College 9 RATIONALISERING Flashcards
Max Weber stelde dat de samenleving gekenmerkt werd door rationalisering,
intellectualisering en onttovering van de wereld. De vormen van handelen werden
volgens Weber opgedeeld in vier categorieën:
- Doel rationeel handelen:
dingen die je doet na een kosten-baten analyse, vooral dominant in de economie. - Waarde-rationeel handelen:
dingen die je doet vanuit een mening dat het zo hoort of wanneer je iets belangrijks vindt (op basis van waarden en normen). - Traditioneel handelen:
dingen die je automatisch doet, zoals na een
toiletbezoek je handen wassen. - Affectief handelen:
dingen die je doet vanuit een bepaalde emotie/ affectie, zoals verliefd of boos worden.
Rationaliteit (3 niveaus)
Rationaliteit is “..Het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken.”.
op drie niveaus:
* Wereldbeschouwing: onttovering van de wereld.
* Collectief handelen: systematisch en efficiënt naar concrete doelen (organisaties).
* Individueel handelen: rationalisering op persoonlijk vlak door jezelf te verbeteren.
We willen de wereld controleren. Beheersbaarheid en voorspelbaarheid proberen mensen te bewerkstelligen. De rol van religie is ook onttoverd.
Historische ontwikkeling rationalisering
1) Overgang feodaliteit – industriële samenleving.
2) Industriële/ moderne samenleving.
3) Overgang naar post-industriële/ post-moderne samenleving.
Historische ontwikkeling rationalisering
–> 1) Overgang feodaliteit – industriële samenleving.
De overgang werd in gang gezet door zowel de industriële als politieke als wetenschappelijke revolutie wat verschillende maatschappelijke gevolgen had:
* Urbanisatie.
* Fabrieksarbeid.
* Rationalisering van de organisatie.
* Nieuwe klassenstructuur (door Marx en Engels).
Door de industriële revolutie komen verschillende veranderingen in het arbeid:
* Nieuwe energiebronnen, zoals de stoommachine.
* Centraliseren van arbeid in fabrieken.
* Fabricage en massaproductie: weinig mensen, veel productie.
* Specialisatie/ taakdifferentiatie (Durkheim): hoe gespecialiseerder men is, hoe efficiënter men een product kan maken, maar er is altijd nog wederzijdse afhankelijkheid, waardoor er mensen moeten zijn die iets kunnen doen wat jij niet kan.
* Loonarbeid.
Historische ontwikkeling rationalisering
–> 2) Industriële/ moderne samenleving
- Georganiseerd kapitalisme: de industriële samenleving wordt “volwassenen” door de ruwe kanten die worden ingekapseld:
collectivisering, centralisatie en vermaatschappelijking. - Liberaal kapitalisme (Marx en Engels): ongebreideld, verstedelijking, sociale ontwrichting, ontwikkeling naar massaproductie en grote corporaties.
- Kenmerken georganiseerd kapitalisme: marktregulering, managerialism, ontstaan middenklasse, collectieve organisatie (vakbond, werkgeversvereniging), interventiestaat. Wel speelt de overheid nog
steeds een grote rol.
Het ontstaan van het moderne arbeidsbestel door Taylor en Ford:
Taylorisme
Het doel was om de productiviteit van werknemers te verhogen door het werk zo efficiënt mogelijk in te richten.
in kleine stukjes opdelen en streng enzo
Fordisme
Het is een verbeterde versie van het taylorisme en richt zich vooral op efficiëntie in de productie en het vergroten van de consumptie door werknemers hogere lonen te geven.
Keynesianisme (sociale politiek):
het Keynesianisme in sociale politiek gaat over actief overheidsbeleid dat niet alleen de economie stimuleert, maar ook zorgt voor sociale zekerheid en gelijkheid, door mensen te helpen die het moeilijk hebben. Het idee is dat dit de algehele welvaart bevordert en economische stabiliteit brengt.
Historische ontwikkeling rationalisering
–> 3) Overgang naar post-industriële/ post-moderne samenleving
Overgang naar post-industriële/ post-moderne samenleving.
Het centrale idee van het produceren van goederen wordt minder belangrijk en
het produceren en leveren van diensten komt op (= kenniseconomie).
* The Coming of Post-Industrial Society: centraliteit van kennis en nieuwe
kennisklasse zoals ingenieurs, managers en professionals.
De informatierevolutie
De informatierevolutie wordt gekenmerkt door een mindere mate van productverkoop en een opkomst van het bedenken en verkopen van ideeën. De ontwikkeling van mechanische vaardigheden naar communicatieve vaardigheden vindt plaats, doordat mensen meer moeten communiceren om de ideeën te verkopen.
