CMI week 4 Flashcards
wat kan tot distributieve shock leiden
urosepsis
anafylaxie
bijnierschorsinsufficientie
cholangiosepsis
wat kan tot obstructieve shock leiden
spanningspneumothorax
longembolie
harttamponade
compressie v cava door tumor
wat kan tot hypovolemische shock leiden
fractuur bekken na trauma
geruptureerd aneurysma aorta abdominalis
ectopische zwangerschap
massale epitaxis
wat kan tot cardiogene shock leiden
cardiomyopathie
groot hartinfarct
myocarditis
myocardischemie
kenmerken obstructieve shock
verhoogde centraal veneuze druk en pericardvocht
kenmerken distributieve shock
verhoogde gemengde zuurstofsaturatie
door pahtogenen, hele lage weerstand, MVO2 normaal/hoog. Bloodflow gaat omhoog, huid wordt warm
lichamelijke reactie nier bij veel bloedverlies
vasoconstrictie van renale afferente en efferente arteriole
kenmerken hypovolemische shock
gemengd bloed
MVO2 omlaag
koude klamme huid
kenmerken cardiogene shock
MVO2 omlaag, koud en klam
handhaven circulerend volume bij hemorragische shock
vloeistof van interstitieel naar intravasculair
wat doen bij accuuut hartfalen
lisdiuretica
lage dosis morfine
vaatverwijders
toxisch nicotine vergifitiging syndroom symptoom
diarree
stappen astmamedicaite
zonodig kortwerkend beta2sympaticomimeticum
inhalatiecorticosteroid in start dosering
verdubbeling dosering inhalatiecorticosteroid
langwerkend beta2 ysmpaticomimeticum
leukotrieenreceptorantagonist
ABCDE
B – saturatie, frequentie, hulpademhalingsspieren, symmetrie, crepitaties, rhonchi
C – pols, bloeddruk (miss hemodynamisch instabiel) – vullen 500 ml in half uur of passive leg raise (hartslag moet dan dalen)
D – glucose, response
E – temperatuur, brandwonden
welke antibiotica geef je bij longontsteking
ceftriaxon, gentamycine (werken synergystisch en genta tegen negatief wat niet gedekt wordt door ceftriaxon), ciprofloxacine (vanwege legionella)