College 3 BASIS PERSOONLIJKHEIDSKENMERKEN Flashcards
eyesencks PEN model
psychopathie, extraversie, neuroticisme
Vijf-Factoren model (VFM) of Big 5:
- Neuroticisme
- Extraversie
- Openheid voor ervaringen
- Vriendelijkheid/Altruïsme
- Consciëntieusheid
Neuroticisme
individuele verschillen in (sociale) angst, ergernis, kwetsbaarheid en negatieve
emotionaliteit
Extraversie
refereert naar sociaal, assertief, dominant, energiek en optimistisch zijn, versus
een voorkeur hebben voor solitaire activiteiten, anderen volgen en introvert zijn
Openheid voor ervaringen:
creatief zijn, problemen/situaties met open geest benaderen tov
minder fantasierijk en meer nuchter zijn, voorkeur hebben voor bekende paden en
oplossingen
Vriendelijkheid/Altruïsme:
kwaliteit van sociale interactie: warm, vriendelijk, empathisch
versus koud, egocentrisch en antagonistisch
Consciëntieusheid:
werkgerelateerde trekken: precies, ordelijk, planmatig, ambitieus, maar
ook beschikken over zelfdiscipline en zichzelf als competent beschouwen
Big 5
Op het moment de meest dominante persoonlijkheidstheorie
Cross-cultureel, cross-situationeel en longitudinaal consistent
Trekken goede voorspellers van gedrag en belangrijke uitkomsten
o Positief maar ook negatief → zoals antisociaal gedrag en geweld!
Links met antisociaal gedrag en agressie
Duidelijke link antisociaal gedrag en agressie met Altruïsme en (in mindere mate)
Neuroticisme en Consciënieusheid (NAC hoolicans!)
Streepje eronder = significant
Link met motivatie van agressie
Neuroticisme kan een rol spelen in agressie via verschillende routes:
Warmbloedig antagonisme/agressie = ↑N ↓A
o Defensieve en emotionele agressie
o Reactief geweld, na provocatie
Koudbloedig antagonisme/agressie = ↓N ↓A
o Instrumentele agressie, proactief geweld
Het Alternatieve Model van Persoonlijkheidsstoornissen (AMPS) in de DSM-5 Categorische benadering van persoonlijkheidsstoornissen (oude model)
DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) – AS II
PS wordt egosyntoon ervaren (als iets wat bij je hoort) (AS II)
Gezien als anders dan een klinische (As I) stoornis: niet egosyntoon, maar egodictoon (iets wat je hebt; anders dan hoe je je normaal zou gedragen, bvb depressie)
Clusters persoonlijkheidsstoornissen
Cluster A: vreemd gedrag
Cluster B: verstorend &
egocentrisch
Cluster C: variabel; hechting
Cluster A
- paranoïde
- Schizoïde
- Schizotypisch
Cluster B
- Antisociaal
- Borderline
- Histrionisch
- Narcistisch
Cluster C
- Vermijdend
- Afhankelijk
- Obsessief compulsief
Categorische benadering
van persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-IV en DSM-5 (sectie II):
o ernstige, aanhoudende en starre patronen
o van gedrag en innerlijke beleving
o die starten in de adolescentie of vroege volwassenheid
o die ernstig afwijken van culturele verwachtingen
o en uitmonden in blijvende stress en beperkingen
o in interpersoonlijke relaties en in het professioneel leven
o en door de patiënt als egosyntoon ervaren worden
Optelsom van relevante criteria
Ja-of-nee beslissing van (persoonlijkheids)stoornissen → kwalitatief verschil ‘‘gezond’’ vs. ‘‘ongezond’’
Veel problemen, zoals heterogeniteit (bv. de ene persoon ervaart ene 4 criteria, en een
andere de andere 4) en comorbiditeit!