Daarbij vind er een verschuiving van werken in fabrieken naar werken op een eigen
plek die tijd en plaats onafhankelijk is (= HNW: het nieuwe werken).
Tegenwoordige post-moderne samenleving
- Afname Fordistische baan (= werken in fabriek aan lopende band).
- Afname gezinsstabiliteit: traditionele gezin
verdwijnt. - Toename arbeidsparticipatie van vrouwen.
- Vervaging van grenzen werk-privé: Boundary
management, het Nieuwe Werken en risico vs. onzekerheid.
Bureaucratie
Volgens Weber wordt bureaucratie gezien als een ideaaltype, het was niet iets wat
exact moet worden bereikt, maar wel iets waar men naar moet streven.
bureaucratie –> Specialisatie:
Een bureaucratie geeft individuen zeer gespecialiseerde (deel)opdrachten.
bureaucratie –> Hiërarchische organisatie
een bureaucratie hanteert een verticale
organisatie; elke werknemers staat onder leiding van hoger geplaatsten en
houdt zelf toezicht op lager geplaatsen. Weber bedacht dit onderdeel door te
kijken naar de organisatie van het leger.
bureaucratie –> Regels en reglementen
: het functioneren van een bureaucratie wordt door rationeel bepaalde regels en reglementen gestuurd. Onder ideale
omstandigheden kan een bureaucratie volledig voorspelbaar opereren. Deze
regels zijn makkelijk overdraagbaar.
bureaucratie –> Formele, schriftelijke informatie:
Het functioneren van een bureaucratie is
niet afhankelijk van directe contacten tussen mensen, maar van formele memo’s en verslagen die in enorme archieven bewaard worden.
bureaucratie –> Technische competentie:
De werknemers beschikken over de technische competentie die zij nodig hebben om hun taken uit te voeren, er zijn specifieke
opleidingseisen.
bureaucratie –> Onpersoonlijkheid:
Een bureaucratie hanteert de regels zonder aanzien des persoons: een onpersoonlijke benadering, er is een gezichtsloos bureaucraat.
Wanneer men voldoet aan de regels, krijgt men waar hij/ zij recht op heeft.
Problemen bureaucratie (5)
- Bureaucratische vervreemding:
mensen zijn gereduceerd tot radertjes in de
machine. - Bureaucratische inefficiëntie:
na orkaan Katrina in de USA in 2005 moesten de hulpverleners eerst folders over gelijkheid aan bewoners uitdelen voordat ze tot hulp overgingen. - Bureaucratisch ritualisme:
een organisatie richt zich enkel op regels en
reglementen dat zij niet meer toekomt aan haar eigenlijke werk (= goal displacement). Na de terroristische aanvallen op 11 september 2001 bleven de Amerikaanse posterijen ondanks bezwaren van de FBI aan Osama bin Laden gerichte post doorsturen naar een postkantoor in Afghanistan. Er moest een
nieuwe wet ingediend en aangenomen worden om hier een eind aan te maken. - Bureaucratische inertie:
de neiging van bureaucratische organisaties om zichzelf in leven te houden. - Oligarchie:
velen worden door enkelen geregeerd; in een bureaucratie worden een paar mensen aan de top van de piramide gezet, zij hebben de leiding over alles en iedereen. Volgens Michels gaat een dergelijke hiërarchie ten koste van de democratie, omdat functionarissen hun toegang tot informatie, middelen en de media vaak gebruiken om hun eigenbelang na te streven.
Positieve kanten van bureaucratie
- In toenemende mate raakt gezag onvermijdelijk gecentraliseerd, en kennis
gedecentraliseerd (lijn-staf werkt niet). - Gehoorzaamheid aan principes is minder dwingend dan gehoorzaamheid aan een persoon, dus het geeft werknemers in een organisatie meer vrijheid.
- Bezwaringsregels.
- Discretionaire bevoegdheid: functionarissen hebben speelruimte binnen algemeen beleid. Politieagenten kunnen soms een waarschuwing geven i.p.v. een boete, ze hebben dus enige vrijheid om zelf te bepalen wanneer de regels wel of niet strak moeten toegepast worden.
Machtsmodel: Het pluralistische model:
Dit model is verbonden met het structureel functionalisme en gaat ervanuit dat de macht in de samenleving verdeeld is. Dit is functioneel, omdat het noodzakelijk is voor het voortbestaan van de samenleving.
Machtsmodel: Machtselitemodel:
Dit model is verbonden met de conflictsociologie en gaat ervanuit dat de
macht bij de rijke elite ligt.
machtsmodel: Het marxistische politiek-economisch model:
In dit model wordt de politiek verklaard door
hoe het economisch stelsel functioneert in de samenleving.
Monarchie
Er is één familie aan de macht en deze macht wordt doorgegeven binnen deze
familie.