College 3 EMILE DURKHEIM Flashcards

1
Q

Hoofdvraag Emile Drukheim

A

Hoe is sociale orde mogelijk?

perspectief: Functionalisme

Sociale veranderingen resulteren in verschillende onderliggende bindingen tussen mensen (samenleven en solidariteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Intermezzo agency en structure
In de sociologie staan twee elementen centraal

A
  • Agency (actor): vrijheid die mensen hebben om te handelen en te doen wat ze
    zelf willen. Hierbij worden handelingen geproduceerd.
  • Structure (structuur): mensen creëren met elkaar een structuur die invloed
    heeft op het handelen. Hierbij worden handelingen gereproduceerd.

De hedendaagse sociologie zoekt naar verbindingen tussen agency en structure. De
handelingen van een agency kunnen worden beperkt door de structuren van een
samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belangrijke werken van Durkheim ( 1893, 1895, 1897, 1912)

A
  • 1893: Division of labour in society.
  • 1895: Rules of the sociological method.
  • 1897: Suicide.
  • 1912: Elementary form of religious life
  • Moraal sociologie: na zijn dood.
  • Onderwijssociologie: na zijn dood.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Division of Labour in Society: Arbeidsdeling en Solidariteit

A
  • Arbeidsindeling (taakdifferentatie) is een gevolg van groeiende bevolkingsdichtheid (dynamische dichtheid)
  • Wanneer steeds meer mensen bij elkaar gaan wonen, moeten mensen de taken verdelen om zo de competitie te verminderen. Sociale cohesie (= de binding tussen mensen) komt in moderne samenlevingen op een hele andere manier tot stand dan in traditionele samenlevingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mechanische solidariteit (agrarische samenleving):

A

mensen zijn solidair met elkaar, omdat er veel gelijkenis is. Er is nauwelijks arbeidsverdeling, omdat iedereen alles zelf doet. Hierdoor ontstaat een gelijkheidsgevoel, oftewel het
collectieve bewustzijn, wat gaat over dat iedereen ongeveer gelijke ideeën heeft.

  • repressief recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Repressief recht:

A

wanneer de solidariteit verstoord wordt door iets afwijkends wordt de persoon uit het dorp verbannen; vergelding, afschrikking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Organische solidariteit (industriële samenleving)

A

Mensen zijn solidair met elkaar, omdat mensen de verschillen tussen individuen en groepen inzien.
Hierdoor gaan mensen anderen dingen doen en verdelen ze het arbeid met elkaar (= toenemende arbeidsdeling). Ondanks dat de mensen minder gelijk aan elkaar zijn op werkvlak, ontstaat er wel sociale cohesie op basis van wederzijdse functionele afhankelijkheid. Mensen weten bewust of onbewust dat ze anderen nodig hebben voor overleving (wij kunnen nu studeren, omdat
we weten dat er andere mensen voor ons voedsel zorgen).
֍ Gemeenschappelijk bewustzijn is relatief klein.
֍ Individueel bewustzijn is relatief groot.
֍ Restitutief recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Restitutief recht:

A

wanneer de solidariteit verstoord wordt door iets afwijkends wordt de persoon bestraft, maar op zo’n manier dat er resocialisatie plaatsvindt; herstellen van de normale gang van zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pathologische vormen van arbeidsdeling.

A
  • Anomische arbeidsdeling:
  • Afgedwongen arbeidsdeling:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anomische arbeidsdeling

A

zodanig het werk opsplitsen dat het niet meer productief is voor de gemeenschap; de overdreven en contraproductieve
vormen van specialisatie (= geen logica).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Afgedwongen arbeidsdeling:

A

sommige mensen krijgen posities waar ze geen recht op hebben op basis van hun capaciteiten, zoals vriendjespolitiek of bedrijf
overgeven van vader op zoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rules of the Sociological Method: Regels van de Sociologische Methode

A

Durkheim stelde de regels van de sociologische methode op, aangezien hij sociologie wilde neerzetten als een zelfstandige discipline.
* Beperkte ruimte voor individualisme: mensen bestaan bij de gratie dat ze met
andere mensen samenleven.
* Sociale bestaan is het absolute bestaansvoorwaarde voor mensen.
* Sociale feiten (= wetten, tradities en gewoontes) blijven over het algemeen
voortbestaan; maar individuen sterven en worden opgevolgd. Bijv. het
Nederlands onderwijssysteem verdwijnt niet, als een docent overlijdt.

