College 6 Flashcards

1
Q

Wat voor meetfout gaat KTT vanuit?

A

-toevallige meetfouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Standaardmeetfout (SEM)

A

-de standaarddeviatie van alle mogelijke scores als iemand oneindig vaak getest zou worden
-gebruikt om de toevallige meetfout in te schatten
-het gemiddelde van de verdeling van oneindige scores is de werkelijke score (T) en SEM=SD
-hoe kleiner het betrouwbaarheidsinterval, hoe minder SEM, hoe betrouwbaarder de scores

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe optimaliseer je betrouwbaarheid?

A

-minimaliseren van de variantie van de meetfout
-maximaliseren variantie ware scores

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Standaard error of estimates (SE)

A

-schattingsfout/SE
-gebruik je om systematische meetfouten in te schatten
-regressielijn: range rondom de voorspelde score van test A bij een bepaalde score op test B
-bij systematische testfout is test niet meer valide
-hoe smaller betrouwbaarheidsinterval rond regressielijn, hoe smaller de precieze voorspelde score

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welke meetfout hangen betrouwbaarheid en validiteit samen?

A

-toevallige meetfout (SEM): betrouwbaarheid
-systematische meetfout (SE): validiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cultural test bias hypothesis (CTBH)

A

-verschillen in gemiddeldes tussen verschillende groepen worden veroorzaakt door biases van de test of het meetproces en zijn niet te vinden in het echte leven
-het zou een grote maatschappelijke impact hebben als deze theorie waar is
-als de betrouwbaarheid van een test omlaag gaat, gaat de kans op aanwezigheid van biases in de test omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Culturele bias

A

-witte mensen scores op IQ testen gemiddeld 1 sd hoger dan zwarte mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

etiologie

A

-als verschillen in gemiddelden tussen groepen echt bestaan kan je etiologie bestuderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

eerlijkheid/fairness van een test

A

-persoonlijke eigenschappen die niet van belang zijn voor de te meten eigenschappen mogen geen invloed hebben op de testresultaten of op de interpretatie ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Differential predictive validity

A

-suggereert dat een test een construct nauwkeuriger meet en een betere voorspelling maakt voor de groep waarop deze test gebaseerd is een niet voor de andere groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cultural loading

A

-de mate waarin culturele specificiteit in een test of individueel testitem aanwezig is.
-hoe meer geladen, hoe groter de kans op biases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mean difference definition of test bias

A

-als er verschillen zitten in groepsgemiddeldes zegt dit niet meteen dat de test gebased is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Egalitarian fallacy

A

-dat de verdelingen van gemiddeldes voor alle groepen gelijk zijn
-niet altijd juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Content bias

A

-bv. wanneer bij MC vragen een afleider vaker wordt gekozen door de ene groep dan door de andere groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Differential item functioning (DIF)

A

-IRT techniek die bias kan opsporen
-vergelijk ICC van twee verschillende groepen, met een DIF index: trek vanaf een P van 0,5 een lijn en lees af welke vaardigheid nodig is om te kijken of het item moeilijker is voor een bepaalde groep
-je kunt gedeelde correlatie uitrekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Decision-theory models

A

-helpen personen om vast te stellen hoeveel informatie een predictor test nodig heeft om beslissingen te nemen over classificaties
-het hangt af van een cut-off point of wel of geen sprake is van een problematische testcore

17
Q

Hoe bepaal je een optimaal cut-off point?

A

-kijk naar jou conclusie en de scores van andere gevalideerde testen
-sensitief genoeg, dat iemand met een probleem een positieve uitslag krijgt
-specifiek genoeg, dat iemand zonder probleem een negatieve uitslag krijgt
-positief voorspellend; iemand met een positieve uitslag moet het probleem ook echt hebben
-negatief voorspellend; als iemand een negatieve uitslag heeft moet die het probleem niet hebben
-twee perspectieven: je kan bereden vanuit het probleem en vanuit de test

18
Q

Wat zijn een wenselijk en onwenselijk scenario van de decision -theory model?

A

-wenselijk: true positive (A), true negative (D)
-onwenselijk: false negative (C), false positive (B)

19
Q

Formule sensitiviteit

A

-aantal true positives tov van iedereen met probleem
-A/(A+C)=…%

20
Q

Formule specifiviteit

A

-aantal true negatieven tov van iedereen zonder het probleem
-D/(B+D)=…%

21
Q

Formule positief voorspellende waarde

A

-A/(A+B)=…%

22
Q

Formule negatief voorspellende waarde

A

-D/(C+D)=…%

23
Q

Zeldzame conditie decision theory model

A

-probleem komt weinig voor
-lage positieve voorspellende waarde, doordat er veel mensen zijn met een positieve testuitslag zonder probleem
-multiple-gating procedure: meerdere screeningstesten met dezelfde meetpretentie afnemen en kijken of het testresultaat hetzelfde is
-bij screening: sensitiviteit>specificiteit

24
Q

Assesment accomodations

A

-veranderingen in standaard procedure/testen die worden doorgevoerd om de impact van de beperkingen van personen te minimaliseren, die irrelevant zijn voor het construct dat wordt gemeten
-ondersteuningsbehoefte
-doel van aanpassingen is om zo valide en accuraat mogelijk de metingen te verrichten van de score op het construct

25
Q

3 situaties waarin testen aanpassen niet nodig is

A

-als aangetaste vaardigheid direct gerelateerd is aan construct
-als doel van de test is om aan- of afwezigheid van ondersteuningsbehoeften te meten
-aanpassingen moeten uniek een op maat zijn om de behoeften van elk individu tegemoet te komen, dus hoeft niet bij elke test

26
Q

ELL

A

-English language learner

27
Q

Flags

A

-sterretjes zetten bij het onderzoeksresultaat als er voor sommige mensen aanpassingen zijn gedaan
-is niet elke onderzoeker het mee eens

28
Q

Europese ethische code met 4 principes

A

-respect voor individuele rechten en waardigheid van anderen
-professionele competentie (expertise)
-verantwoordelijkheid
-professionele integriteit