunderstanding or gap between subjective viewpoints
  3. fenomenologisch -> absence of, or failure to sustain, authentic human relationship
  4. cybernetisch -> noise, overload, underload, a malfunction in the system
  5. socio-psychologisch -> situation requiring manipulation of causes of behavior to achieve specified outcomes
  6. socio-cultureel -> conflict, alienation, misalignment, failure of coordination
  7. kritisch -> hegemonic ideology, systematically ditorted speech situation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

metadiscourse vocabulaire zoals,,,

A
  1. retorica -> art, method, comunicator, audience, strategy, commonplace, logic, emotion.
  2. semiotiek -> sign, symbol, icon, index, meaning, referent, code, language, medium, (mis)understanding.
  3. fenomenologisch -> experience, self, other, dialogue, genuinness, supportiveness, openness.
  4. cybernetisch -> source, receiver, signal, information, noise, feedback, redundancy, network, function.
  5. socio-psychologisch -> behavior, variable, effect, personality, emotion, perception, cognition, attitude, interaction.
  6. socio-cultureel -> society, structure, practice, ritual, rule, socialization, culture, identity, coconstruction.
  7. kritisch -> ideology, dilectic, oppression, conscioussness-raising, resistance, emancipation.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

plausibel wanneer aangetrokken to metadiscursieve common places zoals…

A
  1. retorica -> power of words, value of informed judgement, improvability of practice
  2. semiotiek -> understanding requires common language; omnipresent danger of miscommunication.
  3. fenomenologisch -> all need human contact, should treat others as persons, respect differences, seek common ground.
  4. cybernetisch -> identity of mind and brain; value of information and logic; complex systems can be unpredictable.
  5. socio-psychologisch -> communication reflects personality; beliefs and feelins; bias judgements; people in groups effect one another.
  6. socio-cultureel -> the individual is a product of society; every society has a distinct culture; social actions have unintended effects.
  7. kritisch -> self-perpetuation of power & wealth; values of freedom; equality & reason; discussion produces awareness, insight.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

interessant wanneer metadiscursive common places worden gechallanged zoals…

A
  1. retorica -> mere words are not actions, appearence is not reality, style is not substance, opinion is not truth.
  2. semiotiek -> words have correct meanings and stand for thoughts; codes & media are neutral channels.
  3. fenomenologisch -> communication is skill; the word is not the thing; facts are objective and values subjective.
  4. cybernetisch -> humans and machines differ; emotion is not logical; linear order of cause and effect.
  5. socio-psychologisch -> humans are rational beings; we know our own minds; we know what we see.
  6. socio-cultureel -> individual agency & responsibility; absolute idenitity of self; naturalness of the social order.
  7. kritisch -> naturalness & rationality of traditional social order; objectivity of science and technology.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly