College 4 NARCISME Flashcards

1
Q

Conceptualisatie en prevalentie van narcisme
Geschiedenis

A

Narcisme binnen de psychologie een relatief “jong” construct:
 Narcissus mythe in de Griekse oudheid (video): zelfliefde
 19e en vroeg 20e eeuw: Narcisme als seksuele interesse stoornis
 Mid-20e eeuw: Narcisme met een focus op dysregulatie in de zelfwaarde
 Sinds 1970: Narcisme opgenomen in de DSM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Continue/Dimensionele benadering van narcisme

A

Kernaspecten normaal en pathologisch narcisme:
a. Kwaliteit, samenhang en stabiliteit van zelbeeld
b. Affectregulatie (~ regulatie van eigenwaarde)
c. Psychologische en emotionele investering in anderen + aard en kwaliteit van interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Normaal of gezond narcisme

A

Essentieel en functioneel!
a. Zelfbehoud (vermijding gevaar)
b. Eigenwaarde en affectregulatie (je bent een uniek persoon: anders dan anderen)
c. Gezonde interpersoonlijke relaties
→ Matig zelfbeeld en eigenbelang essentieel voor gezond zelfconcept en functionele
interpersoonlijke relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Overdreven narcisme

A

a. Overdreven eigenbelang, risico nemen, idealen en prestaties → Hangt nog wel samen met echte capaciteiten en zodoende enigszins gerechtvaardigd
b. Affect en eigenwaarde meestal gereguleerd
c. Aanvaardbare interpersoonlijke relaties (vaker conflict, meerdere partners)
→ Functioneren = oké, met positieve en negatieve uitschieters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pathologisch narcisme

A

a. Slechte regulatie zelfwaarde
b. Slechte affectregulatie (m.n. boosheid, schaamte, afgunst)
c. Disfunctionele interpersoonlijke relaties (relaties met als doel zelfwaarde te reguleren ipv relaties zelf)
→ Functioneren = wisselend, waarbij mensen vaak fluctueren tussen overdreven en pathologisch narcisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grandioos-exhibitionistisch of overte narcist

A

 Uitgedragen gevoel van superioriteit (zich beter voelen dan anderen)
 Grootse fantasieën om gevoel van eigenwaarde te beschermen
 Gebruiken anderen om gevoel van eigenwaarde te ondersteunen en/of vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kwetsbaar/gevoelig of coverte narcist

A

 Geremd, beschaamd, haatdragend
 (Gevaar op) schaamte staat openlijke uitdraging, superioriteit maar ook daadwerkelijke kansen en mogelijkheden in de weg
 Terughoudend in intimiteit uit angst voor kritiek en afwijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Narcisme in de DSM-5 Sectie II (categorisch)

A

= Een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties,

zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende kenmerken:
 heeft een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid
 is gepreoccupeerd met fantasieën over onbeperkte successen, macht, genialiteit, schoonheid of ideale liefde
 gelooft dat hij ‘heel speciaal’ en uniek is en alleen begrepen kan worden door, of hoort om te gaan met, andere heel speciale mensen (of instellingen) met een hoge status
 verlangt buitensporige bewondering
 hee een gevoel bijzondere rechten te hebben
 exploiteert anderen
 hee gebrek aan empathie
 Is vaak afgunstig of meent dat anderen op hem afgunstig zijn
 Is arrogant of toont hooghartig gedrag of hooghartige houdingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Narcisme in de DSM-5 Sectie III (dimensioneel)
Criterium A, problemen in:

A

 Identiteit: Overdreven, maar fluctuerende zelfwaarde

 Zelf-directie: Onredelijk hoge of lage standaarden voor zelf, gebrek aan inzicht in eigen motivatie, doelen stellen voor verkrijgen waardering anderen

 Empathie: Gebrekkige vaardigheid om behoeftes en gevoelens van anderen te herkennen en ermee te identificeren, extreme gevoeligheid voor de reacties van anderen waar relevant voor de zelf, over-of onderschatting van effect op anderen

 Intimiteit: Oppervlakkige relaties met het doel om zelfbeeld te reguleren, weinig interesse in de ervaring van anderen, focus op wat zij er zelf uitkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Narcisme in de DSM-5 Sectie III (dimensioneel)
Criterium B, met name problemen in:

