College 1 INTRODUCTIE Flashcards

1
Q

antisociaal gedrag

A

“Gedrag dat maatschappelijke normen niet respecteert, we en of de rechten van anderen of (in het geval van kinderen) verwachtingen van autoriteitsfiguren zoals ouders of leraren
schendt” (Frick, 1998)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Agressie

A

“Enig gedrag dat gericht is op een ander individu dat wordt uitgevoerd met de directe bedoeling om schade toe te richten. In toevoeging moet de dader het idee hebben
dat het gedrag schade zal toerichten aan dat andere individu en dat dat andere individu
gemotiveerd is om schade te ontwijken.” (Bushman & Anderson, 2001)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geweld

A

Specifieke vorm van agressie met extreme schade als doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is dus NIET agressie en geweld?
Geen handelingen die … zijn:

A

 Onopze elijk (auto ongeluk)
 Consensueel (vecht sporten)
 Uiteindelijk voordelig (medisch: tandarts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

riminaliteit (offending)

A

“Criminaliteit is gedrag dat door de wet strafbaar gesteld wordt.”
 Hangt af van de context: kan verschillen per land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe relateren de verschillende definities van antisociaal gedrag, agressie en geweld zich tot elkaar?

A

antisociaal gedrag overkoepeld agressie en geweld

agressie overkoepeld geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderzoek naar antisociaal gedrag in het verleden

A

 Origineel gezien als puur biologisch of psychosociaal
 In late 19e en vroege 20e eeuw: opkomst van modellen om antisociaal gedrag te verklaren:
o Genetisch
o Evolutionair
o Biopsychologisch
o Psychosociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Genetische modellen –>
Erfelijkheid van gedrag en variatie daarin zorgt voor individuele verschillen → bewijs: rol genen in antisociaal gedrag ong. 50%
 Tweeling en adoptiestudies

A

o Monozygote (MZ) tweeling =
100% overlap genen, 100% overlap omgeving

o Dizygote tweeling =
50% overlap genen, 100% overlap omgeving

o MZ in verschillende huizen =
100% overlap genen, 0% overlap omgeving

o Geadopteerd brus =
0% overlap genen, 100% overlap omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

antisocaal gedrag onderzoek –> Moleculaire studies (minder populair)

A

o Welke genen precies zorgen voor variaties (opzoek naar 1 gen); Zoektocht naar
variatie in allel-vormen

o Echter:
 Onwaarschijnlijk dat antisociaal gedrag gecodeerd is op één gen
 Invloed van genen kan verschillen in verschillende ontwikkelingsfases,
blootstelling aan omgeving en soort antisociaal gedrag

o Recenter: Genome Wide Association Studies (GWAS) = data-driven: kijken naar alle
genen, en dan naar wat er naar boven komt (vissen; obv data kijken naar wat er
uitkomt) –> bosjes genen identificeren, maar miljoenen mensen nodig om genoeg
power te hebben; dus geen repliceerbare/betrouwbare conclusies te trekken

 Werd minder populair door associatie met eugenetische beweging (betekent dat we perfecte kinderen kunnen kweken door slechte genen eruit te halen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

antisociaal gedrag onderzoekn –> Biopsychologische modellen

A

 Focussen op hoe aspecten van biologische systemen (ons lichaam) invloed hebben op
antisociaal gedrag, bijv.
o Hersenen
o Hormoonsysteem
o Zenuwstelsel
o Immuunsysteem

Phineas Cage kreeg stalen paal door zijn hoofd en hee zijn functioneren en
persoonlijkheid/gedrag verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

antisociale gedrag onderzoek verklaren iets –> Psychosociale modellen

A

Focussen op de invloed van de omgeving op individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gen-omgevingscorrelatie (rGE): situaties waarin genen en omgeving gelinkt zijn (3)

A

o Passief: ouders hebben genetisch en via eigen gedrag invloed op hun kind

o Evocarief: kinderen hebben ook actieve rol in opvoeding

o Actief: actief uitzoeken van bepaalde situaties (kids met antisociale trekken zoeken
soortgelijke vrienden op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

genen en omgeving (MAOA, agressie, ouders)

A

 Jongens met het lage MAOA gen hebben een verhoogde kans op antisociaal gedrag, maar enkel wanneer zij als kind mishandeld zijn (interactie)

 Mensen die agressiever zijn, zullen ook vaker in barfights raken (actief)

 Ouders met agressieproblemen voeden hun kinderen vaker in lage SES omstandigheden op (passief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Patronen van agressie over tijd en de levenspanne

A

 Geweld is in de laatste millennia afgenomen
 Binnen mensenlevens ook sprake van afname; fysieke agressie hoogst in vroege kindertijd en neemt daarna af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Drie patronen van fysieke agressie

A
  1. Afwezigheid agressie vanaf vroege kindertijd t/m adolescentie
  2. Gemiddelde niveaus agressie in vroege kindertijd en afname daarna
  3. Hoge agressie in vroege kindetijd t/m adolescentie

→ #1 en #2 meest voorkomend
→ Jongen vaker in #3, meisjes vaker in #1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

 Twee (of drie) patronen van indirecte agressie

A
  1. Stabiel laag
  2. Hoog en toenemend
  3. (Erg hoog en stabiel): vergelijkend met groene groep

→Kleine meerderheid in #1 t.o.v. #2
→Meisjes vaker in #2 dan jongens, maar verschil verdwijnt in de volwassenheid

17
Q

Agressie kan worden gecategoriseerd op verschillende manieren:

A

 Indirect versus direct
 Type agressie
 Motivatie voor agressie

18
Q

Indirecte agressie (covert)

A

vaak meer anoniem, indirecte schade aan target
o bijv. Sociale status schade of sociale exclusie (roddelen; buitensluiten)

19
Q

Directe agressie (overt)

A

zichtbaarder en daarmee de dader ook identificeerbaarder
o bijv. Iemand anders uitschelden

20
Q

Type agressie

A

 Verbaal
 Relationeel: schade toebrengen aan status
 Fysiek
 Andere, niet-interpersoonlijke vormen: iemands auto in brand steken

21
Q

Motivatie voor agressie

A

 Meest gebruikte onderscheid in de literatuur

 Reactieve agressie = warm-bloedig (hot-blooded), impulsief, in reactie op een (vermeende) provocatie, defensief
→ link met negatieve emoties

 Proactieve agressie = koud-bloedig (cold-blooded), voorbereid, met een doel buiten het
schade toebrengen aan een ander (bijv. verkrijgen van bronnen of status), instrumenteel, offensief

22
Q

Genetische invloeden reactieve en proactieve agressie:

A

niet zoveel bewijs, maar reactieve agressie valt meer samen met genen en omgeving, terwijl proactief agressie wordt gevonden dat het soms meer genetisch wordt bepaald