college 10 Flashcards

1
Q

agressie

A

intentioneel gedrag met als doel iemand fysiek of mentaal pijn doen
–> meer dan alleen fysiek geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

soorten agressie

A
  1. hostile aggression (vijandige agressie)
  2. instrumental aggression (instrumentele agressie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hostile aggression

A

een daad van agressie als gevolg van een gevoel van boosheid met als doel iemand pijn te doen of te verwonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

instrumental aggression

A

een intentie om iemand pijn te doen, maar het pijn doen is een middel om iets te bereiken en niet het doel
–> tactisch gebruik maken van agressie, niet om iemand pijn te doen, maar om een ander doel zoals sociale status of geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aspecten van het internet die kunnen bijdragen aan agressie

A
  1. aspecten die motivatie creeëren = motivational aspects
  2. aspecten die interne en externe remming (inhibitie) verminderen = disinhibitory aspects
  3. aspecten die agressief gedrag mogelijk maken = opportunity aspects
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

motivational aspects

A
  • internet is altijd aanwezig
    –> grote mate van bootstelling
    –> kunnen dingen gewoon gaan vinden
  • veel mensen hebben toegang
  • interactief waardoor je meer betrokken raakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

disinhibitory aspects

A
  • participatie is meestal privé en anoniem
  • de content is niet gereguleer (–> extremere inhoud)
  • participatie wordt niet door anderen in de gaten gehouden
  • contact met gelijken zorgt voor versterking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opportunity aspects

A
  • doelwit is vrij makkelijk bereikbaar (veel info beschikbaar over mensen)
  • identiteit kan makkelijk worden vermomd (jonger voordoen)
  • slachtoffers worden veelal niet gezien (geen consequenties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pesten

A

an aggressive, intentional act or behavior that is carried out by a group or an individual
repeatedly and over time against a victim who can not easily defend him or herself
–> vorm van misbruik gebaseerd op onbalans van macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cyberpesten

A

an aggressive, intentional act or behavior that is carried out by a group or an individual,
using electronic forms of contact, repeatedly and over time against a victim who can not
easily defend him or herself

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pesten online vs. offline

A
  • Afhankelijk van technische expertise
  • Anoniem - indirect (deindividuatie – disinhibitie)
  • De reactie van het slachtoffer is onzichtbaar
  • Meer variatie in de rollen van de omstander
  • Status die je kan krijgen doordat je anderen laat zien dat je macht hebt over een ander persoon is meestal afwezig bij cyberpesten
  • Veel groter bereik
  • Moeilijk het pestgedrag te ontvluchten (gaat 24/24 door)

DUS
* De pester gaat verder dan in echte leven en het slachtoffer is kwetsbaarder
* Bij cyberpesten wordt het slachtoffer ten overstaande van het gehele internet vernederd
* Lastiger te stoppen & de gevolgen gaan heel lang door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

motieven voor cyberpesten

A
  • interne motieven (wraak)
  • externe motieven (geen confrontatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

trolling

A

= intentionally provoking and/or antagonising users in an online environment that creates an often desirable, sometimes predictable, outcome for the troll
= practice of behaving in a deceptive, destructive, or disruptive manner in a social setting on the Internet with no apparent instrumental purpose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat weten we van trolling

A
  • komt overal voor
  • vaak opgeleide en sociale mensen
  • motivaties zijn: entertainment, verveling, wraak, frustratie en sensatie zoeken
  • vaan cyclisch (ook zo bij cyberpesten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verslaving

A

a maladaptive pattern of substance use, leading to significant psychological impairment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

symptomen verslaving

A
  • Terugtrekken
  • Geen controle meer over het gebruik
  • Continue consumptie ondanks negatieve consequenties
17
Q

wat maakt online verslaving heftiger

A
  • altijd aanwezig
  • altijd toegankelijk
  • niet duur
  • sociale aspect
  • competitie-element
  • oneindig spel
  • ontsnapping uit de echte wereld
18
Q
A