A

 Grandiositeit en aandachtzoeken (Antagonisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoge comorbiditeit van pathologisch narcisme met:

A

 Niet-persoonlijkheidsstoornissen:
–> depressieve stoornissen,
–> middelenmisbruik,
–> bipolaire stoornis

 Persoonlijkheidsstoornissen:
–> borderline persoonlijkheidsstoornis,
–> antisociale persoonlijkheidsstoornis,
–> obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis,
–> ontwijkende persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Prevalentie van narcistische persoonlijkheidsstoornis

A

 In algemene populatie: 0-6.2%
 In klinische setting: 1.3-22%
 In forensische setting: ?
→ Overlap narcistische en psychopathische trekken

Meer voorkomend bij mannen of vrouwen?
 Bij mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Empathie
(wat en 2 soorten)

A

 Heeft te maken met het kunnen begrijpen van de ander

 Verschillende soorten empathie, waaronder:
o Emotionele empathie (kunnen begrijpen en reageren op wat iemand anders voelt)
o Cognitieve empathie (perspectief kunnen nemen van iemand anders en begrijpen
waar ze vandaan komen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Empathie in narcisme

A

 Traditioneel gedacht dat mensen met pathologisch narcisme geen empathie kunnen voelen (gebrek aan capaciteit)

 Echter, recenter bewijs voor:
a. Neurologische tekorten in emotionele empathie (verminderde capaciteit: niet
kunnen)

b. Motivationele en zelf-regulerende fluctuaties voor cognitieve empathie (geen
motivatie: niet willen)
 Redenen voor deze fluctuaties kunnen zijn:
o Onbereidheid om zich met de emoties en reacties van anderen bezig te houden
o Overweldiging door de emoties en reacties van anderen
→ Leidt tot gevoelens van machteloosheid, a eer, schaamte en verlies van controle
→ leidt tot sterke (agressieve) emotionele reacties of emotionele en/of fysieke
terugtrekking
 Cyclus tussen intense gevoeligheid voor negativiteit en afzijdigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pathologisch narcisme wordt gekenmerkt door (positieve en negatieve gebeurtenissen)

A

Pathologisch narcisme wordt gekenmerkt door reactiviteit en fluctuatie, alsook een gevoel van superioriteit

 Positieve gebeurtenissen: tijdelijke boost aan zelfbeeld en vermindering pathologisch
functioneren (m.n. in het relationele domein) (bvb door steun/aanmoediging/goed
cijfer/promotie)

 Negatieve gebeurtenissen: tijdelijke verslechtering pathologisch functioneren als gevolg van (de perceptie) ondermijnd te worden (ego threat: bvb via kritiek/feedback)
o Gevoel van woede, hostiliteit, schaamte, angst, maar ook irriteerbaarheid en
depressie
 Interpretatie belangrijk: positief intern toeschrijven en negatief extern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kwetsbare narcistische state (en voorbeeld)

A

Opgeblazen ballon: fragiel maar grandioos

Voorbeeld:
Partner verbreekt relatie of geeft kritiek –> voelt zich vernederd –> self righteous reaction;

low to moderate:
‘‘ik kan wel iemand anders krijgen/het lag aan de andere persoon/zij is het niet waard’’

severe:
andere kleineren/schuld in haar schoenen schuiven/mishandeling/moord

17
Q

Narcisme en criminaliteit (en wat is White-collar crime)

A

White-collar crime (≈ kantoor criminaliteit)
 Non-agressieve criminaliteit, zoals fraude
 Daders:
o Meestal in posities van macht of vertrouwen, met speciale skills waardoor ze toegang hebben tot geclassificeerde informatie
o Meestal uit eigen interesse (bv. Geld stelen), maar soms ook ter
bescherming/elevatie van bedrijf (bv. Bedrijf ging ten onder; mijn status hangt daarvan af)
o Vaak overdreven hoog zelfvertrouwen en paradoxaal hoge onverantwoordelijkheid,
onbetrouwbaarheid en risico-nemen
o Narcistische fantasieën van onschendbaarheid en succes maken individuen gevoelig voor misbruik van macht
o Narcistische trekken gelinkt aan gebrek aan schuldgevoel (voelen zoveel entitlement/rechtvaardiging)

