Col. 4- Cortical Organization Flashcards

Boek H4+7(gedeeltelijk)

1
Q

Retinotopische map

A

spatiële cortexorganisatie; bepaald punt op retina correspondeert met bepaalde locatie in striate cortex
- ruimtelijke positie t.o.v. omgeving blijft behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Crotical magnification

A

locaties dichter bij fovea beslaan een groter oppervlak in de cortex –> grotere resolutie door kolomorganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Locatie kolommen

A

in cortex van buiten naar binnen, dan alle neuronen op zelfde lijn hebben receptief veld op ongeveer zelfde locatie op retina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oriëntatie kolommen

A

in cortex van buiten naar binnen, dan alle neuronen op zelfde lijn zijn gevoelig voor zelfde oriëntatie
- kolommen voor verschillende oriëntaties liggen naast elkaar BINNEN locatie kolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hyperkolom

A

1mm brede locatiekolom die alle mogelijke oriëntatie kolommen bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tiling

A

waarnemen van beelden obv een hyperkolom per receptief veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dorsale baan

A

functionele organisatie; = prariëtale baan, = waar/hoe-pad, = actie systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ventrale baan

A

functionele organisatie; = temporale baan, = wat-pad, = perceptie systeem
- herkennen van objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Object-discrimination task

A

juiste object onderscheiden obv vorm

- ventrale baan nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Landmark-discrimination task

A

juiste object kiezen obv positie tov bepaalde landmark

- dorsale baan nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Visual form agnosia

A

schade ventrale baan; objceten/ oriëntaties herkennen en benoemen lukt niet, er op een correctie manier mee/naar bewegen wel (brief actief posten goed)
- perceptie niet goed, actie wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Optische ataxie

A

schade dorsale baan; objecten oriëntaties inschatten gat goed, er op correcte manier naar bewegen lukt niet (brief actief posten slecht)
- perceptie goed, actie niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Modulariteit

A

Er zijn specifieke cortex gebieden van groepen cellen die gevoelig zijn voor een bepaald type stimuli

  • fusiforme face area
  • PPA
  • EBA
  • IT-cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

PPA

A

activiteit correspondeert met ruimtes/ gebouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EBA

A

activiteit correspondeert met lichaamsvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Distributed representation

A

1 stimulus activeert meerdere modules

  • activiteit verspreid over hele cortex
  • veel stimuli zijn multidimensioneel
  • -> represtentatie stimulus obv activiteit verdeeld over hele cortex
17
Q

MTL (o.a. hippocampus)

A

bevat kennis voor top-down processing, neuronen coderen voor heel CONCEPT

  • -> herinneren (en beetje herkennen)
  • 1 aspect concept geactiveerd –> hele concept geactiveerd
  • ook onthouden van landmarks
18
Q

Decision-point landmark

A

herkenningspunt op kruispunten/ afslagen in route –> herkennen welke afslag je moet kiezen

  • wordt meest naar gekeken tijdens navigeren
  • meest essentieel voor succesvol navigeren
  • meeste hersenactiviteit bij “herinneren” van dat landmark
19
Q

Non-decision-point landmark

A

herkenningspunt op route waar je NIET van richting kunt veranderen

20
Q

Cognitieve map

A

representatie van spatiële layout van doolhof herinneren –> altijd naar een bepaald doel toe kunnen onafhankelijk van startpunt
- obv exploratie

21
Q

Plaats cel

A

neuron die codeert voor bevinden op bepaalde plaats

22
Q

Grid cel

A

neuron die actief wordt bij bevinden op MEERDERE locaties; elke locatie is hoekpunt van raster

  • elk hoekpunt van raster activeert zelfde neuron
  • meerdere rasters die bij andere neuronen horen vlak naast elkaar
  • verplaatsing –> bepaald atcivatiepatroon gridcellen –> bewegingsrichting en afstand
23
Q

Head-direction cel

A

neuronen die coderen voor richting waarin je geöriënteerd staat

24
Q

Border cel

A

neuronen die coderen voor bevinden aan een grens van de omgeving

25
Q

Statische oriëntatie matching

A

passief inschatten en rapporteren welke oriëntatie een bepaald object heeft
- ventrale baan

26
Q

Prosopagnosie

A

schade temporaal (= ventrale baan) –> geen gezichten meer herkennen, wel stem

27
Q

Mind- body probleem

A

hoe worden fysieke processen (AP’s) getransformeerd naar rijke, perceptuele ervaringen?

28
Q

Topografische agnosie

A

geen landmarks kunnen herkennen