College 9 Flashcards

1
Q

Dataverwerking

A

Fase in de onderzoekscyclus waarin de verzamelde data geprepareerd worden, daarna geanalyseerd om tenslotte de resultaten ervan te formuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Datamanagement

A

Processen die er voor zorgen dat alle onderzoeksdata (in brede zin van het woord) zorgvuldig en betrouwbaar beheerd en opgeslagen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderzoeksdata

A

Alle soorten informatie die gedurende de gehele onderzoekscyclus verzameld worden (van onderzoeksvoorstel tot eindrapportage)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ruwe data

A

Alle gegevens/ informatie die tijdens de dataverzameling met het gebruikte instrumentarium zijn verzameld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Logboek

A

Overzicht van uitgevoerde activiteiten en genomen beslissingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Prepareren

A

Het bewerken van ruwe data (onderzoeksmateriaal) tot analyseerba(a)r(e) bestanden/ materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Analyseren

A

Het grondig onderzoeken en ontleden van ruwe data om tot een compact, samenvattend en overzichtelijk geheel aan informatie te komen nodig voor het beantwoorden van een vraagstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Formuleren

A

Het zo objectief, eerlijk en compleet mogelijk woorden geven aan de uitkomsten van analyses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Univariaat

A

Een enkele (losse) variabele betreffend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bivariaat

A

Twee variabelen betreffend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

String variabele

A

Een alfanumerieke variabele in SPSS (die de notatie van letters, cijfers, leestekens en/of
symbolen mag omvatten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Modus

A

Centrummaat die aangeeft welke waarde in een frequentieverdeling het meest vaak
voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mediaan

A

Centrummaat die aangeeft welke waarde in het midden van een frequentieverdeling ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gemiddelde

A

Centrummaat die de uitkomst is van de som van alle waarden in een verdeling gedeeld door het aantal waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Variantie

A

Rekenkundige maat voor de spreiding van scores rondom het gemiddelde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Syntax bestand

A

Een SPSS-bestand met commando’s voor alle uitgevoerde/ uit te voeren analyses.

17
Q

Recode - commando

A

SPSS - commando om nieuwe, andere scores toe te wijzen aan scores op een bestaande variabele (bv. om te spiegelen of te dichomomiseren).

18
Q

Compute - commando

A

SPSS - commando om op basis van de scores op 1 of meer bestaande variabele(n) een nieuwe variabele te berekenen (bv. sommeren, middelen van scores).

19
Q

Variabele view

A

Tabblad in SPSS met alle informatie over de variabelen in de dataset.

20
Q

Data view

A

Tabblad in SPSS met alle ruwe data.

21
Q

Range

A

Spreidingsmaat die de aangeeft wat de afstand is tussen de hoogste en laagste waarde in een verdeling.

22
Q

Kruistabel

A

Tabel waarin de samenhang tussen 2 variabelen van nominaal en/of ordinaal meetniveau kan worden weergegeven.

23
Q

Pearson correlatie

A

Maat voor de samenhang tussen 2 variabelen van interval meetniveau.

24
Q

T-toets

A

Analysetechniek waarmee de gemiddelde scores van 2 groepen op een bepaalde
(afhankelijke) variabelen wordt nagegaan.

25
Q

Coderen

A

Het met steekwoorden (codes) de kern van (een) tekstfragment(en) weergeven.

26
Q

Iteratief

A

Herhalend

27
Q

Transcriberen

A

Het uittypen van een interview.

28
Q

Letterlijke transcriptie

A

Het uittypen van zowel hetgeen letterlijk uitgesproken is door een geïnterviewde als ook de extra betekenisgevende ‘clues’ over intonatie, tempo, volume, stiltes, etc.

29
Q

Woordelijke transcriptie

A

Het uittypen van hetgeen letterlijk uitgesproken is door een geïnterviewde.

30
Q

Thematiseren

A

Op elkaar lijkende codes groeperen en van een nieuw, meer overkoepelend label voorzien.

31
Q

Saturatie

A

Punt van verzadiging waarop geen nieuwe informatie wordt toegevoegd.