Durkheim ziet de samenleving als een organisch geheel door de vormen van
afhankelijkheden. Samenlevingen zijn niet alleen te begrijpen door losse deeltjes (=
causale verklaringen), maar moet begrepen worden in relatie tot het geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functionele analyse

A

Bij een functionele analyse wordt er gekeken naar de gevolgen van een sociaal feit voor de
gehele samenleving. Zoals alle onderdelen van je lichaam uitmaken van het geheel,
maken volgens Durkheim alle groepen van de samenleving deel uit van het geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale functies van afwijkend gedrag –> misdaad

A

wordt gezien als iets “normaals” wat in iedere samenleving voorkomt.
Een misdaad wordt als zodanig gezien, doordat het merendeel van de samenleving dit ziet als iets afwijkends wat het collectieve geweten schokt.
Misdaad zou zelfs de sociale cohesie bevorderen, doordat de meerderheid de daad als iets afwijkends ziet.
Wat als deviant gedrag gezien wordt, kan over tijd veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

socialisatie

A

De samenleving socialiseert het individu doordat de maatschappij grenzen stelt aan
de mensen met grenzeloze verlangens. Een vrij mens is meester over zichzelf, die
weet wat de grenzen van een maatschappij zijn. Men moet leren hoe hij/ zij zich moet
gedragen in een samenleving (= socialisatie):
* Belangrijk voor het maatschappelijke integratieproces.
* Belangrijk voor het tot stand komen van collectief bewustzijn.
* Zorgt voor het reproduceren van homogeniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

maatschappelijk probleem

A

Een individu is pas een “echt mens” wanneer het gesocialiseerd is door de samenleving. Een maatschappelijk probleem ontstaat wanneer er te weinig morele of sociale binding is. Wanneer men moreel handelt, handelt het in belang van de collectiviteit en binnen de grenzen van sociaal aanvaarde normen. Vandaar moet de politiek en wetenschap in dienst staan van het ideaal van een moreel, gezonde samenleving.

17
Q

Le Suicide

A

Suïcide lijkt niet iets te zijn wat sociologen zouden kunnen bestuderen, aangezien het
erg individueel is. Hier zouden alleen maar psychologische oorzaken voor zijn, maar
volgens Durkheim vertoont zelfdoding sociale regelmatigheden.
* Meer zelfmoord in Noord-Europa, dan in Zuid-Europa.
* Meer zelfmoord bij Protestanten, dan bij Katholieken; meer zelfmoord bij Katholieken dan bij Joden.

Naarmate je hechter in een groep geïntegreerd bent, is de kans minder groot dat men zelfmoord pleegt, omdat er meer mensen zijn die je hiervoor kunnen behoeden

18
Q

integratie/ hechtheid van een groep (suicide)

A

Durkheim onderzocht in welke mate pathologie, economie/ werkeloosheid of sociale afkeuring voor zelfmoord effect hadden op suïcide in groepen. Al deze aspecten gaven geen rechtstreeks bewijs, maar integratie/ hechtheid van een groep gaf wel bewijs.
* Katholieken zijn hechter dan Protestanten; Joden hebben de sterkste integratie,
en dus de laagste zelfmoordcijfers.
* Noord-Europa (protestant) is minder hecht dan Zuid-Europa (katholiek).

19
Q

intermediaire groep

A

een cluster van personen waarmee je een band hebt en zorgt voor verbinding tussen staat en individu.
* Zorgt voor uitleg van waarden en normen aan leden.
* Zorgt voor orde: socialisatie.
* Belangrijker dan de staat in termen van gedrag verklaren.

20
Q

Verklaring integratie hypothese

A

Volgens de integratie hypothese houdt een hechtere binding met een groep verband
met minder kans op zelfmoord. Een sterke samenhang/ sociale cohesie blijkt uit een
laag zelfmoordcijfer. Gezinnen en kerkgenootschappen vallen onder intermediaire groepen die de afkeuring van zelfmoord als norm hebben.

Naarmate de leden van de samenleving hechter in deze groeperingen (anti-zelfmoord) zijn geïntegreerd, leven ze het verbod op zelfmoord meer na en is de kans op zelfmoord kleiner.

