College 1 - Introductie Flashcards

1
Q

Stress (perceptie)

A

Een toestand die wordt ervaren wanneer een persoon
waarneemt dat de eisen de persoonlijke en sociale
bronnen die het individu kan mobiliseren, overstijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stress (stimulus)

A

Een constellatie van gebeurtenissen, bestaande uit een stimulus die een reactie op de hersenen uitlokt, die fysiologische vecht- of vluchtsystemen
in het lichaam activeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stress in de klinische praktijk

A
  • Maakt mensen ziek, zonder dat ze een ziekte hebben
  • Verhoogt de kans op ontwikkeling van mentale en fysieke gezondheidsproblemen
  • Heeft een negatieve invloed op het herstel na een ziekte of verwonding
  • Heeft een negatieve invloed op de effecten van medische interventies
  • Heeft een negatieve invloed op de communicatie tussen patiënt en arts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de stress-respons?

A

De actie van het lichaam om de homeostase, veroorzaakt dor de stressor, te herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Adaptieve stress

A
  • Acuut
  • Korte duur
  • Snel herstel
  • Het lichaam voorbereiden op gevaar
  • Gevaar signaleren

__>__>___>

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Disruptive stress (verstorende stress)

A
  • Chronisch
  • Lange duur
  • Langzaam herstel
  • Vroeg begin
  • Signaleert geen gevaar, en bereidt het lichaam nergens op voor; ineffectief

__»»»»»»»»» (duurt heel lang en er is langzaam herstel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Positieve consequenties korte termijn stress

A

(minuten tot uren)
1. Verhoging van immuunbescherming

  1. Verbetering van mentale en fysieke prestaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Positieve consequenties chronische stress

A
  • Langdurig
    1. Onderdrukt symptomen van auto-immuunziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Negatieve consequenties korte termijn stress

A
  • Emotioneel:
    Negatieve stemming
  • Cognitief:
    Slechte concentratie en geheugen
  • Gedrag:
    Roken, alcohol
  • Biologisch:
    Tast Immuun- en endocrien systeem aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Negatieve consequenties langdurige stress

A

Gezondheid:
- Auto-immuun ziekte
- Hart- en vaatziekten
- Kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fight or flight respons (W.B. Cannon)

A

Ingebouwd mechanisme om homeostase te bewaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Parasympatische stelsel

A

In rusttoestand
(meer speekselaanmaak, houdt de blaas gespannen, inhibeert hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sympatische zenuwstelsel

A
  • Actief, Tijdens fight/flight;
    wanneer je stress ervaart.

(verwijdt pupillen, versnelt hart, ontspant blaas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Centraal Zenuw Stelsel

A
  • Bestaat uit het brein, ruggenmerg en zenuwen
  • Stimuleert gedrag/functies.
  • Werkt via neurotransmitters via het zenuwstelsel (adrenaline, noradrenaline)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Endocriene systeem

A

Bestaat uit hypothalamus, hypofyse, schildklier, bijnier, pancreas, eierstokken en testikels

  • Duurt langer dan CZS
  • Weet via de hypothalamus dat het CZS actie is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SAM

A

Sympathisch-adrenomedullair systeem

  • Geactiveerd door het Centrale Zenuwstelsel
  • SAM laat neurotransmitters en hormonen vrij.
14
Q

HPA as

A

Hypothalamus –> Pituitary –> Adrenal gland –> Hormones

(Hypothalamus –> Hypofyse –> Bijnier –> Hormonen)

15
Q

Stress respons hormonen SAM

A
  • Epinefrine
  • Norepinefrine

(adrenaline, noradrenaline)

16
Q

Stress respons hormonen HPA-as

A
  • Glucocorticoïden:
    Cortisol
  • Steroïden:
    Oestrogeen
    Testosteron
17
Q

Corticotropin Releasing Hormone (CRH)

A

de centrale regulator van de HPA-as

  • CRH wordt via de hypothalamus het brein ingstuurd, de hypofyse laat dan ACTH vrij
18
Q