Een Alternatief Model voor Persoonlijkheidsstoornissen (AMPS)
–> Dimensionele benadering
Alternatief model: Persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-5 (sectie III):
Onderscheid klinische (As I) en persoonlijkheidsstoornissen (As II) verdwenen, alsook Cluster A-C
Laten vallen van 4 persoonlijkheidsstoornissen:
o Histrionisch/Theatrale PS
o Schizoïde PS
o Paranoïde PS
o Afhankelijke PS
Dimensionele benadering van persoonlijkheidsproblemen, waarbij:
o PS = extreme variant algemene persoonlijkheidstrekken
o Kwantitatief onderscheid tussen gezond vs. ongezond
Criteria voor PS volgens het AMPS
Algemene criteria dimensionele diagnostiek PS (DSM-5 Sectie III):
A. Ma ge of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren: zelf & interpersoonlijk
B. Eén of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken
C. Relatief inflexibel en pervasief, en tot uiting komend in een brede range van persoonlijke en sociale situaties
D. Relatief stabiel over de tijd, startend in de adolescentie of vroege volwassenheid
E. A&B worden niet beter verklaard door een andere mentale stoornis
F. A&B worden niet toegeschreven aan fysiologische effecten van middelenmisbruik of andere medische condities
G. A&B worden niet beter begrepen als normaal passend binnen iemands ontwikkelingsfase of socioculturele omgeving
C tmt G hetzelfde als categorische model
Domeinen en facetten Criterium B
NEGATIEF AFFECT –> Laag neuroticisme
- Emotionele labiliteit
- Angst
- Separatie angst
- Onderdanigheid
- Vijandigheid
- Volharding
AFSTANDELIJKHEID –> Laag extraversie
- Terug-getrokkenheid
- Depressieviteit
- Anhedonie
- Vermijding van intimiteit
- Beperkt affect
- Achterdocht
ANTAGONISME –> Laag altruïsme
- Manipulatie
- Bedrog
- Grandiositeit
- Aandacht zoeken
- Kilheid
DISINHIBITIE –> Laag consciëntieusheid
- Onverantwoordelijkheid
- Impulsiviteit
- Afleidbaarheid
- Laag: Rigide perfectionisme
- Risico’s nemen
PSYCHOCITISME –> Hoog openheid voor ervaringen
- Ongewone overtuigingen & ervaringen
- Excentriciteit
- Cogitieve & perceptuele disregulatie
Psychopathie in een notendop
“Het psychopatische individu is welbespraakt, grandioos, oneerlijk, sluw en manipulatief, gevoelloos, impulsief, onverantwoordelijk, zoekt stimulatie, weigert verantwoordelijkheid te nemen voor acties, heeft een gebrek aan schuldgevoel, empathie en berouw.”
Geen officiële DSM PS (iedereen met psychopathie heeft ASPS, maar niet andersom)
Positief gelinkt aan agressie, antisociaal gedrag, institutioneel wangedrag, recidivisme en externaliserend gedrag
Echter niet helemaal duidelijk of dit deel is van het construct of een uitkomst (Hoorcollege 6)
Antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASPS) in een notendop
“Pervasief patroon van veronachtzaming en schending van de rechten van anderen dat zich openbaart vanaf het 15e levensjaar. Dit patroon wordt gezien in het volgende: weigert zich aan sociale normen te houden, bedriegelijkheid, impulsiviteit of onvermogen om vooruit te plannen, irriteerbaarheid en agressiviteit, roekeloze minachting voor de veiligheid van anderen, consistente
onverantwoordelijkheid en gebrek aan berouw”
Veel overlap met psychopathie
In AMPS: psychopathie als specifier van ASPS
(Net als psychopathie) links met agressie, antisociaal gedrag, institutioneel wangedrag,
recidivisme en externaliserend gedrag
Narcistische persoonlijkheidsstoornis (NPS) in een notendop
“Heeft een grandioos gevoel van belangrijkheid, is in beslag genomen met grootse fantasieën, heeft het geloof dat zijzelf special of uniek zijn, heeft een nood aan bewondering, heeft een gevoel van entitlement, maakt gebruik van uitbuiting van andere mensen, heeft een gebrek aan empathie, ervaart veel afgunst en is arrogant.”
Grandioos vs. kwetsbaar narcisme
M.n. grandioos gelinkt aan psychopathie en ASPS
Links met agressie
o Soort agressie hangt af van type narcisme
Overlap beter begrijpen
Om die overlap beter te begrijpen, kunnen we de basis van deze PSen bekijken in
persoonlijkheidstrekken:
o Via expert ra ngs
o Via meta analyse
Conclusie: Links persoonlijkheidstrekken met Persoonlijkheidsstoornissen (Tabel 6.1)
Psychopathie, ASPS en NPS scoren allemaal laag op Altruïsme facetten
o Maar ook verschillen, bijv. consciëntieusheid meer gelinkt aan psychopathie en ASPS dan aan NPS
o Overlap in facetten verklaart ook waarom psychopathie en ASPS sterker comorbide
zijn dan bijv. ASPS en NPS
Zoals we daarstraks zagen hing m.n. Altruïsme maar ook Neuroticisme en Consciëntieusheid samen met verschillende vormen van geweld!