In een groep staat normnaleving centraal. Naarmate men steeds minder deze normen gaat naleven, zal hij/ zij buiten de groep vallen.

Het experiment van Ash toont aan dat
mensen vaker normen naleven naarmate ze bij een groep horen, ook als ze het er zelf
niet helemaal mee eens zijn (= sociale conformatie). Mensen willen zodanig graag
ergens bij horen dat ze hun eigen meningen ervoor aan de kant zetten.

21
Q

Durkheim onderscheidt vier vormen van zelfmoord:

A

regulatie en integratie
- Egoïstische zelfmoord:
- Altruïstische zelfmoord:
- Anomische zelfmoord:
- Fatalistische zelfmoord:

22
Q

Durkheim onderscheidt vier vormen van zelfmoord –>
Egoïstische zelfmoord:

A

Te weinig integratie (Protestanten,
ongehuwde mensen)

23
Q

Durkheim onderscheidt vier vormen van zelfmoord –>
Altruïstische zelfmoord:

A

Te veel integratie, waardoor mensen bereidt zijn te sterven voor de groep
(zelfmoordterroristen, kamikazepiloten).

24
Q

Durkheim onderscheidt vier vormen van zelfmoord –>
Anomische zelfmoord:

A

Te weinig regulatie als er grote
sociale veranderingen plaatsvinden, waardoor men niet meer weet wat de regels zijn (financiële crisis, heftige maatschappelijke
veranderingen)

25
Durkheim onderscheidt vier vormen van zelfmoord --> Fatalistische zelfmoord:
Te veel regulatie als er teveel regels zijn die automatische gevolgd worden (leden van een zelfmoordsekte).
26
Elementary Form of Religious Life: Religie en Geloof
Religie is een sociaal verschijnsel met een bron van gemeenschappelijke overtuigingen wat de leden tot een groep vormt. Het reguleert het gedrag door normen en waarden en versterkt de sociale cohesie. * Profane samenleving (niet-religieuze). * Heilige samenleving (sacrale, hoge symbolische waarde): alle dingen worden neergezet als speciaal, hebben een hoge symbolische waarde en de samenleving vereerd het. Gevoelens en gedragingen afzetten tegenover heilige voorwerpen is de essentie van religie (= rituelen). Mensen hebben een morele autoriteit nodig om in te zien dat de samenleving en God hetzelfde zijn. Als individu heb je niet genoeg aan jezelf om te weten wat goed of fout is. Hiervoor heb je een hogere autoriteit nodig die vertelt of je gedrag goed is in relatie tot andere mensen.
27
Structureel Functionalisme
- Structureel: groepen = sociale structuur; normen = culturele structuur. - Functionalisme: alle structuren, groepen en normen, hebben een functie voor de samenleving (meer sociale cohesie). ֍ Disfuncties: groepen en/ of normen (= structuren) die tot minder sociale cohesie leiden.
28
Hebben we vandaag nog iets aan Durkheim?
Je kan de principes van Durkheim gebruiken in vraagstukken als: Hoeveel vluchtelingen kan je opnemen voordat de sociale orde wordt verstoord? Hoeveel verandering kan onze samenleving dus aan?
29
Sociale cohesie
is de mate waarin leden van een samenleving vreedzaam samenleven. Je kan bij vreedzaam samenleven denken aan orde vs. geweld of aan verbondenheid vs. onthechting. Veel orde (weinig geweld) EN sterk verbonden --> Nederland Veel orde (weinig geweld) EN weinig verbonden --> DDR ( voormalig Oost-Duitsland) Weinig orde (veel geweld) EN sterk verbonden --> Italië Weinig orde (veel geweld) EN weinig verbonden --> Irak
30
Kern Structureel Functionalisme
Iedere samenleving vertoont een bepaalde samenhang, voor zover ze uit bepaalde groeperingen bestaat (een of andere structuur kent) en bepaalde algemeen geldende waarden en normen kent (dat wil zeggen een of andere cultuur bezit) en naarmate de leden van zo’n samenleving hechter in deze groeperingen zijn geïntegreerd, leven ze die waarden en normen meer na, wat in meer samenhang resulteert.
31
Kernbegrippen Durkheim
sociale structuur, sociale functies, instituten