ACTH: Adrenocorticotropic hormone

A

Vrijgelaten door de hypofyse (pituitary)

Reguleert via de bijnier (adrenal gland) de productie van cortisol en androgeen. (glucocorticoïden)

19
Q

Overige stresshormonen

A

Pancreas:
- Glucagon: glucose productie in de lever

Pituitary (hypofyse):
- Prolactin; melkproductie
- Vasopressin: waterbalans, bloeddruk

Pituitary (hypofyse) + brain:
- Endorfine: onderdrukken van pijn
- Enkefaline: verminderen pijn en gevoel van geluk

20
Q

Geïnhibeerde hormonen tijdens stress

A

Reproductiehormonen:
- Oestrogeen
- Testosteron

Groeihormonen:
- Insuline

21
Q

GAS: General Adaptation Syndrome (Hans Seyle)

A

1) Alarmfase: initiële respons
- Adrenaline, energie
- Fight/flight
–> Adrenaline toename

2) Weerstandsfase: on-guard zijn; vechten tegen stress: ‘Dit komt wel goed”
- Herstel
- Dealen met stress als herstellen niet lukt
- Frustratie
–> Cortisol toename

3) Uitputtingsfase: je geeft op met vechten
- Vermoeidheid
- Burnout
–> schade aan lichaam

22
De reactiviteitshypothese
Stressor gaat gepaard met fysiologische reactie
23
J.W. Mason's perspectief op stress
De reactie op stress verschilt tussen individuen en binnen individuen (tijd)
24
S.R. Burchfield's perspectief op stress
Het niet kunnen aanpassen aan chronische stress duidt op psychologische, niet fysiologische uitputting
25
Prolonged activation model
Een stressor zal alleen onze gezondheid beïnvloeden als het fysiologische effect langdurig is (bijv. lang vóór de stressor optreedt of langzaam herstelt)
26
Michigan stress model (Kahn)
Persoonlijkheid en sociale steun hebben invloed op de perceptie van een stressor, de stressreactie en op de uiteindelijke gezondheid.
27
Conclusie psychologen over stress
- Stressrespons is niet puur fysiologisch - Niet iedereen heeft dezelfde stressrespons - De stressrespons en de duur ervan verschillen tussen en binnen personen
28
De cyclus van stress (Reznick)
Psychobiologische reactie op stress - Meten van zowel psychologische als fysiologische componenten in 4 fasen: 1) Rustfase 2) Spanningsfase 3) Reactiefase 4) Verlichtingsfase - Meten van frequentie, duur en intensiteit
29
Genderverschillen in stressrespons
Fight or Flight: - Mannelijke reactie - Agressief - Sympatisch zenuwstelsel, glucocorticoïden Tend and Befriend: - Vrouwelijke reactie - Verzorgen - Sociale aansluiting zoeken - Oxytocine
30
GUTS: Generalized Unsafety Theory (Brosschot)
Het gaat niet om de stressor, maar om de veiligheid. Onze default mode is gestrest zijn, we creëren een veilige situatie om minder stress te voelen. Wat wordt ervaren als stressvol verschilt per persoon. Als je je onveilig voelt blijft de stressreactie dus aan.
31
Dichotome model (Lazarus)
Je aanname over stress bepaalt de reactie; emotioneel of rationeel. 1) Stressor zien als bedreiging --> emotionele reactie 2) Stressor zien als uitdaging --> rationele reactie
32
Transactional model of stress (Lazarus & Falkman)
Situatie --> eerste appraisal. 1e appraisal: ervaar je de stressor als bedreiging of niet. NEE --> geen stress JA --> tweede appraisal 2e appraisal: denk je dat je de stressor aankunt? NEE--> Negatieve stress JA --> Positieve stress
33
Samenvatting
- Acute stress is vaak adaptief - Chronische stress kan onze gezondheid aantasten - Je moet een stressor zien als een uitdaging ipv een bedreiging - Veel exposure aan een stressor past de stressrespons aan - Stressreacties kunnen verschillen per persoon