18
Q

Intiem partner geweld

A

 = Gebruik van fysieke en/of seksuele agressie binnen romantische relaties (kan ook
emotionele en verbale agressie bevatten; maar is grijs gebied)
 Individuen met pathologisch narcisme interpreteren ambivalente communicatie vaak als persoonlijke aanval, zijn gevoelig voor kritiek, hebben een gevoel van entitlement en afgunst
 Narcisme m.n. bij vrouwen gerelateerd aan intiem partner geweld

19
Q

Fysieke agressie (narcisme)

A

 Zoals al genoemd: ego threat trigger voor o.a. fysiek geweld
 Pathologisch narcisme belangrijke voorspeller van geweld in klinische, forensische en studentenpopulaties

20
Q

Seksueel geweld (narcisme)

A

 Sterk verband tussen pathologisch narcisme en seksuele agressie en dwang, mogelijk door:
o Eigen aantrekkelijkheid wordt niet in vraag gesteld (superioriteit)
o Onvermogen of ongewilligheid om ander zijn perspectief te nemen
o Status willen verkrijgen met seksuele bekwaamheid
o Gevoel hebben recht te hebben op seks (entitlement)
o Ander willen straffen als seks ontzegd wordt
→ ‘Narcistische weerstandstheorie van verkrachting’: vernedering –> verkrachting
(ander ook vernederen)

21
Q

Beoordeling pathologisch narcisme

A

 Narcisme is een relatieve nieuwkomer in het psychiatrische veld!
Voor beoordeling kunnen we gebruik maken van:
 Interview, maar:
o Moet oppassen om geen provocaties te veroorzaken (balans vinden als beoordelaar)
o Problemen met eerlijkheid en zelf-inzicht (niet willen/niet kunnen)

 Vragenlijsten, maar:
o Niet veel goede vragenlijsten, m.n. voor kwetsbaar narcisme aspecten (veel gaan
over grandioos narcisme)
o Meestal zelf-rapportage → eerlijkheid en zelf-inzicht problemen
o Veel overlap met andere “donkere” constructen (psychopathie, narcisme, sadisme, etc.)
→ Gouden standaard: mul-trek, multi-methode approach met veelvuldig gebruik van collaterale informatie en ander-rapportage

22
Q

Behandeling pathologisch narcisme

A

 Individuen met pathologisch narcisme vaak ongewillig in behandeling
 Geven vaak enkel stukjes van de waarheid en hebben een eigen agenda
 Gaan “onacceptabele” topics uit de weg (schaamte en vernedering willen ze niet bespreken)

Wat kun je dan wel als behandelaar?
 Wees flexibel!
 Probeer de motivatie van je patiënt aan te wakkeren! (bv. het helpt jou ook; voor jou ook fijn als het beter gaat met professionele en romantische relaties)

Maar nog veel onderzoek nodig naar wat wel (en niet) werkt!

23
Q

Samenvatting Narcisme

A

 Narcisme is een complex construct dat we vanuit verschillende hoeken kunnen benaderen
 Problemen met empathie in pathologisch narcisme kunnen diverse oorzaken hebben
 (De perceptie van) bedreigingen van het zelf spelen een belangrijke rol in de link van
pathologisch narcisme met geweld
 Pathologisch narcisme is gelinkt aan een breed scala aan criminele gedragingen
 Beoordeling en behandeling staat nog in de kinderschoenen, maar er zijn al een aantal
duidelijke do’s en don’ts
 Voorbeeld: Donald Trump

24
Q

Oefen tentamenvraag
Welk van de volgende uitspraken beschrijft de capaciteit voor empathie in individuen met
pathologisch narcisme het MEEST CORRECT?

Individuen met pathologisch narcisme…
a. Hebben evenveel capaciteit voor emotionele en cognitieve empathie als individuen zonder pathologisch narcisme

b. Hebben evenveel capaciteit voor emotionele empathie maar een verminderde capaciteit voor cogntieve empathie vergeleken met individuen zonder pathologisch narcisme

c. Hebben een verminderde capaciteit voor emotionele empathie maar evenveel capaciteit voor cognitieve empathie vergeleken met individuen zonder pathologisch narcisme

d. Hebben een verminderde capaciteit voor emotionele en cognitieve empathie vergeleken met individuen zonder pathologisch narcisme

A

C. Hebben een verminderde capaciteit voor emotionele empathie maar evenveel capaciteit voor cognitieve empathie vergeleken met individuen zonder pathologisch narcisme